Psychopathologie bij kinderen
en adolescenten
PM0922
Sandra Ehrenhard
Israel, A. C., Weil Malatras, J., & Wicks-Nelson, R. (2021). Abnormal Child and
Adolescent Psychology (9th edition). New York: Routledge.
, 6.3 Epidemiologie en
Inhoud ontwikkelingsbeloop ..................... 8
Thema 1: Angststoornissen ................... 1 7. Gegeneraliseerde angststoornis
(GAS) ................................................. 9
1. Een introductie tot
internaliserende stoornissen............. 1 7.1 Diagnostische criteria ........ 9
1.1 Definiëren en classificeren 6.2 Beschrijving........................ 9
van angststoornissen .....................2 6.3 Epidemiologie .................... 9
1.2 Normale zorgen, vrees en 6.4 Ontwikkelingsbeloop .......10
angsten ...........................................2
8. Paniekaanvallen en
1.3 Classificatie van paniekstoornis..................................10
angststoornissen ............................ 3
8.1 Diagnostische criteria .......10
2. Epidemiologie van
angststoornissen................................ 3 8.2 Epidemiologie ................... 11
3. Specifieke fobieën ...................... 3 8.3 Beschrijving en
ontwikkelingsbeloop .................... 11
3.1 Diagnostische criteria ....... 4
9. Etiologie van angststoornissen 12
3.2 Beschrijving ....................... 4
9.1 Biologische invloed ........... 12
3.3 Epidemiologie ................... 4
9.2 Psychosociale en cognitieve
3.4 Ontwikkelingsbeloop........ 4 invloeden ...................................... 13
4. Sociale angststoornis (sociale 10. Beoordelen van
fobie) ..................................................5 angststoornissen ..............................14
4.1 Diagnostische criteria ........5 10.1 Interviews en
4.2 Beschrijving ........................5 zelfrapportage instrumenten .......14
4.3 Selectief mutisme (SM) en 10.2 Directe observaties ........... 15
sociale angst...................................5 10.3 Fysiologische opnames ..... 15
4.4 Epidemiologie ................... 6 11. Interventies voor angst- en
4.5 Ontwikkelingsbeloop........ 6 gerelateerde stoornissen .................. 15
5. Separatieangststoornis (SAD) ...7 11.1 Psychologische
behandelingen .............................. 15
5.1 Diagnose en classificatie ....7
11.2 Farmacologische
5.2 Beschrijving ........................7
behandelingen .............................. 17
5.3 Epidemiologie ....................7
11.3 Preventie van
5.4 Ontwikkelingsbeloop.........7 angststoornissen .......................... 17
6. Schoolweigering.........................7 12. Obsessief Compulsieve
Stoornis (OCD) ................................18
6.1 Definitie..............................7
12.1 Diagnostische criteria .......18
6.2 Beschrijving ....................... 8
PAGINA 1
, 12.2 Beschrijving ...................... 18 3.2 Depressieve stoornissen: de
DSM benadering ......................... 39
12.3 Epidemiologie .................. 19
3.3 Depressie: empirische
12.4 Ontwikkelingsbeloop en
benaderingen............................... 40
prognose ...................................... 19
3.4 Beschrijving van depressie
12.5 Etiologie ........................... 19
40
12.6 Behandelen van OCD ...... 19
4. Epidemiologie van depressie ...41
Thema 2: Trauma- en
4.1 Leeftijd en geslacht ...........41
stressorgerelateerde stoornissen ........ 21
4.2 Socio-economische,
1. Reacties op traumatische
etnische en culturele
gebeurtenissen ................................ 21
overwegingen ...............................41
1.1 DSM classificatie .............. 21
4.3 Gelijktijdig voorkomende
1.2 Diagnostische criteria ...... 22 problemen ....................................41
1.3 Beschrijving van reacties op 5. Depressie en ontwikkeling .......41
traumatische gebeurtenissen ...... 23
6. Etiologie van depressie............ 42
1.4 Epidemiologie ..................24
6.1 Biologische invloeden...... 42
1.5 Ontwikkelingsbeloop en
6.2 Temperament .................. 43
prognose ...................................... 25
6.3 Sociaal-psychologische
1.6 Behandeling van PTSD .... 25
invloeden ..................................... 43
2. Kindermisbruik ........................ 27
6.4 Impact van ouderlijke
2.1 Definitie van mishandeling depressie ...................................... 45
27
6.5 Relaties met gelijken en
2.2 Prevalentie........................29 depressie ...................................... 46
2.3 Factoren die bijdragen aan 7. Meten van depressie................ 47
