Samenvatting grondslagen KGP
Hoofdstuk 4
Drie soorten behoeften
Een behoefte is een conditie in een persoon die essentieel is voor welzijn, groei en leven.
Er zijn drie soorten behoeften: biologische behoeften, psychologische behoeften en
impliciete motieven (Tabel 4.1; Figuur 4.2). In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan
de biologische behoeften.
Basisbegrippen van regulatie
Clark Hull (1943) ontwierp de drive theory. Volgens deze theorie worden biologische
behoeften gecreëerd dankzij fysiologische deprivaties. Als de biologische behoeften
onbevredigd blijven, wordt de biologische deprivatie zo sterk dat er een psychologische
drive ontstaat. Die drive zorgt dat de mens in actie komt en gedrag gaat vertonen dat
leidt tot behoeftebevrediging. In figuur 4.3 wordt dit proces geïllustreerd. Dit cyclische
patroon omvat de volgende zeven regulatieprocessen die achtereenvolgens zullen worden
besproken: fysiologische behoefte, fysiologische drive, homeostase, negatieve feedback,
meerdere inputs/outputs, mechanismen binnen het organisme en mechanismen buiten
het organisme.
De fysiologische behoefte beschrijft de biologische conditie van een tekort, zoals
bijvoorbeeld voedsel deprivatie. Als de behoeften onbevredigd blijven, kan dat leiden
tot ziekte of lichamelijke schade.
Drive is een psychologische en geen biologische term. Het is de bewuste
manifestatie van een onderliggende onbewuste psychologische behoefte. De drive
heeft motivationele eigenschappen, dit betekent dat de drive bepaald gedrag stuurt
op basis van de behoeftebevrediging.
Homeostase is de term voor het lichamelijke tendens om tot een evenwicht te
komen. Dit wordt ook wel een intern stabiele conditie genoemd. Homeostase is het
vermogen van het lichaam om een systeem terug te brengen naar zijn baseline.
Negatieve feedback is het fysiologische stopsysteem van de homeostase. Terwijl
de drive ervoor zorgt dat gedrag geactiveerd wordt, zorgt de negatieve feedback
ervoor dat gedrag juist stopt. De negatieve feedback systemen geven het signaal
van verzadiging net voordat de fysiologische behoefte volledig is bevredigd.
De drive heeft meerdere inputs, oftewel manieren waarop het geactiveerd kan
worden. Je hebt dorst na het zweten, na het eten van zout voedsel, het doneren van
bloed of zomaar op een willekeurig moment op de dag. Het idee is dat drives
voortkomen uit een aantal verschillende bronnen (inputs) en verschillende
doelgerichte gedragingen motiveren (outputs) tot verzadiging optreedt. In figuur 4.4
is weergegeven dat bij een drive meerdere inputs samen gaan met meerdere
outputs.
, Mechanismen in het organisme zijn alle biologische regulatiesystemen in de
persoon die samen optreden bij de biologische behoeften onderliggend aan de drive.
De drie hoofdcategorieën van deze mechanismen zijn hersenstructuren, het
endocrinesysteem en de organen. Het belangrijkste mechanisme bij honger is de
hypothalamus (hersenstructuur), de hormonen glucose en insuline
(endocrinesysteem), de maag, lever en de alvleesklier (organen). Deze
mechanismen werken samen.
Mechanismen buiten het organisme zijn alle invloeden uit de omgeving; zowel
cognitief, sociaal als cultureel. De omgevingsinvloeden bij honger zijn overtuigingen
over calorieën (cognitief), de geur van voedsel (omgevingsinvloed), de aanwezigheid
van anderen (sociaal) en idealen over de vorm van het lichaam (cultureel).
Het homeostatische mechanisme
Figuur 4.5 toont het homeostatische mechanisme. Er is te zien dat de zeven
regulatieprocessen onderling met elkaar samenhangen.
Dorst
Onze lichamen bestaan voor twee derde uit water. Als het volume daarvan 2% daalt,
voelen we ons dorstig. Uitdroging treedt op bij 3 of meer procent verlies van het
watervolume. We verliezen voortdurend water door te zweten, te urineren, te ademen, te
bloeden, over te geven en te niezen. Het lichaam heeft water hard nodig. Als we niet
drinken gaan we binnen ongeveer twee dagen dood.
Fysiologische regulatie
Het water in ons lichaam bevindt zich in het intracellulaire en extracellulaire vocht. De
intracellulaire vocht bestaat uit al het water in de cellen (ongeveer 40% van het
lichaamsgewicht). Het extracellulaire vocht bestaat uit al het water buiten de cellen in het
bloedplasma en de interstitiële vloeistof (ongeveer 20% van het lichaamsgewicht). Dorst
komt dus voort uit deze twee bronnen. Daarom is er een double-depletion model van
dorst opgesteld. Als het intracellulaire vocht aangevuld dient te worden, treedt
osmometrische dorst op. Wanneer het extracellulaire vocht aangevuld moet worden,
treedt volumetrische dorst op. Hypovelumia (afname van het plasmavolume) veroorzaakt
volumetrische dorst, en hypovelumia zorgt dat het stopt.
Dorst activatie
Uit onderzoek blijkt dat osmometrische dorst de voornaamste oorzaak is van dorst
activatie. Dorst wordt vooral veroorzaakt door uitgedroogde cellen.
Dorst verzadiging
Uit onderzoek is gebleken dat één van de negatieve feedbacksystemen bij dorst zich
bevindt in de mond. Nadat er vaak geslikt is, stopt het drinken. De maag heeft, evenals
de mond, een stopsysteem. In het cardiovasculaire systeem bevindt zich ook een
mechanisme dat het brein laat weten of de waterniveaus boven of onder normaal zijn. De