Samenvatting Recht periode D, Stefanos Romos
Week D1: Wat is recht en wat zijn rechtsbronnen?
Stof: H1,2 en 6.
Leerdoelen:
- De student kan uitleggen wat recht is.
- De student kan de verschillende rechtsgebieden benoemen en verschillen en
overeenkomsten duiden.
- De student kan verschillende wijzen waarop het recht kan worden ingedeeld, benoemen.
- De student kan uitleggen wat een rechtsbron is en welke er zijn.
- De student kan in een casus benoemen welke rechtsbronnen een rol kunnen spelen.
- De student kan een rechtsbron lezen en daaruit informatie halen die relevant is voor het
oplossen van een rechtsprobleem in een casus.
- De student kan visies op recht benoemen en toepassen.
- De student kan uitleggen wat de rechterlijke macht is en kan de kenmerken ervan
benoemen.
- De student kan de rechterlijke organisatie beschrijven en kan het karakter van de burgerlijke
rechtspraak, straf- en bestuursrechtspraak benoemen en uitleggen.
- De student kan uitleggen wat rechtsvinding is, wat voor interpretatiemethoden er zijn en hoe
rechtsvinding zich verhoudt tot de wetgeving.
Hoofdstuk 1
Recht: het geheel van overheidsregels dat de samenleving ordent.
1e indeling van recht: Rechtsgebieden: om ordening aan te brengen in de enorme massa
juridische regels wordt het recht ingedeeld in verschillende onderdelen, deze onderdelen
worden rechtsgebieden genoemd:
1. Strafrecht: beschrijft verboden gedragingen waarop straf staat. Voorbeelden van
verboden gedragingen zijn: diefstal, moord, verkrachting, vernieling en valsheid in
geschrifte. In het strafrecht spelen politie, openbaar ministerie en de rechter een
belangenrijke rol.
- Politie spoort strafbare feiten op en de personen die hiervan verdacht worden. OM
beslist op basis van opsporingsonderzoek of de verdachte wordt vervolgd, de zaak
gaat naar de rechter.
- rechter en de rechter beoordeeld of beoordeelt het bewijs.
- OM is verantwoordelijk voor dat de veroordeelde de straf ook feitelijk ondergaat.
2. Staatsrecht: geeft grondregels voor de organisatie van de staat. Geeft de onderlinge
verhouding weer tussen burgers en overheid. Denk aan regering en tweede kamer,
positie van het staathoofd, gemeenteraad en burgermeester, landelijke overheid en
gemeentelijke overheid en de rechten van burgers in de staat.
1
, 3. Bestuursrecht: geeft regels over de bestuurstaak van de overheid. Denk aan zaken als
de zorg voor milieu, onderwijs, welzijn, gezondheid, verkeer en sociale zekerheid.
Geeft de regels weer voor de uitvoering van deze bestuurstaak. Daarnaast biedt het
bestuursrecht de mogelijkheid voor burgers om bezwaar of beroep tee hebben tegen
handelingen of besluiten van de besturende overheid.
4. Civiel recht: regelt de verhouding tussen burgers onderling.
- Personen-en familierecht gaat vooral over familierechtelijke verhoudingen in en
buiten het gezin, denk aan aangifte van geboorte, overlijden, naamrecht, gezag over
minderjarige, huwelijk en echtscheiding.
- Vermogensrecht: rechtsbetrekkingen geregeld die op geld waardeerbaar zijn, alle
rechten waaruit een vermogen is opgebouwd en beschrijft de rechten en plichten die
uit het vermogensrecht voortvloeien. Voorbeelden: recht van eigendom van een
huis, de schuld die huiseigenaar heeft i.v.m. geldlening. recht op levering van een
auto, ontstaan uit de koopovereenkomst en de plicht om de koopsom te betalen.
Belangenrijk wederrechtelijke koopovereenkomst, je bent het er beide mee eens,
en hebt beide rechten en plichten.
2e indeling van recht: Publiekrecht en privaatrecht
1. Publiekrecht: als de overheid een geheel eigen taak of positie in een bepaald
rechtsgebied heeft. Staatsrecht, strafrecht en bestuursrecht behoren tot het
publiekrecht. Publiekrecht bevat wetten die de overheid in staat stelt de samenleving
te ordenen. Rechtsverhoudingen tussen overheid en burger.
2. Privaatrecht: Civiel recht behoort tot het privaatrecht, omdat de overheid geen
specifieke taak heeft, want daarin gaat he t om rechtsverhoudingen tussen burgers
onderling.
Staatsrecht
Publiekrecht: Bestuursrecht
Strafrecht
Privaatrecht: Burgerlijk recht
3e indeling van recht: Materieel recht en formeel recht
1. Materieel recht: Het materieel recht beschrijft rechten en plichten van mensen en
instellingen.
2. Formeel recht: Beschrijft hoe het materieel recht gehandhaafd wordt (pas van belang als
materieel recht geschonden is).
Staatsrecht kent geen onderscheid formeel/materieel recht (weinig handhavingregels).
Materieel recht rechten en plichten
Formeel recht handhaving van het materieel recht
Wet in formele zin Regering & Staten Generaal, volgens procedure
Wet in materiële zin Algemeen verbindend, naast de regering & SG
2
, Nationaal en internationaal
Nationaal recht: de regels die alleen gelden op het grondgebied van dat land.
Internationaal recht: regelt de rechtsrelaties tussen verschillende staten.
Vooral vastgelegd in verdragen. Soms regels waarmee de burgers van de aangesloten lidstaten
rechtstreeks te maken hebben
Objectief en subjectief recht
De rechtsregels zoals we die onder andere in wetten en verdagen vinden, vormen samen het
objectieve recht.
De rechten en bevoegdheden die mensen aan dit objectieve recht ontlenen, worden subjectieve
rechten genoemd.
H2. Publiekrecht. Rechtsbronnen (waar de rechter uitspraak op baseert)
Het internationale verdrag:
Rechtsbron voor aangesloten landen. Maken deel uit van nationale recht. Grondwet beschrijft welke
overheidsorganen betrokken zijn.
- 19e eeuw: Burgerlijk wetboek ontworpen.
- Verschillende landen zijn het eens over de inhoud van een verdrag verdrag ter
goedkeuring aan de volksvertegenwoordiger van ons land goedgekeurd? De inhoud
wordt verbindend verdrag bekrachtigd (oorkonde) algemeen bekend gemaakt
Wet in formele zin: Besluit afkomstig van hoogste wetgever (regering en volksvertegenwoordiging),
dat volgens een vaste procedure (in de Grondwet) tot stand is gekomen.
- Wet in formele zin bevat altijd de term ‘wet’ (bijv. Burgerlijk Wetboek)
- Scheppen het wettelijk kader (hoofdregels)
Wet in materiële zin: Verzamelnaam voor alle algemeen verbindende overheidsvoorschriften,
ongeacht welk wetgevend overheidsorgaan het voorschrift heeft gemaakt.
- Heeft algemene werking of geldt voor een bepaalde groep mensen (gaat erom VOOR wie)
- Door: regering, minister, provinciale staten, gemeenteraad en door de besturen van
openbare lichamen.
- Uitwerking van wetten in formele zin door ‘lagere’ regelgevers
Overlapping: Wet in formele zin en wet in materiële zin
overlappen elkaar.
- De meeste wetten in formele zin hebben algemene
werking en zijn dus ook wetten in materiële zin.
- Niet alle wetten in materiële zin zijn ook wet in formele
zin (dus: meer wet in materiële zin)
- Er zijn wetten in formele zin zonder algemene werking
(gericht op bepaalde zaak of persoon)
3