HOORCOLLEGE 1
Gelede normstelling
Een rechtsregel is niet enkel uit wet in formele zin af te leiden, maar in een combinatie met andere, lagere regelingen.
Delegatie en subdelegatie zijn hieraan ten grondslag.
Dit is van belang voor beroep bij bestuursrechter -> voor de vraag waaraan bestuursrechter het besluit mag/moet toetsen.
Bij exceptieve toetsing toetst de bestuursrechter, in het kader van een beroep tegen een besluit, de rechtmatigheid van het
wettelijk voorschrift waarop het besluit is gebaseerd aan hoger recht of algemene rechtsbeginselen. De exceptieve toetsing
kan ertoe leiden dat de rechter een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift buiten toepassing moet laten, of
onverbindend verklaart, als dit voorschrift in strijd is met een hogere regeling. Gevolg is dan dat het besluit waartegen
beroep is ingesteld vernietigd kan worden. Exceptieve toetsing is dan ook een manier om van de bestuursrechter – ondanks
de uitsluiting van bestuursrechtelijk beroep tegen avv’s in 8:3, lid 1 Awb – een oordeel te krijgen over de rechtmatigheid
van avv’s.
Bevoegdheidsverkrijging
Volgens legaliteitsbeginsel moet al het overheidshandelen gebaseerd zijn op een vooraf aanwezige wettelijke bepaling ->
specifieke bevoegdheden toegekend aan BO = attributie, delegatie en mandaat.
Let op: doordat er bij mandaat een bevoegdheid wordt uitgeoefend namens een BO, en er niet daadwerkelijk een
bevoegdheid wordt overgenomen, is er niet echt sprake van een bevoegdheidsverkrijging. In dat opzicht zou gesteld
kunnen worden dat er maar twee vormen bevoegdheidsverkrijging bestaan.
Attributie betekent dat een BO een voordien nog niet bestaande bevoegdheid creëert en deze toekent aan een ander ambt
10:22 Awb.
Delegatie betekent dat een BO zijn (krachtens attributie verkregen) bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een
ander overdraagt dat deze bevoegdheid onder eigen naam en eigen verantwoordelijkheid gaat uitoefenen. -> BO die
delegeert raakt zijn bevoegdheid dan kwijt 10:17 Awb. Ook kan bevoegdheid ingetrokken worden 10:18 Awb. Voor
delegatie geldt wel een wettelijk voorschrift die delegatie toestaat 10:15 Awb.
Mandaat = bevoegdheid om in naam van een BO besluiten te nemen. 10:1 Awb. -> geen bevoegdheden overgedragen, dus
verantwoordelijkheid en bevoegdheid blijven bij BO dat de ander gemachtigd heeft om in naam van hem besluiten te
nemen 10:2 Awb.
Legaliteitsbeginsel
Bevoegdheden moeten uitdrukkelijk door grondwet of andere wet zijn toegekend. Voor elk overheidshandelen dient een
wettelijke basis te zijn, want wat voor de één een begunstigend besluit is, kan voor de ander belastend zijn. = positief
overheidshandelen. Enkele wettelijke basis voor belastende overheidshandelingen = negatief overheidshandelen.
Bestuurshandelen dient in overeenstemming te zijn met geschreven en ongeschreven recht.
,PROBLEEM 1
Bestuursorganen
a-organen
1:1 lid 1 sub a Awb een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld. A-organen zijn fulltime
bestuursorganen, omdat zij in al hun handelen zijn gebonden aan de Awb.
2 voorwaarden:
- krachtens publiekrecht ingesteld rechtspersoon
Dit houdt in dat een rechtspersoon op een andere wijze ontstaat dan een vereniging, stichting, nv of bv. Het ontstaan van
een rechtspersoon ingesteld krachtens publiekrecht, moet gezocht worden in de wet.
In 2:1 BW worden enkele lichamen opgesomd die rechtspersonen zijn. In lid 1 is opgenomen dat de staat, provincies,
gemeenten en waterschappen rechtspersoonlijkheid bezitten. De publiekrechtelijke aard van provincies, gemeenten en
waterschappen vloeit voort uit de instelling van deze lichamen door de grondwet (123 en 133 Gw). 2:1 BW bevestigt de
publiekrechtelijke aard van de staat. De expliciete plaatsing van deze lichamen is een wettelijke erkenning van hun bestaan.
