SAMENVATTING
ONTWIKKELINGSPSYCHOPATHOLOG
IE
Marleen van der Hoef
periode 3 : leerjaar 1
OPP
Samenvatting hoofdstuk: 1,2,3,7(deels),11(deels),(12),
(8)&5(deels)
,Hoofdstuk 1:
+ Psychopathologie is de wetenschap waarin psychische stoornissen worden bestuurd.
Deelonderwerpen zijn het voorkomen – de hoeveelheid, het ontstaan, het onderscheid
tussen – en de behandeling van stoornissen.
+ In de ontwikkelingspsychopathologie worden het ontstaan en het beloop van psychische
stoornissen onderzocht. Ontwikkeling is daarbij het centrale begrip. Het gaat dan niet zozeer
om de momentopname van een kind (foto), maar om het begrijpen van een proces: hoe is
bepaald gedrag bij een kind ontstaan en gegroeid? (film)
+ Geschiedenis beïnvloedt actuele ervaringen en actuele ervaringen beïnvloeden de
geschiedenis.
+ Kinderen met internaliserende problemen hebben zichzelf te veel onder controle. Ze
uiten hun emoties weinig. Hun problematiek slaat naar ‘binnen’(intern). Kenmerken:
verlegenheid, depressiviteit, angst.
+ Kinderen met externaliserende problematiek hebben zichzelf te weinig onder controle.
Hun problematiek richt zich naar buiten (extern) en uit zich vaak in gedragsproblematiek.
Kenmerken zijn: slechte concentratie, liegen, aandacht opeisen, agressie.
+ Uit onderzoek blijkt dat personen met een genetisch risico het gevoeligst zijn voor
risicofactoren uit de omgeving.
+ Statements:
1. Ontwikkelingspsychopathologie is geen nieuwe
wetenschap, maar een benadering waarin inzichten
uit verschillende wetenschappelijke disciplines en
wetenschappelijke theorieën worden geïntegreerd.
2. Psychopathologie is iets anders dan psychiatrie. Bij
psychopathologie wordt kennis verzameld over
algemene kenmerken van psychische stoornissen; bij
psychiatrie wordt met name gekeken naar (de
effecten van) hulpverlening aan mensen met
psychische stoornissen.
3. De invloed van het ontwikkelingspsychopathologisch
denkkader is de laatste jaren enorm toegenomen.
4. Het actuele gedrag van een kind is altijd het gevolg van vroegere ervaringen en van
de eisen die de huidige situatie hem stelt.
5. De oorzaak van psychopathologie bij een kind ligt niet per definitie in zijn verleden.
6. Een psychische stoornis kent nooit maar 1 oorzaak, en is altijd het resultaat van een
wisselwerking tussen biologische en omgevingsfactoren.
7. Als beoordeeld moet worden of gedrag van een kind adequaat is, moet daarbij de
(ontwikkelings)-leeftijd van het kind betrokken worden. Gedrag dat op jonge leeftijd
adequaat is, kan op latere leeftijd op een stoornis wijzen.
8. Elk kind is uniek, en dat geldt ook voor kinderen met psychische stoornissen. ‘De’
ADHD’er bestaat niet.
9. Je weet pas wat een afwijkende ontwikkeling is als je weet wat de normale,
gemiddelde ontwikkeling is, en als je rekening houdt met achterliggende culturele
opvattingen.
10. Gedrag vindt nooit in een vacuüm plaats, maar altijd in een sociale, culturele en
maatschappelijke omgeving die dat gedrag beïnvloedt -en andersom.
, Hoofdstuk 2:
+ Classificatiesystemen zijn systematische beschrijvingen van gedrag op basis van door
wetenschappers onderscheiden en gegroepeerde gedragskenmerken, met als doel in te
delen, bijvoorbeeld om te bepalen of er sprake is van een stoornis of om onderscheid te
maken tussen stoornissen. Diagnostiek gaat een stapje verder. Behalve gedragskenmerken
wordt ook vastgesteld of een kind lijdt onder de problemen, behoefte heeft aan hulp of zorg
en wel of niet optimaal functioneert. (Als een stoornis is vastgesteld, is de volgende vraag:
Hoe is deze stoornis ontstaan? Het antwoordt op deze vraag wordt gezocht met behulp van
diagnostiek. Net als de vraag waarom gaat die niet voorbij. Diagnostiek betekent letterlijk
‘door-kennen’.
+ Bij epidemiologisch onderzoek is men geïnteresseerd in het vaststellen van factoren die
de problematiek van kinderen beïnvloeden. Er is een raakvlak met de diagnostiek. De vraag
‘hoeveel kinderen hebben deze problemen’ tracht men te beantwoorden.
+ Classificatie is niet meer en niet minder dan iets (een situatie, persoon of voorwerp)
herkennen, er de juiste naam aan geven en het vervolgens indelen in een categorie. Bij
classificatie geeft iemand antwoord op de vraag ‘Wat is dit?’ Als mensen om zich heen
kijken, als ze luisteren, proeven, ruiken, kortom, als mensen waarnemen, proberen ze
tegelijkertijd het resultaat in te delen in categorieën. We delen van jongs af aan dingen,
personen en situaties om ons heen in op basis van zintuigelijke waarnemingen en
interpretaties.
+ De letters DSM staan voor Diagnostic and Satistical Manual of Mental Disorders. In DSM
staan afspraken over hoe een psychische stoornis gedefinieerd wordt door de kenmerken
(symptomen) te omschrijven. Behalve de kenmerken van een stoornis vermeldt de DSM ook
aantal, duur en impact van de symptomen.
De vaststelling van een minimumaantal van symptomen die aanwezig moeten zijn is een
afspraak en zegt iets over de mate van ernst.
+ Een belangrijk aspect dat ten grondslag
ligt aan DSM is het denken in categorieën.
Het uitgangspunt is dat de klachten van een
hulpvrager zijn in te delen in duidelijk te
onderscheiden categorieën van stoornissen.
Dit betekent dat m.b.v. DSM uitspraken
worden gedaan over de vraag of een
bepaalde combinatie van klachten nu wel of
niet een stoornis is. Ook impliceert deze
werkwijze dat stoornissen duidelijk van
elkaar zijn te onderscheiden. Dit is een
werkwijze die gebaseerd is op de medische
wetenschap, waar makkelijker gewerkt
wordt met een ja-nee-uitspraak.
In DSM wordt de stoornis categoriaal
benaderd: het is alles of niets. In DSM-5
wordt wel een stap gezet om bij stoornissen
systematisch aan te geven of er sprake is
van een lichte, matige of ernstige stoornis.
(Dat is een ontwikkeling richting dimensionaal werken)