Samenvatting Mens en Organisatie
Hoofdstuk 1 Individu en organisatie
Motivatie = totaal van beweegredenen of motieven binnen een individu
-> leiden tot bereidheid om inspanning te verrichten.
Ontstaan van motivatie
Interne kracht (behoeften)
Externe kracht (situatie)
Betekenisgeving aan situatie en behoeften
Motivatie door interne krachten (behoeften)
Freud interne kracht = aangeboren drift
Moderne psychologen interne krachten = behoeften
Theorie van Maslow
Fysiologische behoeften, behoeften aan zaken die nodig zijn om
in leven te blijven.
Veiligheidsbehoeften, behoeften aan veiligheid, zekerheid en
bescherming.
Sociale behoeften, behoeften aan sociaal contact, aan
vriendschap, liefde en ergens bij horen.
Erkenningsbehoeften, behoefte aan waardering, respect door
anderen, aan achting en status.
Zelfactualiseringsbehoeften, behoefte aan kennis, waarheid en
wijsheid.
o Met als doel zelfontplooiing en persoonlijke groei.
Twee uitgangspunten ten grondslag
Deprivatie (tekort/onbevredigde behoefte) van behoeften leidt tot
activatie (in beweging komen). Geldt alleen op de eerste vier
behoeften (deficiëntiebehoeften).
Behoeften zijn hiërarchisch geordend.
Theorie van Alderfer (ERG-theorie)
Existentiële behoeften, behoefte aan materiele zekerheid.
Relationele behoeften, behoefte aan goede relaties met andere
mensen, aan liefde en vriendschap.
Groeibehoeften, behoefte aan persoonlijke groei en aan
mogelijkheden om zichzelf te ontplooien.
Verschillende soorten behoeften kunnen tegelijkertijd aanwezig zijn.
Frustratie-regressiehypothese: hoe meer bevrediging van hogere
behoeften gefrustreerd wordt, des te belangrijker de behoeften van een
lager niveau worden.
Theorie van McLelland ieder individu ontwikkelt in de eerste levensjaren
een eigen behoefteprofiel. Een behoefte is dominant aanwezig.
Prestatiebehoefte, gericht op leveren van goede prestaties.
, Machtsbehoefte, streven naar invloed en controle over anderen.
Affiliatiebehoefte, goede relaties met andere scheppen.
Motivatie door externe krachten (de situatie)
Trial and error = gedragingen uitproberen. Soms levert dat geen goede
resultaten op, maar soms wel. Gedrag gevolgd door een gewenst effect zal
vaker vertoond worden.
Wet van het effect = de gevolgen van een handeling bepalen of iemand
de neiging heeft om die handeling te herhalen of achterwege te laten.
Zijn de gevolgen aantrekkelijk -> positieve bekrachtiging.
Zijn de gevolgen niet aantrekkelijk -> negatieve bekrachtiging.
Geconditioneerd = handeling gevolgd door positieve bekrachtiging zal
automatisch vertoond worden en wordt opgenomen in het
gedragsrepertoire.
Stimuli = kenmerken van een situatie roepen bepaalde handelingen op.
Motivatie door betekenisgeving aan situatie en behoeften
Trekkende kracht = gedrag vertonen, omdat dat wordt uitgelokt door de
situatie.
Duwende kracht = gedrag vertonen, omdat dat wordt aangezet door
behoeften.
Verwachtingstheorie Vroom
Verband tussen inspannen en prestatie, leidt inspanning tot
goede prestatie.
Verband tussen prestaties en opbrengsten, leidt goede
prestatie tot gewaardeerde opbrengsten.
Waarde van de opbrengsten, welke voor- en nadelen brengt de
extra inspanning met zich mee.
Persoon zal zich meer inspannen naarmate die persoon de kans hoog
inschat om goede resultaten te behalen, de kans groot is op een bepaalde
opbrengst en naarmate de opbrengst meer waar zijn.
Twee oorzaken spelen een rol
Billijkheid, de mate waarin er een redelijke verhouding is tussen
inspanning en opbrengsten;
Zelfbeeld, de mate waarin men zich in staat acht om tot goede
prestaties te komen.
Attributietheorie
Attribueren is een proces waarin mensen proberen te achterhalen wat de
oorzaken zijn van hun eigen gedrag en het gedrag van anderen. Wat is de
oorzaak van falen of slagen?
Oorzaken falen of slagen
Faal of slaag ik in dezelfde situatie
, Falen of slagen andere in dezelfde situatie
Faal of slaag ik in veel situaties
Interne attributie de oorzaak bij jezelf zoeken.
Kan zelfbeeld beïnvloeden
o Positief zelfbeeld -> zelfvertrouwen
Externe attributie mensen schrijven hun falen of slagen toe aan andere
omstandigheden.
Zelfdienende vertekening de neiging hebben om selectief te werk te
gaan door positieve zaken eerder aan jezelf toe te schrijven en negatieve
zaken aan omgevingsfactoren.
Fundamentele attributiefout oorzaken van gedrag bij andere personen
eerder toeschrijven aan de eigenschappen van die persoon, dan aan de
omstandigheden.
Motieven
Werkintrinsieke motieven de uitdagingen die het werk biedt en
het plezier in het werk. Behoefte aan zelfontplooiing (plezierig,
uitdaging, interesse).
Werkextrinsieke motieven om goed te presteren hebben te
maken met de opbrengsten (noodzakelijk middel).
Hoe mensen in organisaties functioneren, is niet alleen afhankelijk van hun
behoeften, maar ook van hun capaciteiten en competenties, van hun
persoonlijkheid en hun attitudes en waarden.
Competenties specifieke kennis, vaardigheden, capaciteiten,
persoonlijkheidseigenschappen en motieven zijn nodig voor een goede
uitvoering van het werk.
Persoonlijkheid het patroon van karakteristieke gedachte, gevoelens en
gedraging waarmee de ene persoon zich van de andere persoon
onderscheidt en dat relatief constant blijft in de tijd en in verschillende
situaties.
Big five persoonlijkheidstest -> zelfinzicht
1. Extraversie de expressieve stijl
Introversie
2. Vriendelijkheid de interpersoonlijke stijl
Ik-gerichtheid en onvriendelijkheid
3. Zorgvuldigheid de werkstijl
Gemakzucht
4. Emotionele stabiliteit de emotionele stijl
Emotionele instabiliteit
5. Openheid voor ervaring de intellectuele stijl
Afsluiten voor nieuwe ervaringen