BOKS anatomie
Botten/botpunten
Bekken pelvis). Het deel van het lichaam tussen de buik en de benen.
• os ilium = darmbeen
• os ischii = zitbeen
• tuber ischiadicum = zitbeenknobbel,
• os pubis = schaambeen
• crista iliaca* = bekkenkam. De bovenrand van het bekkenbot.
• spina iliaca anterior superior* = voorbovenste darmbeensdoorn. Botstructuur die deel uitmaakt van het darmbeen (os ilium). Het is het aanhechtingspunt voor het
ligamentum inguinale de pees van de m. sartorius (kleermakersspier) en de m. tensor fasciae latae.
• spina iliaca posterior superior = ??
• acetabulum = heupkom. De komvormige gewrichtsholte aan de zijkant van het heupbeen waarin normaal de kop van het dijbeen
(femur) ronddraait. Het wordt gevormd door de drie heupbeenderen: os ischii, os ilium en os pubis.
Femur (dijbeen). Het langste, grootste en sterkste bot van het menselijk lichaam. Deel van been dat loopt van heup tot knie.
• caput femoris * = de kop van het dijbeenbot
• collum femoris = dijbeenhals, verbinding tussen kop en schacht van het dijbeen
• trochanter major* = knobbel, beenuitsteeksel van het bot, gelegen tussen de heup en het dijbeen
• trochanter minor = een kleine dijbeen knobbel voor de aanhechting van spieren
• condylus medialis femoris* = binnenste afgeronde uitsteeksel op het uiteinde van het dijbeen
• epicondylus medialis femoris* = uitsteeksel op de binnenste condylus, pezen en
ligamenten binden zich hier
• condylus lateralis femoris * = buitenste afgeronde uitsteeksel op het uiteinde
van het dijbeen
• epicondylus lateralis femoris* = uitsteeksel op de buitenste condylus
• facies patellaris (trochlea) = de achterkant van de knieschijf , om
wrijvingsweerstand te verminderen
• Patella* = knieschijf. Een dik, driehoekig bot aan de voorzijde van het kniegewricht.
,Fibula = kuitbeen
• Caput fibulae = kop van het kuitbeen
• Corpus fibulae = lichaam van het kuitbeen
• Malleolus lateralis = buitenste enkelknobbel, knobbel aan de buitenzijde van het been, uiteinde kuitbeen
Tibia = scheenbeen
• tibiaplateau* = bovenkant van de tibia
• tuberositas tibiae* = weinig uitstekende knobbel, botuitsteeksel op het scheenbeen (voorzijde)
• condylus lateralis tibiae = buitenste knobbel bovenaan het scheenbeen
• condylus medialis tibiae = binnenste knobbel bovenaan het scheenbeen
• malleolus medialis* = binnenste enkelknobbel , knobbel aan binnenzijde van het been, uiteinde scheenbeen
• margo anterior tibiae = scherpe rand aan de voorkant van scheenbeen, van tuberositas tibiae tot aan
malleolus medialis
• margo medialis tibiae = scherpe rand aan de binnenkant van scheenbeen, van condylus medialis tibiae naar
malleolus medialis
Ossa pedis
• talus* = sprongbeen, verbindt scheenbeen met de voet (B)
• calcaneus* = hielbeen, grote bot in de hiel van de voet, staat in verbinding met het sprongbeen, functie: opvangen van gewicht bij elke stap (A)
• midden- en voorvoet
, Regio enkel / voet
• Margo anterior tibiae.
Scherpe rand aan de voorkant van het scheenbeen, van tuberositas tibae tot aan malleolus medialis.
De margo anterior ligt direct onder de huid en is eenvoudig te palperen.
• Margo medialis tibae.
Scherpe rand aan de binnenkant van scheenbeen, van condylus medialis tibiae naar malleolus medialis.
Vormt de mediale begrenzing van de facies medialis tibiae. Deze margo is in zijn geheel palpabel.
• Facies medialis tibiae
Glad egaal oppervlak dat direct onder de huid ligt.
De facies medialis ligt tussen de margo anterior en de margo medialis en is volledig palpabel.
• Trochlea tali (ventrolaterale hoek).
Trochlea = sleuf uit kraakbeen. Palpatie: dit botpunt is te palperen net ventraal (voorkant) van de malleolus lateralis en
distaal (uiteinde) van de onderrand van de tibia. Bij plantairflexie komt het (vaak puntige) hoekje onder de ‘enkelvork’
vandaan en bij dorsaalflexie verdwijnt dit botpunt onder de tibia.
• Caput tali (lateraal en mediaal aspect).
Het mediale deel van het caput tali ligt proximaal van de tuberositas ossis navicularis in een driehoek gevormd door de malleolus medialis en de pezen
van de M tibialis posterior en de M. tibialis anterior.Deze pezen zijn goed zichtbaar bij een actieve inversie van de voet. Men voelt het mediale caput tali
duidelijk door de vinger in deze driehoek te plaatsen en vervolgens een actieve eversie van de voet tevragen.
• Collum tali.
Op de afbeelding wordt het collum tali omvat met aan de laterale zijde de duim en aan de mediale zijde de
wijsvinger.