mishandeling ...............................29
8. Behandeling van depressie...... 48
2.4 Consequenties van
8.1 Farmacologische
mishandeling ............................... 30
behandelingen ............................. 48
2.5 Interventies voor
8.2 Psychosociale
mishandeling ............................... 32
behandelingen ............................. 49
Thema 3: Stemmingsstoornissen en
9. Preventie van depressie............ 51
eenzaamheid ....................................... 37
10. Bipolaire stoornissen ............ 51
1. Een historisch perspectief ....... 37
10.1 DSM classificatie van
2. De DSM benadering voor het
bipolaire stoornissen .................... 51
classificeren van
stemmingsstoornissen .................... 38 10.2 Beschrijving van bipolaire
stoornissen .................................. 54
3. Definitie en classificatie van
depressie .......................................... 38 10.3 Epidemiologie van bipolaire
stoornissen .................................. 54
3.1 Depressie definiëren ........ 38
PAGINA 1
, 10.4 Ontwikkelingsbeloop en 1.5 Geslachtsverschillen:
prognose ...................................... 55 relationele agressie...................... 75
10.5 Risicofactoren en etiologie 1.6 Pesten ............................... 76
55
2. Epidemiologie.......................... 77
10.6 Meten van bipolaire
2.1 Geslacht, leeftijd en context
stoornissen ...................................56
77
10.7 Behandeling van bipolaire
2.2 Patronen van gelijktijdig
stoornissen ...................................56
voorkomen .................................. 78
11. Suïcide ..................................56
3. Ontwikkelingsbeloop .............. 79
11.1 Prevalentie van suïcide .... 57
3.1 Stabiliteit van
11.2 Suïcidale gedachten gedragsproblemen....................... 79
(ideatie) en pogingen .................. 57
3.2 Leeftijd bij ontstaan ......... 79
11.3 Suïcide en
3.3 Ontwikkelingspaden ....... 80
psychopathologie ........................ 57
4. Etiologie ....................................81
11.4 Risicofactoren...................58
4.1 De sociaal-economische
11.5 Suïcide preventie..............59
context ..........................................81
1. Slaapproblemen .......................59
4.2 Agressie als aangeleerd
1.1 Slaapontwikkeling........... 60 gedrag 81
1.2 Veelvoorkomende 4.3 Familie invloeden .............81
slaapproblemen ........................... 61
4.4 Cognitieve-emotionele
1.3 Sleep Disorders invloeden ..................................... 87
(Slaapproblemen) ........................ 61
4.5 Biologische invloeden...... 89
1.4 Het behandelen van
5. Middelengebruik ..................... 91
slaapproblemen ...........................65
5.1 Classificatie en beschrijving
Thema 4: Gedragsstoornissen en
91
Verslaving ........................................... 68
5.2 Epidemiologie ...................... 92
1. Classificatie en beschrijving ... 69
5.3 Risicofactoren en
1.1 DSM benadering: overzicht
ontwikkelingsbeloop....................... 93
69
6. Assessment .............................. 95
1.2 DSM benadering:
Oppositioneel Opstandige 6.1 Interviews ............................... 95
Stoornis (ODD) ...........................70 6.2 Gedrag beoordelingsschalen .96
1.3 DSM benadering: 6.3 Gedragsobservaties................96
Gedragsstoornis (CD) .................. 71
7. Interventie ............................... 97
1.4 Empirisch afgeleide
syndromen ................................... 73 7.1 Trainen van ouders .......... 97
PAGINA 2
, 7.2 Cognitieve 6. Mede-voorkomende stoornissen
probleemoplossingsvaardigheden 111
training ....................................... 99
6.1 Leerproblemen................. 111
7.3 Gecombineerde
6.2 Externaliserende
behandelingen ............................ 99
stoornissen .................................. 111
7.4 Maatschappij-gebaseerde
6.3 Internaliserende
programma’s .............................. 100
stoornissen ..................................112
7.5 Multi-systemische therapie
7. Epidemiologie..........................112
101
7.1 Geslacht............................112
7.6 Farmacologische
interventie.................................. 102 7.2 Sociale klasse, ras/etniciteit
en cultuur ....................................112
7.7 Preventie......................... 102
8. Ontwikkelingsbeloop .............. 113
Thema 5: ADHD (Attention-
Deficit/Hyperactivity Disorder) ....... 105 8.1 Baby- en peutertijd .......... 113
