Arbeids- en sociaalzekerheidsrecht
Samenvatting
Planning en hoofdstukken:
Week 1: Sociaal zekerheidsrecht begrepen: Hoofdstuk 1
Week 2: Sociaal zekerheidsrecht begrepen: Hoofdstuk 4 §4.1 t/m §4.3
Week 3: Sociaal zekerheidsrecht begrepen: Hoofdstuk 4 §4.4 t/m §4.8
Week 4: Formatieve toets
Week 5: Sociaal zekerheidsrecht begrepen: Hoofdstuk 5
Week 6: Arbeidsrecht in de praktijk: Hoofdstuk 7 §7.3 en §7.4: 7.4.1 t/m 7.4.1.1 en
7.4.3.1
Week 7: Arbeidsrecht in de praktijk: Hoofdstuk 7
§7.4: 7.4.3.2 t/m 7.4.3.8
§8.2: 8.2 t/m 8.2.4
Week 1
Hoofdstuk 1
Wat is sociale zekerheid?
Ieder mens komt in zijn leven in aanmerking met ‘sociale risico’s’. De sociale zekerheid zorgt
ervoor dat de sociale risico’s die een individu oploopt zo veel mogelijk worden verdeeld over
alle werknemers en werkgevers of zelfs alle inwoners van Nederland. Een belangrijke
uitgangspunt is dan ook collectiviteit en solidariteit: het door middel van wetgeving
gezamenlijk dragen van de individuele risico’s.
Hoe heeft het soz zich ontwikkeld?
- Voor 1900: liefdadigheid door kerk en gegoede burgerij
- Sinds 1900: solidariteit en overheidsinitiatieven
- Na wo II: opmars sociale zekerheid
- Sinds 1980:
- Participatiesamenleving
- Privatisering
- Decentralisatie
Verzorgingsstaat
Uitgangspunt van de Nederlandse sociale zekerheid is dat de overheid een belangrijke rol
speelt bij het opvangen van de verschillende risico’s. We noemen dit de verzorgingsstaat. In
die verzorgingsstaat rust op de overheid de verplichting om de burger te vrijwaren tegen een
gebrek aan gezondheid, een gebrek aan inkomen etc.
Wat is de functie van soz?
- Waarborgfunctie: mensen beschermen tegen inkomensderving en inkomstentekorten.
Zorgt ervoor dat er een bepaalde waarborg is voor een bestaand zekerheid.
,- Activeringsfunctie: zorgt ervoor dat mensen met plaatsen in de arbeidsrecht verwerven
maar dat zij die ook kunnen behouden bijv: UWV
Inkomenszekerheid
Valt het inkomen van een individu weg vanwege werkloosheid, langdurige
arbeidsongeschiktheid of ouderdom, dan zorgen respectievelijk de Werkloosheidswet (WW),
de Wet en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia) en de Algemene Ouderdomswet
(AOW) ervoor dat de uitkeringsgerechtigde kan terugvallen op een inkomen in de vorm van
een periodieke, meestal maandelijkse, uitkering om het verlies aan inkomen op te vangen.
Voor degene die van jongs af aan wegens medische redenen nooit in staat is geweest een
inkomen te verdienen, geldt de Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten). Ten slotte hebben we ook de participatiewet, die kent een uitkering
voor iedereen die geen inkomen heeft.
Collectiviteit
De grondgedachte van sociale zekerheid – collectiviteit en solidariteit – valt en staat bij de
maatschappelijke en politieke bereidheid gezamenlijk financieel bij te dragen aan het
behoud van die stelsel. Die bereidheid is niet alleen in het belang van anderen (solidariteit
van de medemens), maar ook in het belang van jezelf. Het soz geeft je namelijk de zekerheid
op een inkomen.
De belasting- en premiedruk is in Nederland hoog: op het brutosalaris wordt ongeveer een
derde inhouden aan belastingen en premies. Daardoor zijn de loonkosten voor werkgevers
relatief hoog en is het verschil tussen het bruto- en nettoloon voor werknemers groot.
De financiering van de werknemersverzekeringen (bv: WW) en de volksverzekeringen (bv:
OAW) gebeurt door middel van premieheffing. De werknemersverzekeringen worden
opgebracht door de werknemers en werkgevers, de volksverzekeringen door alle
ingezetenen (‘het volk’). De sociale voorzieningen, zoals de bijstand (participatiewet) en de
WMO worden gefinancierd uit de algemene middelen, de belastingopbrengst.
Verplicht systeem
Bij de werknemers- en volksverzekeringen gaat het om verplichte verzekeringen. Het is niet
mogelijk dat een individu zich onttrekt aan deze verzekering door te stellen dat hij geen prijs
stelt op een collectieve verzekering, maar zich individueel wil verzekeren.
