Grondslagen Europees en Internationaal Belastingrecht – Hoorcolleges
Leerdoelen van dit vak
Algemeen: hoofdlijnen internationaal (HC 1) en Europees Belastingrecht (HC 2) en dan 3 uit te diepen thema’s:
1. Inwonerschap (HC 3 en 4)
2. Inkomen uit grensoverschrijdende dienstbetrekking (HC 5 en 6)
3. Winst uit grensoverschrijdende onderneming (HC 7, 8, 9 en 10)
Hoorcollege 1 – Inleiding internationaal belastingrecht
Internationaal recht is het recht betreffende de afbakening, verdeling (verdeling van de taart in verschillende stukken,
heffingsrechten worden namelijk verdeeld. Wat krijgt ieder land?), onderlinge afstemming (bereiken dat er ergens wel
belastingheffing plaatsvindt. Dus zorgen dat er daadwerkelijk belastingheffing plaatsvindt) tussen staten van
belastingrechten ter zake van arbeids- en kapitaalinkomen en vermogen.
Kwalitatieve juridische beginselen ter afbakening van heffingsrechten , dus hoe ga je bepalen welk land mag heffen?
Uitgangspunt is soevereiniteitsbeginsel... soevereiniteit is dus dat iedereen zelf kan kiezen. Nederland kan bepalen dat
Amerikanen belastingplichtig zijn in Nederland. Maar als je dat gaat doen dan krijg je problemen, maar in principe kun je
het bepalen. ... Maar in praktijk doorgaans afgebakend door
Woonplaatsbeginsel (subjectief beginsel), als de persoon in jouw land woont dan belasting gaan heffen.
Bronbeginsel (objectief), rentebetaling vanuit Nederland aan Brazilië bijvoorbeeld, deze betaling komt uit
Nederland. / oorsprongbeginsel (objectief), wat is de oorsprong van het product/dienst.
Nationaliteitsbeginsel / incorporatiebeginsel (subjectief), nationaliteit, dus een Amerikaan die woont in Nederland dan
alsnog in Amerika belastingplichtig. Een BV opgericht naar NL recht is ook NL belastingplichtig, dat is incorporatie.
Functionaliteitsbeginsel (subjectief), NL diplomaat blijft NL belastingplichtige, ook al woont die in Amerika.
Toekomst: bestemmingslandbeginsel (wat is de bestemming van een dienst of goed, waar wordt iets geconsumeerd?) en
“single taxation-beginsel”? (Elk inkomen moet ten minste een keer belast worden en niet meer dan een keer)
Kwantitatieve juridische beginselen ter afbakening van heffingsrechten, gaat over waarover je mag heffen (welk bedrag)?
- Universaliteitsbeginsel: belastingheffing naar wereldinkomen/wereldvermogen – dus eigenlijk echt over alles, dit
gebeurt eigenlijk vooral bij de volgende beginselen: nationaliteitsbeginsel, woonplaatsbeginsel,
functionaliteitsbeginsel
- Territorialiteitsbeginsel: belastingheffing naar inkomen verdiend/vermogen gelegen in desbetreffende staat, echt
alleen wat in Nederland gebeurt, dus stel ik werk in Nederland en in Duitsland dan betaal ik in Nederland alleen over
het Nederlands inkomen, bij volgende beginselen: bronbeginsel, oorsprongsbeginsel, bestemmingslandbeginsel (?)
Internationale dubbele belasting?
1. Internationale juridische dubbele belasting: de heffing van vergelijkbare belastingen in twee (of meer) staten van
dezelfde belastingplichtige over materieel hetzelfde object (dezelfde persoon, wordt over hetzelfde inkomen 2 keer
wordt belast. Denk aan de timmerman, wordt in twee landen belast).
2. Internationale economische dubbele belasting: de heffing van belastingen in twee (of meer) staten over dezelfde
economische transactie, inkomen of vermogen van verschillende belastingplichtigen. Bijvoorbeeld Apple, bedrijf in
verschillende landen die allemaal een stukje winst moeten krijgen, terwijl het allemaal onder hetzelfde bedrijf valt.
