Wetenschapsfilosofie
Samenvatti ng boek ‘’Filosofi e van de sociale wetenschappen’’
‘’ Wetenschapsfilosofie is een discipline van de filosofie die zich bezighoudt met het kritisch onderzoek
naar de vooronderstellingen, de methoden en de resultaten van de wetenschappen’’
Hoofdstuk 1 – Emergentie en drie verklaringsstijlen
Als je wilt weten waarom iemand iets doet kan je vragen naar de reden/motief. Probleem;
liegen/onwetendheid door en van de actor. Je kan onderscheid maken tussen reden (intentie),
functie en oorzaak als we een verklaring willen zoeken naar waarom iemand iets doet.
VB: Maria die het raam opent.
We onderzoeken haar intenties waarom ze het raam open doet. Haar intentie kan de reden zijn,
bijvoorbeeld dat ze het raam opent omdat ze frisse lucht wilt voelen.
Maar, het raam openen voor frisse lucht is functioneel. De functie is dat het raam openen haar
frisse lucht geeft. De functie is de oorzaak, frisse lucht het gevolg. Dit is een waartoe-vraag.
Maar, waarom Maria nou echt het raam opent is lastig te beantwoorden. Zeggen dat haar
zenuwstelsel prikkels geeft, is ook een oorzaak. Dit is een waardoor-vraag.
Door te kijken naar haar intenties wordt de ‘reden’ wel echt duidelijk. Dit is een waarom-vraag.
De eerste drie manieren van verklaren
Drie verklaringsstijlen
1. Functioneel
2. Oorzakelijk (causaal)
3. Reden (intentioneel)
Functioneel verklaren (1)
Waartoe-vragen
VB: planten die naar het licht toe groeien om beter energie te kunnen verzamelen voor fotosynthese.
Groeien in richting waar het licht naar toe gaat, is hier vooraf aan het beter ontvangen van
energierijk zonlicht. Hier lijkt een causale verklaring van toepassing. Want oorzaak en gevolg. Maar
de oorzaak en gevolg lijken hier omgedraaid (pas als de plant flink naar de zon gegroeid is, zal deze
licht ontvangen).
Tijdasymmetrie = oorzaken gaan vooraf aan hun gevolgen.
Maar, groeien is functioneel. En misschien heeft de plant net als Maria een bewustzijn. Dan lijkt het
functioneel verklaren meer op verklaren met intenties (frisse lucht willen voelen & energie moeten
pakken).
Oorzakelijk verklaren (2)
Waardoor-vragen
Van het biochemisch mechanisme zijn de oorzaken en gevolg duidelijk (planten groeien naar het licht
= micro reductionistische manier van causaal verklaren).
,Biochemisch mechanisme draagt ook bij aan selectie en overleving (functionele verklaring; ze
moeten zonlicht pakken voor energie). Daarbij veroorzaakt een eigenschap met nadelen (die geen
functie heeft) extinctie. Dit is een functionele manier van verklaren gerust op een darwinistisch
causaal verhaal van variaties, selectie en extinctie.
Intentioneel verklaren (3)
Waarom-vraag
Intentionele verklaringen veronderstellen sprake van een bewustzijn. Een actor kan zonder
bewustzijn geen antwoord geven op een waarom vraag. Voor succesvol intentioneel handelen is
begrip van de causale structuur van de wereld nodig; wie doelgericht handelt en daarbij keuzes
maakt die gebaseerd zijn op een inzicht hoe de wereld werkt, moet over de wereld kunnen
nadenken.
Plant VB: Door te zeggen dat planten naar het licht groeien omdat zij zo meer energie op doen, zeg je
dat zij een bewustzijn hebben. Beter zou zijn: waardoor groeien planten naar het licht of waartoe
(welke oorzaak of welke functie).
De waarom-vraag is een vraag naar een expliciet doel. Wie daar naar vraagt zoekt teleologische
verklaringen (= zoektocht naar doeleinde achter dingen).
Emergente eigenschappen en de beschikbaarheid van
verklaringsstijlen
Emergente verschijnselen
Eigenschappen, dingen of verschijnselen die pas vanaf een zeker niveau van stapeling ontstaan zijn
emergente verschijnselen. Ze hebben geen bestaansrecht op kleinere schaal (bijvb. een molecuul). Ze
moeten opgestapeld worden op een bepaalde manier, zo dat er iets ontstaat/iets emerged. Stapelen
tot emergentie noem je aggregeren.
VB. Molecuul: bij 5 moleculen geen natheid (stapeling), bij 6 wel (aggregatie); om bij het stapelen
van aggregeren te spreken moet er iets emergeren.
Schaalgroottes van het universum
1. Samenlevingen
2. Individuen
3. Organen
4. Cellen
5. Organellen
6. Stoffen
7. Moleculen
8. Atomen
9. Subatomaire deeltjes
, Leidt kennis van een intentie tot wetenschappelijke interessante informatie? Bedoelingen die mensen
hebben kunnen zinvol een rol spelen in sociaalwetenschappelijke verklaringen en dus inzichten
verschaffen.
Maar, er wordt niet altijd bewust gehandeld. Meeste mentale processen zijn niet bewust. Elke
mentale activiteit is volgens deze traditie intentioneel in de zin dat die altijd op de een of andere
manier gericht is op iets anders. Dit spreekt het begrip intentioneel natuurlijk tegen, als het meeste
onbewust gaat.
Hoofdstuk 2 - Reductionisme
Sociale verschijnselen = verschijnselen waarin groepsgedrag zichtbaar wordt
Micro = lager aggregatie niveau
Macro = hoger aggregatie niveau
Sociale verschijnselen op hoger aggregatie niveau (macro) kan je verklaren door sociale
verschijnselen op lager aggregatie niveau (micro) te verklaren. In de sociologie; groepsgedrag
verklaren vanuit individuen.
Deductie, inductie en reductie
Deductie
Deductie is een manier van gevolgtrekking waarbij er een conclusie wordt getrokken die
onvermijdelijk volgt uit bepaalde veronderstellingen.
VB: uit de twee veronderstellingen (in wetenschap, premissen) ‘’alle vogels zijn dieren’’ en ‘’alle
zwanen zijn vogels’’ kan worden geconcludeerd dat zwanen dieren zijn. Want, zwanen zijn vogels en
vogels zijn dieren.
Deduceren is een manier van opsporen van gevolgtrekkingen uit beschikbare ware of onware
informatie en garandeert dus geen waarheid, wel waarheidsbehoud.
Zijn de veronderstellingen waar en wordt er goed deductief geredeneerd? Dan is de conclusie die
deductief getrokken is uit de informatie ook waar. Maar, zijn de veronderstellingen onwaar dan
is de conclusie die goed deductief is getrokken ook onwaar.
Deductie filtert niet of de conclusie daadwerkelijk waar is, alleen of ie correct uit de premissen
volgt.
Leidt niet tot kennisgroei.
VB: Alle paarden zijn eenhoorns.
Alle honden zijn paarden.
Honden zijn eenhoorns.
Deze veronderstellingen en conclusie zijn natuurlijk dikke bullshit maar de conclusie volgt wel geldig
uit de veronderstellingen. De conclusie is dus niet perse waar, maar wel geldig. We verliezen bij deze
redenatie vorm zo min mogelijk waarheid, aangezien we niets zelf er bij bedenken etc.
Inductie
Bij inductie veronderstel je iets op basis van eerdere gebeurtenissen. Je kijkt of iets vaker voorkomt
en daaruit concludeer je iets.