Uit art. 2:1 lid 2 BW volgt dat ook andere lichamen waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, een
rechtspersoon ingesteld krachtens publiekrecht (RIKP) kunnen zijn, mits daarvoor een basis in een formele wet is te vinden.
Als het gaat om personen of colleges die geen deel uitmaken van de Staat, provincie, gemeente of een waterschap, moet in
de desbetreffende bijzondere wet worden gekeken of ze deel uitmaken van een andere rechtspersoon, ingesteld krachtens
publiekrecht. In de desbetreffende wet zal dan staan dat een entiteit rechtspersoonlijkheid bezit of rechtspersoon is.
- orgaan
Rechtspersonen kunnen alleen via hun organen handelen. Een persoon of college kan als orgaan van een krachtens
publiekrecht ingestelde rechtspersoon worden aangemerkt indien de persoon of college in de wet wordt gepresenteerd als
onderdeel van het bestuur van de rechtspersoon.
Het enkel noemen van het orgaan in de wet is niet voldoende. Het is van belang dat de organen met een zodanige taak zijn
belast dat zij een zelfstandige plaats innemen binnen de rechtspersoon. Dat is het geval indien het persoon of college op
een zodanige wijze in de wet wordt neergezet dat zij een zelfstandige plaats of functie heeft gekregen binnen
desbetreffende rechtspersoon (6 Provw, 6 Gemw)
Ook als een persoon/college niet in de wet gepresenteerd wordt als (onderdeel) van het bestuur van de rechtspersoon, kan
sprake zijn van een ‘orgaan’ van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon. Dit is het geval als de
persoon/college met enig openbaar gezag is bekleed: is aan de persoon of college een exclusieve bevoegdheid toegekend
om eenzijdig de rechtspositie van burgers te bepalen?
Er is ook nog een restcategorie; persoon of het college kan niet als orgaan in de wet worden gepresenteerd en is evenmin
met enig openbaar gezag bekleed, maar kan desondanks als orgaan van de krachtens publiekrecht ingestelde
rechtspersoon worden aangemerkt vanwege zijn zelfstandige positie daarbinnen. BV: als een ambtenaar een eigen
(externe) taak is toegekend (bijv. directeur van stadsontwikkeling). In dit geval vervult hij een zelfstandige rol en zal hij als
orgaan van de gemeente (a-orgaan) zijn aan te merken.
- organen van de Staat
Het is soms moeilijk uit te maken of een persoon of college is aan te merken als orgaan van de Staat. Er is geen wet voor de
organisatie van de Staat, die te vergelijken is met de Gemw of Provw. Daarom moet uit verschillende wetten of regelingen
worden afgeleid welke personen/colleges de organen van de Staat zijn. Voor de vanzelfsprekende organen, zoals de
ministers en staatssecretarissen, kan de Gw geraadpleegd worden. Over de andere organen van de Staat staat soms niks in
de Gw. Toch kunnen andere personen/colleges eveneens orgaan van de Staat zijn. BV: de belastinginspecteur als in (art. 11
AWR).
b-organen
1:1 lid 1 sub b Awb een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed. B-organen zijn parttime
bestuursorganen, omdat zij slecht voor specifieke handelingen gebonden zijn aan de Awb, namelijk in situaties waarin
sprake is van enig openbaar gezag. In de praktijk gaat het bij b-organen doorgaans om privaatrechtelijke entiteiten die
gedeeltelijk bij het openbaar bestuur zijn betrokken.
Volgens de MvT valt openbaar gezag samen met het (kunnen) uitoefenen van een publiekrechtelijke bevoegdheid waarmee
de rechtspositie van rechtssubjecten wordt bepaald. Orgaan is met openbaar gezag bekleed indien aan haar een
publiekrechtelijke bevoegdheid tot het bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend of aan een
orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van
andere rechtssubjecten is toegekend.
, Het uitgangspunt is dat openbaar gezag in beginsel bij wettelijk voorschrift kan worden toegekend (VNG). Onder
omstandigheden kan de bestuursrechter een privaatrechtelijke rechtspersoon, die niet bij of krachtens de wet
publiekrechtelijke bevoegdheid uitoefent, wel als b-orgaan aanwijzen, namelijk indien organen van privaatrechtelijke
rechtspersonen geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken. Hiervoor dient aan
twee vereisten te worden voldaan, financiële en inhoudelijke eis (subsidie bibliotheek).