Er zijn verschillende oorzaken van internationale dubbele belasting/dubbele non-belasting: (1) samenloop / mismatch
subjectieve (en/of objectieve) beginselen. (2) Kwalificatieverschillen (stel Nederlandse BV, Nederland ziet deze BV en
Amerika ziet die BV niet en kijkt erdoor heen). (3) Classificatieverschillen, Nederland zegt het is loon uit dienstbetrekking
en een ander land zegt dat het royalty’s zijn. (4) Transfer pricing verschillen
Basisvragen EIBR, belangrijk stappenplan!
1. KAN Nederland heffen o.g.v. nationale wet, kijken naar IB, LB, VPB, dividendbelasting, bronbelasting.
A. Subject, gaat over de belastingplichtige zelf, dus de persoon
a. Inwoner (binnenlandse belastingplichtige)
b. Niet-inwoner: buitenlandse belastingplichtige
B. Object, gaat over waarover de belasting betaald moet worden
a. Wereldinkomen
b. Nederlands inkomen
C. Tarief: hoeveel
, Voor deze vraag is het besluit voorkoming dubbele belasting van belang (Nederlandse regeling), zie ook bijvoorbeeld
artikel 15e VPB voor voorkoming. Er zijn eisen voor het besluit:
i. Geen verdrag van toepassing met dit land
ii. Binnenlands belastingplichtig
iii. Onderworpenheid in buitenland (IB, LB, VPB, erf/schenk, kansspel)
2. MAG Nederland heffen o.g.v. belastingverdrag of enige andere regeling ter voorkoming van dubbele belasting?
A. Subject: (verdrags)inwoner Wie heeft toegang tot de voordelen van het belastingverdrag? Je moet een
inwoner zijn om het belastingverdrag toe te passen.
B. Object: welk land mag over desbetreffende inkomensbestanddeel (on)beperkt heffen
C. Methode ter voorkoming van dubbele belasting (verrekening / vrijstelling)
3. MAG (of MOET) Nederland heffen o.g.v. Europees Recht
A. Subject: Belastingplichtige toegang tot het Europese Recht?
B. Object:
a. Fundamentele vrijheden VWEU
b. Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
c. Richtlijnen
d. EU Associatie- & partnerschapsverdragen met non-EU lidstaten
C. Gevolgen van strijd met Europees recht
a. Bepaling is onverbindend voor zover in strijd met Europees recht
b. Analoge toepassing door rechter van beschikbare bepaling – indien niet mogelijk: strijdige bepalingen door
rechter mogelijk geheel buiten toepassing laten
c. Eventueel schadevergoeding
Het multilateraal Instrument (MLI) maakt het voor landen mogelijk op een snelle en efficiënte wijze hun
belastingverdragen aan te passen om belastingontwijking tegen te gaan, zonder dat hiervoor nieuwe onderhandelingen
nodig zijn. Er is ook nog het OESO-Modelverdrag (OMV), internationale uniforme basis voor regelgeving (het is slechts een
aanbeveling, dus geen écht belastingverdrag. NL bilaterale belastingverdragen echter vaak gebaseerd op OESO, hoewel
per verdrag afwijkingen in mindere/meerdere mate voorkomen (dus toch een uniforme basis wat hetzelfde is). Notitie
Fiscaal Verdragsbeleid 2020 (NFV 2020) – hier staat wat Nederland wil bereiken als ze gaan onderhandelen over de
verdragen. Puur beleid, niet bindend! Sluit nauw aan bij OESO, maar bevat ook belangrijke afwijkingen. Specifiek beleid
t.a.v. ontwikkelingslanden (meer nadruk op bronstaatheffing)
Hoofdlijnen toewijzingsregels inkomen OMV/NFV
Inkomsten uit niet-zelfstandige arbeid (art. 15(1)/(2) OM) – hoe worden deze rechten verdeeld door het OESO
modelverdrag? Denk aan de Timmerman of docent in dienstbetrekking bij universiteit en je moet een keer naar
België.
o Verdragswoonstaat werknemer – bij de timmerman mag Nederland als woonstaat heffen. MAAR Werkstaat
indien dienstbetrekking uitgeoefend in andere verdragsstaat – dus in België als werkstaat voor het inkomen.
Tenzij lid 2: onvoldoende economische binding in werkstaat: 3 toetsen, dus als je hieraan onvoldoende
economische binding hebt, dan gaat de exclusieve heffingsbevoegdheid terug naar de woonstaat. Artikel 15
lid 2 dus bekijken. Je moet aan alle 3 de voorwaarden voldoen.