1. Ontwikkeling van ideeën over 8.2 Kindertijd ......................... 113
ADHD ............................................ 105 8.3 Adolescentie en
2. DSM classificatie en diagnose ... 106 volwassenheid ............................ 114
3. Beschrijving: primaire kenmerken 8.4 Variatie en voorspelling van
....................................................... 107 de uitkomst ................................ 114
3.1 Onoplettendheid .................. 107 9. Neuropsychologische theorieën
van ADHD ...................................... 114
3.2 Hyperactiviteit en
impulsiviteit ............................... 107 9.1 Executieve functies en
inhibitie .......................................115
4. Beschrijving: secundaire
kenmerken..................................... 108 9.2 Gevoeligheid voor beloning
115
4.1 Motorische vaardigheden
108 9.3 Temporale verwerking en
aversie tegen vertraging ..............115
4.2 Intelligentie, academische
prestaties .................................... 108 9.4 Meerdere wegen ............. 116
4.3 Executieve functies ........ 108 10. Neurobiologische afwijkingen
117
4.4 Emotieregulatie .............. 108
11. Etiologie .............................. 118
4.5 Aangepast gedrag ........... 109
11.1 Genetische invloeden ..... 118
4.6 Sociaal gedrag en relaties
109 11.2 Prenatale invloeden en
geboortecomplicaties ................. 118
4.7 Gezondheid, slaap en
ongelukken ................................. 110 11.3 Dieet en lood................... 118
5. DSM subtypen ........................ 110 11.4 Psychosociale invloeden . 119
12. Een schema van de
ontwikkeling van ADHD ............... 119
PAGINA 3
, 13. Assessment ......................... 120 5.3 SLD met stoornissen in
schriftelijke expressie ................. 141
13.1 Interviews ....................... 120
5.4 SLD met wiskundige
13.2 Beoordelingsschalen ....... 121
stoornissen ................................. 142
13.3 Directe observatie ........... 121
6. Sociale en motivationele
13.4 Andere procedures .......... 121 problemen ......................................144
14. Interventie........................... 121 6.1 Sociale relaties en
14.1 Farmacologische competenties ..............................144
behandeling ................................ 121 6.2 Academisch zelfconcept en
14.2 Gedragsgerichte motivatie.....................................144
behandeling ................................ 123 7. Etiologie van taal- en
14.3 Multimodel behandeling 124 leerstoornissen ............................... 145
14.4 Preventie......................... 126 7.1 Genetische invloeden ..... 145
Thema 6: Communicatie- en 7.2 Neurobiologische invloeden
leerstoornissen ...................................127 147
1. Een beetje geschiedenis: 7.3 Psychosociale invloeden 149
onverwachte handicap, onvervulde 8. Meten van taal- en
behoeften ........................................127 leerstoornissen .............................. 149
2. Definitieproblemen ............... 128 9. Interventie voor taal- en
2.1 Identificeren van specifieke leerstoornissen ................................151
handicaps ................................... 129 9.1 Preventie ..........................151
3. Taalontwikkeling ................... 130 9.2 Interventie voor
4. Communicatiestoornissen ..... 131 taalstoornissen ............................151
4.1 DSM classificatie en 9.3 Interventie voor
diagnose ...................................... 131 leerstoornissen ........................... 152
4.2 Beschrijving ..................... 132 10. Speciaal onderwijs diensten
154
4.3 Epidemiologie en
ontwikkelingsbeloop ...................... 133 10.1 Inclusie: voordelen en
zorgen156
4.4 Stoornissen die gelijktijdig
voorkomen ................................. 134 Thema 7: Autismespectrumstoornissen
............................................................ 158
4.5 Cognitieve tekorten en
theorieën ..................................... 135 1. Een stukje geschiedenis ......... 158
5. Specifieke Leerstoornissen: 2. Autismespectrumstoornis (ASD)
lezen, schrijven en rekenen .......... 136 159
5.1 DSM classificatie en 2.1 Beschrijving: Primaire
diagnose ...................................... 137 kenmerken................................. 160
5.2 SLD met een leesstoornis137 2.2 Beschrijving: Secundaire
kenmerken.................................. 162
PAGINA 4
, 2.3 Mede-voorkomende 2.3 Epidemiologie ................. 185
stoornissen ................................. 165
