INLEIDING TOT HET RECHT SAMENVATTING TENTAMEN:
Week 1
PRIVAATRECHT PUBLIEKRECHT
Relaties tussen burgers/bedrijven onderling Relaties tussen overheden en burgers en
(personen en/of bedrijven) overheden onderling
Behartigen eigen betrokken partijen (eigen Behartigen publiek/algemeen belang
belang)
Het kopen van een biertje in de kroeg Overheid heeft machtspositie
Het aanvragen van je rijbewijs bij de
gemeente
- Relatie tussen overheid en burger behoort niet altijd tot publiekrecht: overheid kan
ook optreden als een gelijke partij, bijvoorbeeld bij een overeenkomt of het huren
van een gemeentegebouw
PUBLIEKRECHT:
Staatsrecht
- Juridische basis voor overheidsoptreden
- Behoort tot de grondwet (klassieke grondrechten waarbij de overheid niets doet en
sociale grondrechten waarbij de overheid wel iets doet)
Strafrecht
- Rechtsregels die strafbare feiten aangeven
- Opsporing, vervolging en berechting
- Strafrechtelijk legaliteitsbeginsel = een gedraging is alleen strafbaar als er op het
moment van plegen een wet bestond die de gedraging strafbaar stelde
Bestuursrecht
- Regels voor uitvoering en handhaving rechtsregels (30-dagen termijn voor Airbnb in
Amsterdam)
PRIVAATRECHT:
Personenrecht:
- Personen- en familierecht (huwelijk, alimentatie, voogdij, etc)
- Rechtspersonenrecht (BV’S, vennootschappen, VOF)
Vermogensrecht:
- Het recht dat betrekking heeft op geld waardeerbare rechten en plichten die tot het
vermogen van een persoon kunnen behoren
- Goederenrecht, verbintenissenrecht, recht op voortbrengselen van de menselijke
geest
1. Goederenrecht: het recht dat de rechtspositie van een persoon regelt t.o.v een
goed
, 2. Verbintenissenrecht: het recht dat de rechtspositie van een persoon regelt t.o.v.
een ander persoon
3. Recht op voortbrengselen van de menselijke geest: het recht omtrent ideeën en
andere geestelijke prestaties
Dwingend recht: rechtsregels waar de betrokkenen niet van mogen afwijken. Dwingend
recht is voornamelijk te vinden in het familierecht en het goederenrecht.
Aanvullend recht: rechtsregels waar betrokkenen juist wel van mogen afwijken. Een
voorbeeld is het sluiten van een overeenkomst. Het aanvullende recht komt pas op de hoek
kijken indien partijen niet uitdrukkelijk hebben bepaald in welke rechtsverhouding ze tot
elkaar staan. De regels van aanvullend recht kunnen voorkomen dat er onduidelijkheid
ontstaat over wederzijdse rechten en plichten.
Materieel recht: bepaald welke rechten en plichten actoren (alles wat beweegt binnen het
recht) hebben, bijvoorbeeld: je mag niet moorden
Formeel recht: het geheel van voorschriften dat geldt in procedures ter handhaving van het
materiele recht (procesrecht), bijvoorbeeld: de politie mag jou afluisteren, vasthouden,
ondervragen
Nationaal recht: vastgesteld binnen de nationale staat (grondgebied, volk en staatsgezag)
Internationaal recht: recht dat door staten onderling (verdrag) of door internationale
organisaties is vastgesteld (bijv. de VN, EU)
Europees recht: onderdeel van aparte rechtsorde (maar technisch gezien nog steeds
internationaal recht)
Rechterlijke macht:
1. Trias politica: één van de drie staatsfuncties: rechtsprekende (Hoge Raad,
gerechtshoven, arrondissementsbanken kantonrechten), uitvoerende,
wetgevende macht
2. Grondwet: aanduiding van organen belast met uitoefening van rechtsprekende
macht (art 112 en 113 GW), art. 116 lid 1 GW- > wet wijst rechtelijke macht aan,
art. 2 RO bevat de rechtbanken, gerechtshoven en hoge raad
- Zittende magistratuur: rechtsprekende tak van de rechterlijke macht (niet alle
rechtelijke organen, bestuursrechtspraak & centrale raad van beroep en het college
voor het bedrijfsleven)
- Staande magistratuur: niet-rechtsprekende organen -> openbaar ministerie,
procureur-generaal bij hoge raad
Rechtbanken:
- 11 in Nederland
- ‘Behandeling in eerst aanleg’
- Feitenrechter: vaststelling van de feiten
- Eerste aanleg bevoegd: burgerlijke, bestuursrechtelijke en strafzaken
, Gerechtshoven:
- 4 in Nederland
- Feitenrechter: vaststelling van de feiten
- ‘Behandeling in tweede aanleg’/ hoger beroep
Hoge Raad:
- Den haag
- Hoogste college
- Burgerlijk recht, strafrecht, belastingrecht
- Taken:
1. Bevorderen rechtseenheid -> cassatierechtspraak -> wordt uitgegaan van de
feiten zoals vastgesteld door de lagere rechter, gaat nu om inhoud van het recht
2. Prejudiciële vraag: vraag die een lagere rechter kan stellen bij onzekerheid in het
recht, waarbij antwoord van belang is voor het oplossen van het juridische
probleem
- Bij bestuursrecht is er een afwijkend patroon, er is namelijk geen cassatie!
Absolute en relatieve competentie:
- Competentie: bevoegdheid
- Absolutie competentie: WIE? Welke instantie? Rechtbank, gerechtshof, hoge raad
- Relatieve competentie: WAAR? Welk district? Amsterdam, Almere
Absolute competentie:
- Strafrecht: in eerste aanleg rechtbank (art. 45 RO), overtredingen -> kantonrechter,
misdrijven -> meervoudige of enkelvoudige kamer (art. 51 RO)
- Civiel recht: in eerste aanleg rechtbanken (art. 42 RO), huur, arbeidsovereenkomst,
civiele zaak met belang van max 25.000 euro bij kantonrechter (art. 94 RV), civiele
kamer doet de rest
Relatieve competentie:
- Strafrecht: rechter is bevoegd in plaats waar feit is begaan EN rechter is bevoegd in
plaats waar de verdachte woont (art. 2 sv)
- Civiel recht: rechter is bevoegd waar gedaagde woont (art. 99 RV) -> ‘Wie eist, die
reist’
- Bestuursrecht: besluit centrale overheid: woonplaats verzoeker, besluit decentrale
overheid: plaats zetel bestuursorgaan (dus bv. Gemeente waartegen burger
protesteert)