Voor de werknemersverzekeringen en volksverzekeringen geldt er een maximuminkomen
waarover premie moet worden betaald. Dit bedrag is in 2021 €224,27 per dag. Een uitkering
op grond van een werknemersverzekering (WW, Wet Wia, ZW) is meestal 70% van dit
bedrag. Met andere woorden: een uitkering is in dat geval nooit hoger dan 70% van €224,27,
is €157 per dag (is €3415 bruto per maand).
,Werknemersverzekeringen
Onder de werknemersverzekeringen vallen de WW, de WAO (deze wet geldt voor mensen
die voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt werden), de Wet WIA (die geldt voor mensen die
op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden) en de ZW.
Kenmerken van een werknemersverzekering:
- Werknemers zijn verzekerd. Als je op grond van een aovk werkzaam bent, dan ben je
verplicht verzekerd. Daarbij geldt het territorialiteitsbeginsel. Een persoon die in
België woont maar in Nederland werkt, is verzekerd voor de Nederlandse
werknemersverzekering.
- De financiering gebeurt doordat werknemers en/of werkgevers de premie, gebaseerd
op het loon van de werknemer, betalen.
- De uitvoering geschiedt door het UWV.
- In het algemeen is het hoogte van de uitkering afgeleid van het dagloon
(loongerelateerd).
- De loongerelateerde uitkering is in duur beperkt en meestal afhankelijk van het
arbeidsverleden (WW, WGA-uitkering op grond van de Wet WIA)
Volksverzekeringen
Onder volksverzekeringen vallen de AOW, de Wet langdurige zorg (WLZ), de Algemene
nabestaandenwet (Anw), en de Zvw.
Kenmerken van een volksverzekering:
- Bij een volksverzekering zijn alle ingezetenen van rechtswege verzekerd
- Volksverzekeringen worden gefinancierd door iedereen die inkomstenbelasting
betaalt. Werkt men in loondienst, dan gebeurt dit door middel van de zogeheten
loonheffing op het inkomen. Werkt met als zelfstandige, bijv: zzp’er, dan krijgt men
van de Belastingdienst een aanslag over het inkomen.
- De uitvoering is in handen van de Sociale Verzekeringsbank (AOW, Anw), de
zorgkantoren (Wlz) en de zorgverzekeraars (Zvw).
- In het algemeen is de hoogte van de uitkering gerelateerd aan het minimumloon
(AOW, Anw).
- De duur is niet afhankelijk van het arbeidsverleden.
, Sociale voorzieningen
Onder de sociale voorzieningen vallen de bijstand (Participatiewet) en de Algemene
Kinderbijslagwet (AKW). Dit zijn algemene regelingen. Daarnaast zijn er nog regelingen met
een bijzonder doelgroep, zoals de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere
werklozen (IOW), de Toeslagenwet (TW), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten (Wajong) en de Wmo. Maar ook ze zorgtoeslag en het kindgebonden
budget (Wet kgb) kan met onder de sociale voorzieningen scharen, omdat ook deze
regelingen inkomensondersteuning bieden.
Kenmerken van de sociale voorzieningen:
- Rechthebbend is ieder Nederlander en tevens de niet-Nederlander die rechtmatig
verblijft.
- De uitvoering is meestal in handen van de gemeente (Pw, IOAW, Wmo). Ook het
UWV ( TW en de Wajong )en de SVB (de AKW) voeren één of meer sociale
voorzieningen uit:
- UWV: TW en de Wajong en
- de SVB: de AKW
- Een sociale voorziening wordt betaald uit de algemene middelen
(belastingopbrengst).
- De hoogte van een sociale voorziening is meestal gerelateerd aan het minimumloon
en afhankelijk van de leefsituatie (gezin of alleenstaand, alleenwonend of niet)
- In het algemeen geldt dat geen recht mag bestaan op een uitkering op grond van een
verzekering. De uitkering op grond van een volksverzekering of
werknemersverzekering gaat voor; die uitkering is dan een zogeheten voorliggende
voorziening.
- De duur is in principe beperkt, namelijk zolang het inkomen onder het sociale
minimum ligt (Pw), of bijvoorbeeld behoefte bestaat aan een voorziening op grond
van de Wmo.
Sociale zekerheid
(alle uitkeringen)
Sociale voorziening Sociale verzekeringen
(voor iedereen uit belastinggeld, laatste vangnet) (uit premiegelden)
-ABW
-WWB
-Participatiewet
Volksverzekering Werknemersverzekering
- Voor iedereen - Mensen met arbeidsverleden
- Premie door - Premie door werkgever
werknemer - WW
- AOW - WIA
- AWBZ