PROBLEEM 1
Belastingrecht bestaat uit materieel, belastingplicht, heffingsgrondslag en tarief, en formeel, wijze van heffing (AWR),
rechtsbescherming (Awb) en invorderingsbevoegdheden.
Heffingssystemen
Basismethoden van heffing: aanslagbelasting en aangiftebelasting.
Aanslag wordt ingevolge 11 lid 1 AWR vastgesteld door inspecteur en na vaststelling ontstaat er een belastingverplichting.
Inspecteur heeft 3 jaar, na ontstaan van materiele belastingschuld, gelegenheid om aanslag vast te stellen 11 lid 3 AWR.
Indien belasting ten onrechte niet of te laag bedrag is geheven, kan worden nagevorderd. Ingevolge 16 lid 3 AWR vervalt
vaststellen van navorderingsaanslag na 5 jaar. In buitenland geldt termijn van 12 jaar (16 lid 4 AWR). Er moet sprake zijn van
nieuw feit. Een feit dat niet bekend was of redelijkerwijs niet bekend kon zijn bij de inspecteur op het moment dat hij
aanslag oplegde (16 AWR lid 1 tweede volzin). In 16 lid 2 AWR staan uitzonderingen -> belastingplichtige is te kwader trouw
(opzettelijk onjuiste info verstrekken) en kenbare fout (schrijffout). Inspecteur legt aanslag op aan de hand van de door
belastingplichtige ingediende aangifte. Dit dient slechts als hulpmiddel om aanslag vast te stellen. Er is een onderzoeksplicht
voor inspecteur wanneer deze te maken krijgt met omstandigheden die hem reden zouden moeten geven om aan aangifte
te twijfelen.
Belastingverplichting ontstaat bij aangiftebelasting bij aangifte (zijde van burger). Betaling is geregeld in 19 AWR. Aangifte
wordt niet/nauwelijks gecontroleerd. Als blijkt dat er te weinig belasting is betaald, kan binnen 5 jaar naheffingsaanslag
worden opgelegd 20 AWR. Er geldt geen nieuw feit vereiste, omdat naheffingsaanslag in feite pas de eerste
standpuntbepaling van inspecteur is. Aangifte is daadwerkelijk het document waarmee materiele belastingschuld wordt
vastgesteld.
Fiscale rechtsgang
Hoofdregel is Awb is van toepassing op belastingrecht. Indien in AWR afwijkende regels zijn opgenomen, hebben die
voorrang op Awb. Fiscale procesrecht kent een gesloten stelsel van rechtsbescherming. Bezwaar en beroep is alleen
mogelijk tegen uitdrukkelijk in wet beschreven gevallen (BV: 26 AWR en 8:1 Awb).
- Bezwaar
Ingevolge 7:1 Awb tegen besluit beroep instellen, eerst bezwaar maken bij BO dat besluit heeft genomen. inspecteur moet
aangemerkt worden als BO. Ingevolge 26a lid 1 AWR mogen alleen direct belanghebbenden rechtsmiddel instellen (verschil
met Awb).
Bezwaartermijn is 6 weken (6:7 Awb). Termijn begint te lopen op de dag na dagtekening van aanslagbiljet (22j AWR). BO
moet vervolgens ingevolge 7:11 Awb beoordelen op rechtmatigheid en doelmatigheid met ex nunc toetsing (nieuwe feiten
en omstandigheden opnieuw bezien). BO heeft 6 weken op te beslissen op bezwaar na bezwaartermijn is verstreken.
Mogelijkheden: herroeping en nieuw besluit, wijziging van oorspronkelijk besluit en afwijzing bezwaar.
- Beroep rechtbank en hoger beroep gerechtshof
Rechter beoordeelt de in bezwaar genomen besluit, dus of beslissing genomen in voorprocedure in overeenstemming is
met wet (marginale toetsing). Beroepstermijn is 6 weken.
- Cassatie HR
Cassatie is geregeld in 28-30 AWR. HR is geen feitelijke instantie, waardoor het uitgaat van feiten zoals deze door
gerechtshof zijn vastgesteld. Nieuwe feiten en omstandigheden kunnen niet in cassatie aan de orde komen.
Inkomstenbelasting
- Subject
2.1 IB belastingplichten zijn natuurlijke personen die in NL wonen of niet in NL wonen maar van NL inkomen genieten.
Binnenlands belastingplichtige is belasting verschuldigd over zijn gehele inkomen. Met “wonen” gaat het voornamelijk om
de feitelijke en werkelijke situatie (verblijf, plaats waar wordt gewerkt, plaats woning, gezin verblijf). Bij buitenlands
belastingplichtige is het de vraag of er sprake is van een bron van inkomen uit NL (H7 IB).
