Inleiding Europees recht
Week 1)
Voorbereiding literatuur:
- De huidige Europese samenwerking komt voort uit de Europese Gemeenschap voor Kolen en
Staal (EGKS 1915) doel was om soevereiniteit van de deelnemende landen op dit
terrein te beperken, om zo te voorkomen dat landen zich opnieuw zouden kunnen
herbewapenen om het continent voor de 3 e keer in 20ste eeuw in een oorlog te storten + het
verbeteren van de levensstandaard in de aangesloten landen door het vergroten van
economische groei en werkgelegenheid.
- In 1963 bepaalde het in Van Gend & Loos dat het Europese recht rechtstreekse werking kan
hebben en een jaar later bepaalde het in Costa/ENEL eveneens dat het Europese recht
voorrang heeft op het nationale recht.
- Beslissingen in de EU worden in gezamenlijkheid of bij meerderheid genomen.
- ‘Institutioneel evenwicht’ van EU: enerzijds betekent dit dat instellingen in praktijk bereid zijn
om elkaars rechten en voorkeuren te respecteren, anderzijds kan echter, wanneer het
evenwicht in de ogen van een instelling geweld wordt aangedaan, het Hof van Justitie
worden benaderd om de situatie te beoordelen, en waar nodig de weegschaal terug in
balans te brengen.
- Instellingen EU:
Europese Raad: de voorzitter wordt gekozen door de leden van Europese Raad voor een
periode van tweeëneenhalf jaar en kan eenmaal worden gekozen om zijn neutrale
positie te garanderen mag deze persoon niet tegelijkertijd een nationale ambt bekleden,
en bezit hij geen stemrecht.
Raad van Ministers: vakministers waar het van de agenda afhangt welke
portefeuillehouders bijeen komen art. 16 lid 1: oefent samen met het Europese
Parlement de wetgevings- en begrotingstaak uit.
Europese Commissie: de meest supranationale instelling, die geacht wordt volstrekt
onafhankelijk te opereren.
Europees Parlement: wetgevende macht in de EU
Hof van Justitie: het verzekeren van eerbiediging van het recht bij uitlegging en
toepassing van de Verdragen
Europese Rekenkamer en Europese Centrale Bank
Hoorcollege 1:
Waarom een Europese Unie?
- Direct verband met de eindeloze oorlogen op het Europese continent, met WOI en WOII als
beslissende momenten
- Oorlog en handel zijn nauw met elkaar verbonden, handelsoorlogen ontaarden regelmatig in
echte oorlogen
- Daarom is juist gekozen voor economische integratie
- Economische integratie is ook een hoofddoel, economische theorieën onderschrijven dat dit
tot economische groei leidt (dit leidt namelijk tot het andere hoofddoel geen oorlog)
De verdragen:
, - Startpunt is EGKS (kool en staal instrumenten voor oorlog gemeenschappelijk nu), gevolgd
door EURATOM (vreedzame toepassing kernenergie), en EEG
- Europese Akte en Verdrag van Maastricht, de EEG wordt nu de Europese Gemeenschap
EG (gaat over veel meer dan enkel de economie)
- Verdrag van Lissabon 2007, zoals het nu is, het VEU en het VWEU
Interne markt: omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen,
personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen (art. 26
VWEU). De vier vrijheden: goederen, diensten (geen werknemer, meer huren), personen
(uitzondering: gevaar van openbare orde) en kapitaal.
Wie spelen een rol binnen de EU?