Werkgever geen fysieke aanwezigheid werkstaat (vaste inrichting of vestigingsplaats); EN
Genieter verblijft < 183 dagen in werkstaat in periode van 12 maanden beginnend of eindigend in
belastingjaar
Werkzaamheden uitgeoefend aan boord van vliegtuig of schip in internationale verkeer (inclusief binnenvaart). OMV
2017: woonstaat werknemer – stel piloot in Nederland, dan mag die heffen (art. 15 (3) OMV)
Directeursbeloningen (art. 16 OMV): Verdragsstaat waar vennootschap waarover de directie wordt gevoerd inwoner
is
Inkomen behaald als door sporters & artiesten (art. 17 OMV): Verdragsstaat waarin wordt opgetreden
Overheidsbeloningen (art. 19 OMV) – zoals iemand van ambassade. In beginsel ‘betalende’ verdragsstaat
Pensioenen en soortgelijke betalingen (art. 18 OMV), Privaatrechtelijk: verdragswoonplaats pensioengerechtigde en
publiekrechtelijk: “betalende” verdragsstaat NFV 2020: in beginsel verdragsstaat waar pensioen is opgebouwd
Studenten (art. 20 OMV), studieland mag niet heffen over beurs verstrekt door (voormalig) woonland. Het woonland
waar je dus officieel vandaan komt, die mag heffen
Winst uit onderneming (art. 7 OMV): Verdragswoonstaat ondernemer OF Staat waar VI/VV is gelegen, mits: (1) VI/VV
in andere verdragsstaat is gelegen; en (2) Voor zover winst aan VI/VV toerekenbaar
Winst uit lucht- of scheepvaartonderneming in internationale verkeer (art. 8 OMV): woonstaat onderneming
, Ondernemingswerkzaamheden offshore (olieboorplatformen): NFV 2020: winst behaald met werkzaamheden
buitengaats die verband houden met de opsporing en winning van natuurlijke rijkdommen indien deze
werkzaamheden 30 dagen of langer in beslag nemen (fictieve vaste inrichting): verdragsland waar werkzaamheden
plaatsvinden
Dividend, interest en royalty’s (art. 10-12 OMV). Verdragswoonstaat inkomensgenieter (Vaak beperkt heffingsrecht
bronstaat indien: Betaald door inwoner andere verdragsstaat (dividend) en Afkomstig uit andere verdragsstaat (rente
en royalty’s)
Inkomsten uit onroerende zaken (art. 6 OMV): huizen/panden Verdragswoonstaat inkomensgenieter. Situsstaat
(waar de zaak ligt) indien onroerende zaak gelegen in andere verdragsstaat
Vervreemdingswinsten (art. 13 OMV): in beginsel verdragswoonstaat van vervreemder (Vervreemdingswinst OZ: volgt
toewijzing art. 6 OMV (inclusief OZ-vennootschappen), Vervreemdingswinst onderneming: volgt toewijzing art. 7 OMV
Overige inkomen (restartikel-, saldo- of vangnetbepaling; art. 21 OMV): Verdragswoonstaat inkomensgenieter
exclusief heffingsrecht (o.a. inkomen uit niet- verdragsstaat)
Let op specifieke rangorderegelingen; zo gaat onroerende zaakartikel vóór op winstartikel
Enkele basisregels bij toepassing en uitleg van belastingverdragen
Belastingverdragen beperken de toepassing van het nationale recht van een verdragsstaat
o Indien belastingverdrag heffing niet beperkt, mag verdragsstaat nationale heffingsrecht uitoefenen
o Belastingverdrag creëert geen heffingsrecht (Als het belastingverdrag zegt dat Nederland mag heffen, word je
dan ook echt in Nederland geheven? Nee, omdat Nederland er zelf moet kiezen in Nationaal recht om ook te
mogen heffen. Het creëert geen heffingsbevoegdheid, dat moet de nationale wet doen)
Toewijzingsbepalingen laten zich in beginsel niet uit over de vraag aan wie/welk subject inkomen moet worden
toegerekend. Nederlands fiscaal verdragsbeleid: geen wederzijdse erkenning toerekening inkomen; specifieke
regeling in verdrag vereist (Belastingverdrag zegt alleen welk land maar zij zeggen niets over het subject).