2.4 Ontwikkelingsbeloop en
2.4 Epidemiologie ................ 165 prognose ..................................... 187
2.5 Ontwikkelingsbeloop..... 166 2.5 Etiologie ......................... 188
2.6 Neurobiologische 2.6 Interventie...................... 194
afwijkingen ................................ 167
Tekst week 1: Hoe help je bange
2.7 Etiologie ......................... 168 kinderen om meer te durven? ........... 201
2.8 Assessment van ASS....... 170 Tekst week 4: Trajectories of Early
Adolescent Loneliness: Implications for
2.9 Preventie van ASS ...........172
Physical Health and Sleep ................ 203
2.10 Interventie voor ASS .......172
Tekst week 5: Gameverslaving en
Thema 8: Eetstoornissen .................. 179 diagnostiek ........................................ 208
1. Obesitas ................................. 179 Tekst week 7: Dyslexie – diagnostiek en
1.1 Etiologie ......................... 180 behandeling ........................................211
1.2 Interventies ..................... 181 Tekst week 8: Taalbegrip en theory of
mind bij kinderen met autisme......... 213
2. Eetstoornissen ........................... 183
Tekst week 9: Sterkte- en
2.1 Definitie en classificatie:
zwaktediagnostiek bij (het vermoeden
een overzicht ............................. 183
van) hoogbegaafdheid plus autisme . 216
2.2 Classificatie en Voorbeeldvragen....................................1
beschrijving: DSM benadering.. 184
PAGINA 5
,Thema 1: Angststoornissen
Hoofdstuk 6, pagina’s 110 t/m 138
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze taak ben je in staat om:
• klinische angststoornissen bij kinderen te onderscheiden van normaal
voorkomende angst bij kinderen
• klinische obsessieve-compulsieve stoornissen bij kinderen te onderscheiden
van normaal voorkomende gedachten en rituele handelingen
• onderscheid te maken tussen worry, fear en anxiety, en deze termen te
gebruiken in de classificatie van angststoornissen
• het verschil te benoemen tussen angststoornissen en obsessieve-compulsieve
stoornissen
• aan de hand van een casus een onderbouwde DSM 5-diagnose voor angst en
obsessieve-compulsieve stoornissen vast te stellen
• de epidemiologie, ontwikkeling en comorbiditeit van angst en obsessieve-
compulsieve stoornissen te beschrijven
• aan te geven welke angststoornissen bij kinderen vaak voorkomen en welke
stoornissen minder vaak voorkomen
• veel voorkomende risicofactoren voor angststoornissen en obsessieve-
compulsieve stoornissen te benoemen
• een beeld te vormen van hoe de eerste fase van een psychologische
behandeling van een kind met een angststoornis of obsessieve-compulsieve
stoornis eruitziet.
Dit hoofdstuk (en de volgende twee) gaat in op kinderen die beschreven worden als
angstig, teruggetrokken, verlegen, depressief, etc. Ze lijken erg ongelukkig en hebben
een gebrek aan zelfvertrouwen. Van deze jonge mensen wordt vaak gezegd dat ze
emotionele problemen hebben die ze zelf oplossen; daarom worden hun problemen
vaak internaliserende stoornissen (“internalizing disorders”) genoemd.
1. EEN INTRODUCTIE TOT INTERNALISERENDE STOORNISSEN
Pogingen om gedragsstoornissen bij kinderen en adolescenten te classificeren zorgden
voor een breed spectrum bestaande uit internaliserende problemen. Gesuggereerd
wordt dat deze algemene groep van emotionele/internaliserende stoornissen het
klinische beeld het beste beschrijft. Als alternatief kan de focus liggen op meerdere
specifieke aandoeningen. Zo staan termen als fobieën, obsessies en dwanghandelingen,
angststoornissen, depressie en stemmingsstoornissen centraal binnen klinische
classificatiesystemen zoals de DSM.
Over de relatie met of het onderscheid in diagnostische categorieën is veel discussie:
PAGINA 1
, 1. Er is bewijs dat risicofactoren bijdragen aan verschillende stoornissen. Eén
risicofactor is niet specifiek gebonden aan één stoornis, maar kan bijdragen aan
het ontstaan van verschillende stoornissen.
2. De vele stoornissen die mede-ontstaan (comorbiditeit).
3. Ook wordt er vaak gesuggereerd dat een aantal op zichzelf staande stoornissen
eigenlijk verschillende uitingen zijn van dezelfde aanleg voor het ontwikkelen
van internaliserende gedragsproblemen. Verschillende omgevingen of
ervaringen zorgen voor het ontstaan van een specifiek patroon of stoornis.
Verschillen in cultuur kunnen hierop van invloed zijn. Zo zijn er hogere
aantallen Latino kinderen die last hebben van separatieangst en/of
somatische/fysiologische symptomen.