- Commissie: hoedster van de EU (supranationaal orgaan = geen regering, als zij een
initiatief nemen, is dat niet iets wat perse NL wil)
O.a. initiatief tot wetgeving
- Europese Raad: regeringsleiders die de grote politieke lijnen uitzetten (vertegenwoordiging
van regering)
- Raad van ministers: vertegenwoordiging van de lidstaten
Maken de wetten samen met het EP
- Europees Parlement: volksvertegenwoordiging
Maken de wetten samen met de Raad
- Hof en Gerecht: de rechters van de EU
Gevestigd in Luxemburg
Europese rechters:
- Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste aanleg
- Cruciale rol voor Hof en Gerecht in het Europese recht
- Zaaknummers beginnen vaak met C (Court) bij uitspraken van Hof en T (Tribunal) bij
uitspraken van het Gerecht
Secundair recht kan zonder de wil van lidstaten tot stand komen omdat dit wordt gemaakt door de
instellingen van EU. Primair recht niet.
Voorbereiding literatuur 2:
- EU-recht wordt ingedeeld in ‘primair’ (verdragen) en ‘secundair’ (art. 288 VWEU) recht en
door de Unie gesloten internationale overeenkomsten (alle 3 zijn ze juridisch bindend).
Daarnaast treffen we in de praktijk niet-bindende documenten aan, die we aanduiden als
soft law en niet als een officiële rechtsbron aanmerken.
- Primair EU-recht:
2 basisverdragen: VEU (oorspronkelijk ondertekend in Maastricht) en VWEU (oorsprong
ligt in EEG-verdrag)
Wijzigingsverdragen: zoals het Verdrag van Lissabon of het Verdrag van Nice
(doorgevoerd in basisverdragen maar Hof kan teruggrijpen op de voorgangers)
Toetredingsverdragen
Protocollen
Algemene beginselen en fundamentele rechten (zoals rechtszekerheid, transparantie)
- Secundair EU-recht:
Verordeningen: mag niet afgeweken worden (‘verbindend in al hun onderdelen’) + ze
hoeven in nationaal recht niet omgezet te worden (verboden te implementeren). De
, bepalingen bezitten zowel ‘verticale’ als ‘horizontale’ directe werking als ze voldoende
duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk zijn.
Richtlijnen: juridisch bindend op nationaal niveau moeten regels worden vastgesteld
om de doelen van een richtlijn te verwezenlijken (implementatieplicht)
resultaatsverbintenis (2 jaar implementatietijd veelal). Zodra de implementatietermijn is
verlopen, hebben natuurlijke en rechtspersonen de mogelijkheid om zich in beginsel op
een richtlijn te beroepen.
Besluiten: verbindend in al hun onderdelen het verschil met verordeningen is dat het
bereik en de doelgroep: in veel gevallen betrekking hebben op een individu of situatie
(concreet geval) en daarmee in contrast met verordeningen en richtlijn zijn ze dus niet
algemeen van aard. Anders dan richtlijnen hoeven ze ook niet te worden omgezet in
nationaal recht.
- Soft law: bijv. aanbevelingen en adviezen wel handelingen van de instelling, maar deze
zijn niet bindend.
- Besluitvorming binnen de instellingen:
Besluiten in Europese Raad (alleen niet-wetgevende besluiten) enkel bij unanimiteit (art.
15 lid 4 VEU: consensus normaliter wordt uitgegaan dat alle leden met een ingediend
voorstel kunnen leven zodra het geagendeerd is, en dat er niet eens een stemming hoef
plaats te vinden om unanimiteit te verifiëren, tenzij daar alsnog uitdrukkelijk door
iemand om wordt verzocht).
Besluiten in Raad van Ministers (wetgevende macht met EP en EC) worden
aangenomen o.b.v. een wetgevingsprocedure (bij gekwalificeerde meerderheid =
bijkomende voorwaarden waaraan voldaan moet zijn ook consensus mogelijk).
Besluiten in Europese Commissie: gewone meerderheid (in principe bij consensus).
Besluiten in Europees Parlement: gewone meerderheid (aparte vereiste kan zijn dat er
absolute meerderheid benodigd is) maar er moet wel een minimaal aantal
Europarlementariërs aanwezig zijn voor de stemming.