Fiscaalrechtelijke uitdrukkingen kunnen verschillende betekenissen hebben (nationaal recht en belastingverdragen)
Kernbegrippen bij de toewijzingsregels van het belastingverdrag: “woonstaat” (artikel 4 OMV) en “andere staat” (=
“bronstaat”, per toewijzingsbepaling bepaald)
Uitleg van belastingverdragen
Verdragsdefinities (o.a. vaste inrichting)
Niet-gedefinieerde termen: betekenis naar het recht van de verdrag toepassende staat, tenzij de context anders
vereist (art. 3, lid 2, OMV) – dus als een term niet is uitgelegd in het verdrag, dan moet de term worden uitgelegd
zoals het land dat zou doen. Stel Nederland past verdrag toe en loon is niet uitgewerkt, dan moet je loon
interpreteren zoals Nederland dat doet in nationale recht, want Nederland past het verdrag toe.
Doorwerking wijzigingen in nationale betekenis: statische of dynamische interpretatie? Bij een statische benadering
ga je kijken naar de betekenis op het moment dat het belastingverdrag overeengekomen is. Bij dynamisch is dat je
kijkt naar het recht op het moment dat je het verdrag gaat toepassen. Wat is de juiste wijze?
o OESO: dynamisch (application of the Convention “at any time”)
o NL: (beperkt) dynamisch
O.a. fictief loonarresten (HR BNB 2003/379 + 381; BNB 2013/72 en BNB 2017/34): uit
totstandkomingsgeschiedenis van het verdrag of uit andere bronnen kenbaar dat de andere
verdragsluitende partij fictie heeft aanvaard
NFV 2020: uitdrukkelijk regelen
Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (WVV) – hier staat hoe staten het verdrag moeten toepassen. Art. 26:
Pacta sunt servanda en art. 31-33: Uitleg te goeder trouw – je moet een goede verdragspartner zijn. HR BNB 2003/380
(afkoopsom pensioen): eenzijdige wijziging verdeling heffingsrechten door posterieur ingevoerde nationale fictie in NL
loonbelasting in strijd met belastingverdrag NL/Singapore
Overeenkomstig gewone betekenis van de termen in – dus niet gedefinieerde termen, dan kun je kijken naar:
o Hun context (o.a. tekst & preambulen)
o Het licht van voorwerp en doel van het verdrag HR BNB 2001/19 (“enige belastingheffing”)
o Maar primaat bij verdragsinterpretatie ligt bij grammaticale methode
HR BNB 2003/177 (“verblijven = op enig moment fysiek in de werkstaat aanwezig zijn”)
HR BNB 2020/8: MFN-clausule: “lager tarief” en “later gesloten belastingverdrag”
Art. 32: Raadpleging aanvullende middelen van uitlegging toegestaan indien: betekenis onder primaire
uitleggingsregel dubbelzinnig is of tot duidelijk onredelijk/ongerijmd resultaat leidt; of om betekenis onder primaire
uitleggingsregel te bevestigen
Betekenis OESO-commentaar bij verdragsuitleg (deze betekenis staat ook in de bundel)
, OESO aanbeveling: “follow the commentaries on the Articles of the Model Tax Convention, as modified from time to
time, when applying and interpreting the provisions of their bilateral tax conventions that are based on these Articles”
“Bestaand” OESO-commentaar: HR BNB 1992/379, HR BNB 2017/188: “van grote betekenis” indien: Bepaling DBV
woordelijk nagenoeg gelijk aan OMV; en uit de rest van de tekst van het DBV en de toelichtende nota blijkt dat
partijen zoveel mogelijk aansluiting hebben gezocht bij het OMV
Verdragsposterieure wijzigingen in OESO-commentaar (“nieuw” OESO- commentaar): wat doe je met wijzigingen.
o Verduidelijkingen, als het een verduidelijking is dan kun je het gebruiken!: O.a HR BNB 1999/267, 2002/343,
2003/177, 2004/138, BNB 2013/15: HR neemt in aanmerking
o Inhoudelijke wijzigingen: weinig of geen betekenis (o.a. bijlage bij conclusie A- G Wattel BNB 2003/177, punt
2.4.9) – dan kijken naar het oude commentaar als het wel betekenis heeft.
Algemene uitgangspunten bij de voorkoming van dubbele belasting Soms mogen (art 15 OMV) dat twee landen
heffen, dan heb je een voorkomingsartikel nodig, vaak art 22/23.