- Object
Inkomstenbelasting kent boxenstelsel: box 1 werk en woning, box 2 aanmerkelijk belang en box 3 sparen en beleggen. Er is
sprake van bron van inkomen indien belastingplichtige deelneemt aan economisch verkeer, een voordeel beoogt met zijn
activiteit en het voordeel moet redelijkerwijs te verwachten zijn. “redelijkerwijs te verwachten” is noodzakelijk om te
voorkomen dat activiteiten waarvan niet te verwachten is dat ze ooit voordelen zullen opleveren als bron van inkomen
kunnen worden beschouwd, om te voorkomen dat men die kosten kan aftrekken. Bron van inkomen wordt beoordeeld op
basis van feiten en omstandigheden.
,Loonheffing
Loonheffing is verzamelnaam van belasting en premies die van brutosalaris worden ingehouden door inhoudingsplichtige.
Na deze heffing (en eventuele andere heffingen, BV: pensioenbijdrage) blijft nettosalaris over dat wordt uitgekeerd aan
medewerker. Loonheffing 4 onderdelen: loonbelasting, premie volksverzekeringen/werknemersverzekeringen en
zorgverzekeringswet.
Inkomstenbelasting wordt geheven op basis van het werkelijke in het jaar genoten inkomen -> reële stelsel.
Om te voorkomen dat werknemer bij jaarlijkse belastingaangifte in een keer duizenden euro’s moet betalen, houdt
werkgever loonbelasting in op salaris van werknemer (pay as you earn-gedachte).
Loonbelasting
Loonbelasting is directe belasting. Feit dat bij loonbelasting belastingplichtige verschilt van inhoudingsplichtige doet niet af
aan directe karakter.
Bronheffingen worden aangemerkt als voorheffing op IB/Vpb. Bronheffing betekent dat belasting niet bij ontvanger, maar
bij degene die voordeel verstrekt wordt geïnd. Loonbelasting is dus voorheffing op inkomstenbelasting 9.2 lid 1 sub a IB. De
ingehouden loonbelasting door werkgever wordt later verrekend met inkomstenbelasting. Heeft belastingplichtige geen
ander inkomen dan loon dan is hij geen inkomstenbelasting verschuldigd (15 AWR). Indien er minder inkomstenbelasting is
verschuldigd dan er aan loonbelasting is ingehouden (werknemer betaalt te veel belasting), verleent inspecteur op verzoek
voorlopige teruggaaf van IB (13 lid 2 AWR). Let op: indien werknemer werkt (in NL) voor werkgever in Duitsland wordt loon
niet belast in loonbelasting, maar IB, er is dan geen voorheffing.
Heffingskorting
Indien ingehouden loonheffing lager is dan verschuldigde IB, moet werknemer belasting bijbetalen. Dit kan de oorzaak zijn
van heffingskortingen (BV: werknemers met meerdere banen). Heffingskortingen zijn kortingen op belasting, die maar een
keer kan worden toegepast (8.10 en 8.11 IB). Let op: heffingskorting is niet hetzelfde als persoonsgebonden aftrek.
Persoonsgebonden aftrek wordt in mindering gebracht op inkomen (3.1 lid 2 jo. 4.12 jo. 5.1 IB) en heffingskorting in
mindering op de te betalen belasting (2.7 lid 1 IB). Persoonsgebonden aftrek moet ingevolge 6.2 IB eerst in mindering
worden gebracht op box 1, daarna box 3 en als laatst box 2.
Heffing sociale verzekeringen
Er wordt niet alleen loonbelasting ingehouden, ook sociale verzekeringen: werknemers- en volksverzekeringen.
, HOORCOLLEGE 1
Verdieping belastingheffing
- Functies
Budgettaire: financieren van voorzieningen (BV: defensie, gezondheidszorg, infrastructuur). Instrumentele:
inkomensherverdeling en sociale functie (gedrag van burgers/ondernemingen stimuleren). Herverdelende functie: inkomen
herverdeeld tussen personen, bedrijven, generaties.
Algemene beginselen: rechtvaardigheid, effectiviteit en efficiëntie.
- Soorten belastingstelsels
Draagkrachtbeginsel: sterkste schouders dragen de zwaarste last. Hoe hoger inkomen, hoe meer belasting met % moet
betalen (progressief).
- Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Vertrouwensbeginsel
Verbod op machtsmisbruik: bevoegdheden alleen gebruiken voor algemeen belang
Fair play-beginsel: BO taak vervullen zonder vooringenomenheid en partijdigheid
- Verplichtingen belastingplichtigen
Aangifte doen, informatieplicht, toegang verlenen woning/bedrijf, administraiteplicht
Consequenties: omkering van bewijslast, bestuurlijke boete, strafrechtelijke sanctie
- Structuur wet IB
H1 begrippen voor hele wet
H2 algemene raamwerk (BV: tarieven)
H3 box 1
H4 box 2
H5 box 3
H6 persoonsgebonden aftrek
H7 buitenlandse belastingplicht
H8 heffingskorting
H9 wijze van heffing
H10 aanvullende regels
PROBLEEM 2