Besluiten in overige instellingen, organen, bureau, autoriteiten en agentschappen: deels
in verdragen beschreven (m.u.v. de rest want die worden door statuten of reglementen
beheerst)
- Wetgevingsprocedures:
Gewone wetgevingsprocedure (art. 294 VWEU): meest democratische procedure omdat
Parlement zowel in staat is om voorstellen te accepteren, te blokkeren als te amenderen.
Bijzondere wetgevingsprocedure (art. 289 lid 2 VWEU)
Niet-wetgevingsprocedure: wanneer een verordening bijv. aangenomen is in een
wetgevingsprocedure, is het resultaat altijd noodzakelijkerwijs een wetgevende
verordening, en wanneer het ging om een ander type procedure, kan het resultaat
daarvan alleen maar een niet-wetgevende verordening zijn.
- Voorwaarden voor geldigheid:
Toereikende en correcte rechtsbasis: toereikende rechtsbasis=competenties die niet in
Verdragen aan Unie zijn toebedeeld, blijven bij de lidstaten rusten. De EU moet dus de
bevoegdheid bezitten om op het betreffende terrein te handelen.
Geen strijd met hoger recht: normenhiërarchie in EU-recht primair recht gaat voor op
zowel internationale overeenkomsten als secundaire recht. Internationale
overeenkomsten gaan op hun beurt voor op het secundaire recht (waarbij
wetgevingshandelingen voor gaan op niet-wetgevingshandelingen).
Toereikende motivatie.
Publicatie (art. 297 VWEU): gebeurt in het Publicatieblad van de EU.
Subsidiariteit.
, Proportionaliteit: inhoud en vorm van een optreden van de Unie mogen nooit
verdergaan dan nodig wat nodig is om de doelstelling van de verdragen te
verwezenlijken.
Hoorcollege 2:
- EU heeft geen grondwet (althans VEU en VWEU lijken wel op de grondwet)
- Rechtsbronnen I: primair EU-recht (verdragen):
EU-verdrag, VWEU en Euratomverdrag
Wijzigingsverdragen (bijv. Verdrag van Nice, Verdrag van Amsterdam, Europese Akte)
- Rechtsbronnen II: secundair EU-recht (de besluiten van de instellingen, art. 288 VWEU)
Verordeningen
Richtlijnen
Besluiten
Internationale overeenkomsten
Aanbevelingen, adviezen, etc. (soft law)
- Verordeningen:
Algemene strekking
Verbindend in al haar onderdelen
Rechtstreeks toepasselijk
1. Legt direct rechten en verplichtingen aan de burger, ondernemingen en nationale
overheden op
2. Verordeningen mogen niet worden omgezet in het nationale recht
- Richtlijnen:
Gericht aan lidstaten
Verbindend ten aanzien van het resultaat:
1. Lidstaten hebben vrijheid t.a.v. ‘vorm en middelen’
2. Niet vrijblijvend maar juist bindend!
3. Een richtlijn moet worden omgezet (overgenomen in nationale wetgeving)
4. Op tijd: omzettingstermijn
- Besluiten:
Verbindend in al haar onderdelen
Legt rechtstreeks rechten en verplichtingen op
Vaak alleen verbindend t.a.v. een specifiek adressant of groep adressanten (individueel)
- Internationale overeenkomsten:
Overeenkomsten gesloten tussen EU en derde landen
Eu-instellingen en lidstaten zijn gebonden aan deze overeenkomsten
- Aanbevelingen, adviezen, etc. (soft law)
Niet bindend
Bedoeling: richting geven (bijv. interpretatie van bepaalde regels)
- Rechtsbronnen en rechtspraak van de Europese rechters:
Arresten van het Hof van Justitie en arresten van het Gerecht (nadere invulling van
normen in het recht)
- Is de EU democratisch? Ik vind van wel, omdat het volk kiest het Europees Parlement. Het
parlement heeft een rol bij de gewone wetgevingsprocedure omdat zij een wet moeten