1.1 Definiëren en classificeren van angststoornissen
Anxiety (Angst): toekomstgerichte emotie, gekarakteriseerd door de perceptie van
bezorgdheid, oncontroleerbaarheid / onvoorspelbaarheid over potentiële aversieve
gebeurtenissen en snelle verschuiving van aandacht naar een mogelijk gevaarlijke
gebeurtenis of iemands eigen affectieve respons naar deze gebeurtenissen.
Fear (Vrees): reactie op een directe / huidige bedreiging, gekarakteriseerd door een
soort alarm reactie.
3 type reacties op bedreiging (bij zowel angst als vrees):
1. Gedragsrespons (wegrennen, trillende stem, ogen dicht doen)
2. Cognitieve respons (gedachten om bang te zijn, zelfspot, beelden van
lichamelijke letsel)
3. Fysiologische respons (verandering in hartslag en ademen, spierspanning,
maagklachten)
Worry (Zorgen): opgedrongen gedachten over mogelijk negatieve uitkomst die
moeilijk controleerbaar zijn. Wordt vaak als cognitieve component gezien van anxiety.
Eén van de grootste uitdagingen voor een hulpverlener is om te bepalen of de angst
normaal en veelvoorkomend is, of dat het een persisterende stoornis is met atypische
kenmerken.
1.2 Normale zorgen, vrees en angsten
Algemene prevalentie
Kinderen hebben een groot aantal zorgen, vrees en angsten. Ouders onderschatten dit
vaak, vooral bij kinderen die hun eigen emoties goed kunnen verbergen.
Geslacht, leeftijd en culturele verschillen
Meisjes hebben vaak meer angsten dan jongens, vooral als ze wat ouder worden. Zij
ervaren ook een grotere intensiteit van deze angsten. Met sekseverschillen moeten we
wel voorzichtig omgaan, omdat verwachtingen over de rol van het geslacht gedeeltelijk
verantwoordelijk kan zijn voor verschillen tussen jongens en meisjes.
Aantal en intensiteit van angsten nemen af naarmate kinderen ouder worden.
PAGINA 2
, Leeftijd Soort angst
6 – 9 maanden Vrees voor vreemden
2 jaar Vrees voor denkbeeldige wezens
4 jaar Vrees voor het donker
Oudere kinderen Sociale angst en faalangst
Dit komt overeen in verschillende culturen. Fear Survey Schedule for Childeren (FSSC-
R): onderzoeksinstrument naar angststimuli en -situaties.
1.3 Classificatie van angststoornissen
Als de angst voor angst, hoewel van korte duur, voldoende ongemak veroorzaakt of het
functioneren belemmert, kan interventie gerechtvaardigd zijn. Bovendien kunnen
angststoornissen, indien onbehandeld, een chronisch verloop hebben en voor ten
minste sommige kinderen gepaard gaan met extra moeilijkheden.
De DSM benadering
De DSM beschrijft een aantal angst- en aanverwante stoornissen. Het hoofdstuk over
angststoornissen in de DSM omvat “Separation Anxiety Disorder”
(separatieangststoornis), specifieke fobie, sociale angststoornis (sociale fobie), selectief
mutisme, paniekstoornis, agorafobie en gegeneraliseerde angststoornis. Bij een kind of
adolescent kan één of meer van de in de DSM opgenomen angststoornissen worden
gesteld. De definities van de meeste van deze angststoornissen hebben betrekking op
vergelijkbare processen, zoals angst voor objecten of situaties en
vermijdend/angstreducerend gedrag.
De empirische benadering
Empirische systemen, gebaseerd op statistische procedures, hebben subcategorieën
van internaliserende stoornissen die angstgerelateerde problemen bevatten. In een
breed aantal internaliserende stoornissen is er het angst/depressie syndroom. Er is
geen apart angstsyndroom dat vergelijkbaar is met de DSM. Dit suggereert dat
symptomen van angst en depressie samen verschijnen.
2. EPIDEMIOLOGIE VAN ANGSTSTOORNISSEN
Angststoornissen behoren tot de meest voorkomende stoornissen die kinderen en
adolescenten ervaren. Schattingen van de prevalentie variëren aanzienlijk: 2,5% tot
12% of zelfs hoger.
Kinderen nemen de angsten vaak mee gedurende hun puberteit en ook krijgt deze
jeugd vaker te maken met andere problemen.
Meisjes hebben een iets grotere kans op een angststoornis dan jongens. Er is weinig
onderzoek gedaan naar etnische verschillen.
3. SPECIFIEKE FOBIEËN
Fobieën zijn, in tegenstelling tot angsten die passen bij de ontwikkeling:
• buitensporig
PAGINA 3