Handboek voor de leraren
Inleiding
Interactieve cognities zijn relatief eenvoudig te beinvloeden door het observeren van collega’s en
daarop te reflecteren.
Diepere cognities zijn lastiger te beinvloeden, omdat deze gekoppeld zijn aan de eigen opvattingen
en overtuigingen. Deze zijn vaak gekoppeld aan hoe men vroeger zélf het onderwijs heeft ervaren.
Deel A: hoe onderwijs ik mijn leerlingen
De leraar is de spil in het leerproces. Hij is de inspirator en motivator voor de leerlingen.
Deel B: hoe kan ik effectief met groepen werken
Les geven is meer dan een goed georganiseerde presentatie geven. Slechts 20% van de resultaten is
afhankelijk van de goed georganiseerde les. Het is van belang om met interventies álle leerlingen bij
de les te houden.
Hoofdstuk 4: Orde houden
Orde krijgen is iets anders dan orde afdwingen. Het staat als het ware vanzelf door:
- Op de juiste manier communiceren;
- Goed klassenmanagement;
- Op verstandige wijze met conflicten omgaan.
De 4 R’s zijn dan van belang: rust, rechtvaardigheid, redelijkheid en regelmaat.
4.1
Communicatie is meer dan de woorden. Het gaat ook om hoe het wordt gecommuniceerd. Het
gedrag van de verzender en de ontvanger beïnvloeden elkaar wederzijds.
De Roos van Leary maakt een indeling op gedrag en relatiewens van leerlingen.
1. Wie is de baas (boven/onder)
2. Met of tegen elkaar (samen/tegen)
Gedrag op de boven/onder dimensie, levert tegengesteld gedrag op. Gedrag op de samen/tegen
dimensie, levert eenzelfde gedrag op.
Als leraar wil je voornamelijk bij boven/samen zitten; de leerlingen wil je voornamelijk bij
onder/samen hebben.
Aandachtspunten:
1. Wees flexibel, en wissel van gedrag waar nodig;
2. Samen is niet altijd goed, soms moet je gewoon kortdaad zijn;
Dit model kan in de praktijk worden ingezet. Daarbij zijn de volgende ‘instrumenten’
1. Aankijken
a. Reguleren: reacties uitlokken of onderdrukken;
b. Monitoren: peilen of men luistert;
c. Cognitief: peilen of men het snapt (wegkijken als het moeilijk is);
d. Expressie: leerlingen tonen betrokkenheid.
2. Afstand
a. Intieme afstand (10-50 cm): voor persoonlijke uitleg, op gelijke hoogte staan;
b. Persoonlijke afstand (50-150 cm): voor formelere situaties;
c. Sociale afstand (1,5 – 4m): overleg met meerdere leerlingen, mimiek en gebaren
uitvergroten;
d. Openbare stand (> 4 m): klassikale momenten
3. Gezichtsuitdrukking
a. Overtuigingskracht door een levendig gezicht;
b. Contact maken met leerlingen en dat tonen in je gezicht;
c. Congruentie: overeenstemming tussen mimiek en woorden.
, 4. Lichaamshouding en gebaren;
a. Rust: een ontspannen houding toont dat je geen bedreiging ervaart;
b. Omvang: staan of zitten, laat je zien
5. Stemgebruik: variëren in toon, volume, snelheid etc.
4.2 De 5 vaardigheden van klassenmanagement
De maatregelen om een goed leerklimaat te creëren.
4.3 Continue signaal
Een continue signaal is een bestendige lijn tijdens de les. Een heldere lijn, zonder al te veel uitstapjes.
Zorg voor een goede voorbereiding, zodat je weet wat en hoe je het gaan doen:
- Denk na over werkvormen om leerlingen te betrekken;
- Leg het belang van lesdoelen uit: zelf structuur houden, geeft ook voor ll structuur;
- Zorg voor variatie;
Voorkom ‘obergedrag’ door op elke vraag te reageren. Leer ze om het ook zelf of onderling uit te
zoeken.
Het is van belang om oogcontact te houden, en om de regie te houden: als docent ben je de spin in
het communicatienetwerk: de communicatie verloopt via jou.
Wisselmomenten zijn momenten waarop je van de ene werkvorm naar de andere werkvorm
overgaat. Bij uitstek momenten waarop de onrust ontstaat, doordat leerlingen bijvoorbeeld nog niet
klaar zijn. Zorg voor:
- Duidelijkheid voor jezelf wanneer je gaat wisselen, en hoe je dat aankondigt;
- Ga ik terugkijken of juist vooruitkijken?
- Hoe start ik het wisselmoment, en wat kan daarbij helpen (lesschema)
Wisselen van activiteit
Uitvoering: voorkom dat je de leeractiviteit overneemt van ll, maar laat hen zelf de vragen
beantwoorden
Zorg voor stilte tussen de activiteiten door, échte stilte. Kondig daarna aan dat je beschikbaar bent
voor vragen. Door dit bestendig te doen, wordt je betrouwbaar geacht en krijg je respect.
Wisselen van aandacht
Ga niet uitleggen als leerlingen nog aan het praten zijn. Op die manier ‘beloon’ je ordeverstoring.
Wat wil je ongestoord uitleggen;
Hoe: iemand mag pas een vraag stellen als hij de beurt heeft gekregen;
Waarom: je wilt dat iedereen je verhaal kan volgen;
4.3.7 ook?
4.4 Alertheid
Een alerte docent signaleert ordeverstoring, en lost dit adequaat op. Wanneer iets ordeverstoring is,
is subjectief.
Leerlingen vinden een docent alert als hij:
- De juiste persoon tot de orde roept;
- Tijdig reageert
Wees alert op de volgende punten:
1. Ken de namen van je leerlingen: om waardering te uiten, en orde te handhaven. Het laat zien
dat je je leerlingen kent.
2. Teken van leiderschap: de klas is jouw ruimte, waar jouw regels gelden. Zorg voor
duidelijkheid en maak de gevolgen duidelijk.
3. In woord en gebaar: reageer door gebaren.
Ook als je in projectgroepen werkt, kunnen ordeverstoringen voorkomen. Geef de leerlingen de
bevoegdheid om dit zelf te regelen. Zorg voor een zo realistisch mogelijke opdracht, zodat het
aanspreekt.