1:1 lid 2 Awb staan instanties/personen die zijn uitgezonderd om aangemerkt te worden als BO. Koning kan ook niet
worden aangemerkt als BO (koningin en kabinet van koningin).
1:1 lid 3 Awb organen vallen wel onder bestuursorganen voor zover ze in het kader van het ambtenarenrecht besluiten
nemen of handelingen verrichten jegens bij hen in dienst zijnde ambtenaren.
Let op: voor rechtsbescherming maakt het geen verschil of a- of b-orgaan een besluit heeft genomen. Het grootste verschil
zit hem in het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen of feitelijke handelingen. B-organen zijn in dat geval niet
gebonden aan de Awb, zij hoeven Awb alleen in acht te nemen tijdens het uitoefenen van publiekrechtelijke
bevoegdheden. A-organen zijn altijd gebonden aan Awb, ongeacht de aard van hun handelingen.
Belanghebbenden
Bij besluitvorming worden alleen de belangen van belanghebbenden tegen elkaar afgewogen. Het begrip belanghebbende
wordt dus vooral gehanteerd ter afbakening van degenen aan wie allerlei andere rechten en bevoegdheden toekomen.
2 manieren om te worden aangemerkt als belanghebbende:
- direct belanghebbende -> normadressaat
1:2 lid 1 Awb degene wiens belang rechtstreeks bij besluit is betrokken. Persoonsgerichte beslissing is gericht op een
rechtsgevolg voor een of meer aanwijsbare personen en die niet geldt voor anderen (BV: verstrekken
uitkering/vergunning).
- derde-belanghebbende -> OPERA criteria
1:2 lid 1 Awb. Voor natuurlijke personen, rechtspersonen, bestuursorganen en andere entiteiten die geen normadressaat
zijn, geldt dat zij rechtstreeks betrokken belang hebben bij een besluit als voldaan is aan OPERA-criteria.
OPERA:
- objectief bepaalbaar: niet in de subjectieve belevingswereld van iemand, subjectief gevoel van sterke betrokkenheid is
onvoldoende
- persoonlijk: indien zijn positie zich voldoende onderscheidt van de positie waarin een grote groep mensen zich bevindt.
Belang moet bijzonder, individueel en persoonlijk zijn. Met name besluiten die leiden tot activiteiten die effecten hebben
op fysieke leefomgeving (mestbassin en haaksbergse kapvergunning).
Concurrenten: besluit kan feitelijk effect hebben op concurrentieverhoudingen -> dan moet worden bezien of het besluit
concurrentieverhouding beïnvloedt en of degene die in verband met zijn concurrentiepositie als belanghebbende wenst te
worden beschouwd inderdaad concurrent is. Voorwaarden zijn dat ondernemer in hetzelfde marktsegment werkzaam moet
zijn en binnen hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam moet zijn.
- eigen belang: iemand kan alleen voor eigen belang opkomen. Kan alleen voor iemand anders zijn belangen opkomen
indien een hij een duidelijke machtiging heeft (2:1 lid 2 Awb).
- rechtstreeks belang: iemand moet voldoende direct geraakt zijn door het besluit, derhalve dient er voldoende causaal
verband tussen besluit en iemands belang te bestaan.
Iemand heeft geen rechtstreeks belang indien er sprake is van afgeleid belang. Dit houdt in dat een persoon indirect, via het
belang van een ander door een besluit, in zijn belangen wordt geraakt. Dit doet zich vaak voor bij contractuele relaties
(werkgever-werknemer -> parallel). Wanneer iemand niet als belanghebbende wordt aangemerkt, staan voor hem geen
bestuursrechtelijke rechtsmiddelen (als bezwaar en beroep) open tegen het besluit. Persoon met afgeleid belang moet zich
dus wenden tot de direct belanghebbende en niet tot bestuur.
Uitzonderingen:
Afgeleid belang is niet aan de orde indien derde (daarnaast) een eigen zelfstandig belang heeft bij het besluit en
tegengesteld is aan dat van de geadresseerde.
Als iemand door een besluit wordt beperkt in zijn eigendomsrecht of in een fundamenteel grondrecht is er ook geen sprake
van afgeleid belang. In deze situatie wordt iemand los van de bestaande contractuele relatie rechtstreeks door het besluit
getroffen in een belang (afgeleid belang verhuurder).
- actueel belang: indien hij op het moment van het nemen van het besluit al een belang heeft (niet in de toekomst).