- Belastingverdragen bepalen per inkomensbestanddeel of Nederland als woonstaat vrijstelling of verrekening moet
verlenen
- Doorgaans geen recht op voorkoming indien inkomen niet in de belastinggrondslag van Nederland als woonstaat is
opgenomen (grondslageis)
- Voor de wijze van en voorwaarden voor de bepaling van de hoogte van de vrijstelling en verrekening wordt
vervolgens verwezen naar de Nederlandse nationale regelgeving (Bvdb 2001 en art. 15e Wet Vpb e.v.)
o Wijziging Bvdb 2001 = wijziging alle Nederlandse belastingverdragen
Hoofdlijnen methoden ter voorkoming van dubbele belasting
1. Objectvrijstelling: art. 13 Vpb, art. 15e Vpb, art. 30 BVDB (loon) (zie hieronder)
2. Belastingvrijstelling (NL: met progressievoorbehoud!): art. 10, 24 BVDB Inhaal en doorschuif (zie hieronder)
3. Voorkoming inter temporele dubbele belasting d.m.v.:
o Inhaalregeling: eerder in aftrek toegelaten buitenlands (negatief) inkomen wordt in later jaar in geval van
buitenlandse (positief) inkomen eerst bijgeteld, pas daarna voorkoming
o Doorschuifregeling (of stallingsregeling): buitenlands (positief) inkomen dat eerder is verrekend met binnenlands
(negatief) inkomen, wordt in later jaar alsnog in aanmerking genomen (=alsnog voorkoming)
o Geen voorkoming inter-temporele dubbele belasting Braziliaanse interest vanwege ontbreken doorschuifregeling
in Bvdb 2001 bij verrekeningsmethode = geen treaty override (HR BNB 2009/310)
4. Belastingverrekening
o Direct tax credit
Ordinary tax credit (2e limiet: “no tax no credit”): art. 13, 13a, 15, 19, 25, 25b 36, 36a BVDB, art.
23d(2)(b)/(3), art. 23e(2)(b) Vpb
Full tax credit: art. 14 EU Spaarrenterichtlijn (oud)/art. 9.2(1)(d) en (10) IB (oud)
o Indirect tax credit (full/ordinary): art. 23c(2)(b)/(3), art. 23e(2)(b) Vpb: ordinary
o Tax sparing credit: o.a. art. 23, lid 4 NL-Brazilië
Uitzondering op 1e limiet (1e limiet = nooit meer verrekening dan daadwerkelijke buitenlandse belasting)
Matching credit: art. 23c(2)(a) Vpb; art. 23d(2)(a) Vpb
1e limiet bepaald op fictief percentage
5. Voortwentelingsmogelijkheden Uitgangspunt NFV 2020: in beginsel KEN bij “passief” inkomen (o.a. dividend, rente
en royalty’s) Echter toenemende focus op verrekening ter voorkoming van misbruik / “single taxation” (vgl. o.a. art.
5, lid 1, MLI en art. 15e,43 lid 9, Wet Vpb)
6. Kostenaftrek: art. 3.14(6)(b), 4.15(4)(b) IB, art. 10(1)(e) Vpb
Non-discriminatiebepaling (art. 24 OMV)
- Lid 1: verbod discriminatie op basis van nationaliteit HR BNB 1994/191: NA NV in fiscale eenheid. Verschil in
woonplaats, dan niet-vergelijkbare gevallen
- Lid 3: Vaste inrichting gelijk behandelen als ondernemingen van desbetreffende staat HR BNB 2002/184, 2007/230
+ Besluiten BNB 2004/134, 2005/59: VI recht op verrekening bronheffing royalty’s van derde staat
- Lid 4: verbod discriminatie aftrekbaarheid betalingen op basis van woonplaats ontvanger
- Lid 5: verbod discriminatie inwoners op basis van de woonplaats van hun
aandeelhouder (BNB 1994/207; BNB 2018/57)
- Lid 6: geldt voor alle belastingen (o.a. HR BNB 1994/207, 209, 210)
Er zijn dus verschillende manieren om dubbele belastingheffing tegen te gaan, de eerste daarvan is de objectvrijstelling
(deelnemingsvrijstelling van artikel 13 lid 1 Wet VPB). In de wet staat dat de voordelen/kosten uit hoofde van een