CH.49 Chromosomale afwijkingen (Nelson, Essential of Pediatrics)
Door fouten in meiose tijdens productie gameten (geslachtscel).
Bij chromosomale afwijkingen treedt in meeste gevallen miskraam op. (Bij
downsyndroom 80%)
Kenmerken wijzend op chromosoomafwijking → laag geboortegewicht, slechte groei,
ontwikkelingsstoornis en aanwezigheid 3 of meer aangeboren misvormingen (bv
verdikte nekplooi).
Aneuploïdie = afwijkingen in aantal, gevolg van nondisjunction.
Nondisjunction = het scheiden van een chromosomenpaar mislukt tijdens meiose of
mitose.
Duplicaties en deleties → door ongelijke kruising tijdens meiose.
Down Syndroom (DS) (trisomie 21)
1 op 700 geboortes.
Meestal door nondisjunctie maternale meiose fase I.
47,XX, +21 of 47,XY, +21
3% Robertsoniaanse translocatie → lange armen (q) van 2 acrocentrische
chromosomen (= centromeer ligt dicht bij een uiteinde) (13, 14, 15, 21 of 22)
versmelten op centromeren (= middelpunt) en de korte armen (p) (bevatten kopieën
RNA) verloren gaan. Meestal door chromosomen 14 en 21 → 46,XX,t(14q21q).
2% mosaïcisme → hebben cellen met trisomie 21 en cellen met normale
chromosomen. Gebeurt na bevruchting.
Opvallend na geboorte: normaal geboortegewicht + lengte maar hypotoon,
karakteristieke gelaatsuitdrukking,
brachycephalie (korte schedel), afgeplat
achterhoofd, hypoplastisch
(onvoldoende ontwikkeld)
middengezicht, afgeplatte neusrug,
scheve palpebrale (ooglid) spleten,
epicanthal plooien (amandelogen), grote
uitgestoken tong, korte brede handen
met doorlopende handlijn, brede kloof
tussen eerste tenen, kleinere lengte. →
minimaal 3 misvormingen.
Hypotonie → kans op voedingsproblemen + verminderde activiteit.
Intellectuele handicap
± 50% congenitale hartafwijkingen → atrioventriculair kanaal, ventrikelseptum of
atriumseptum defect, klep.
5-10% afwijkingen gastrointestinaal kanaal → bv, duodenum atresie, annulaire
pancreas, anusatresie.
4-18% congenitale hypothyreoïdie → controle schildklierfunctie vanaf 6 mnd, daarna
jaarlijks.
Polycythemie bij geboorte (teveel rode bloedcellen, hematocriet >70%).
Bij zuigeling mogelijk verhoogde witte bloedcellen, ontstaat 1e levensmaand
verdwijnt vanzelf.
, 10-20x hoger risico op leukemie, <2 jaar meeste megakaryoblastaire leukemie, >3
jaar leukemie vaak vergelijkbaar met kinderen zonder DS.
Gevoeliger voor infecties.
Vaker ontwikkeling staar.
Atlantoaxiale instabiliteit (1e en 2e halswervel instabiel).
>35 jr Alzheimerachtige verschijnselen.
Recidiefrisico tot 35 jr 1%, Robertsoniaans bij normaal karyotype recidiefrisico laag,
Robertsoniaanse translocatie moeder drager risico 10-15%, vader drager 2-5%.
Edwardssyndroom (trisomie 18)
1 op 6000 levende geboortes.
Allemaal door nondisjunctie.
Meestal miskraam in 1e trimester.
12% overleeft 1e levensjaar.
Opvallend: klein voor zwangerschapsduur, hypertonie,
prominente occiput (uitstekend achterhoofd), micrognathie
(kleine onderkaak met niet-ontwikkelde kin), laag aangezette
en misvormde oren, kort sternum, wipvoeten,
hypoplastische nagels, karakteristiek buigen van de vuisten,
2e en 5e vinger overlappen 3e en 4e, clinodactylie
(zijwaartse kromming vinger(s).
Congenitale hartafwijkingen.
Patausyndroom (trisomie 13)
1 op 10.000 levende geboortes.
20% overleeft 1e levensjaar.
-Nondisjunctie (75%) en Robertsoniaanse translocatie (20%) meestal door 13 en 14.
Opvallend: klein voor zwangerschapsduur, microcephalisch (te klein hoofd),
gespleten lip, gespleten gehemelte, centrale zenuwstelsel
afwijkingen, schuin voorhoofd, oren klein en misvormd,
microftalmie (niet goed gevormd oog) of anoftalmie (geen
oogbol aanwezig), polydactilie, overlappende vingers,
hyperconvexe (krom, tunnelvormig of bolstaande) nagels,
hypospadias (plasgaatje aan onderkant penis), cryptorchisme
(niet-ingedaalde teelbal), hypoplasie kleine schaamlippen,
aplasia cutis congenita (uitgesneden letsel hoofdhuid op
achterhoofd).
80% Congenitale hartafwijking.
Klinefelter syndroom
1 op 580 mannen, tot puberteit niet merkbaar → 47,XXY
Disjunctie in sperma of eicel.
15% mosaïcisme → 46,XY/47,XXY
Opvallend:
o In pubertijd geringe androgenese (sperma ontwikkeling) met te kleine
teelballen → oorzaak; hypergonadotroop hypogonadisme