Ontwikkelingspsychopathologie
college
Hoofdstuk 1 introductie
Ontwikkelingspsychopathologie: de wetenschappelijke discipline die
onderzoekt hoe psychische stoornissen ontstaan en zich ontwikkelen.
Psychiatrie: medische discipline die zich bezighoudt met onderzoek, diagnose
en behandeling van psychische stoornissen.
In de jaren 70 werd het abnormale niet geaccepteerd. Nu hebben we het
abnormale geïntegreerd.
Wanneer spreken we van een psychische stoornis (geen psychiatrische
stoornis)
1. Persoonlijk lijden (je moet er zelf last van hebben)
2. Disfunctionaliteit van gedrag (niet goed presteren)
3. Irrationeel en onbegrijpelijk (de wereld is onbegrijpelijk voor iemand met
autisme)
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies
5. Opvallend, onconventioneel
6. Gedrag geeft anderen ongemakkelijk gevoel
7. Uitsluitingscriterium (cultureel aanvaarde reactie) in bepaalde culturen zijn
bepaalde dingen normaal of abnormaal.
Ontwikkeling als centraal begrip
‘Ontwikkeling wordt opgevat als een reeks progressieve veranderingen
die tot hogere niveaus van differentiatie en functioneren leiden.’
Opp kijkt naar de ontwikkeling, het kind veranderd altijd, zoals je nu bent ben je
over 5 jaar niet. progressieve verandering is in een stijgende lijn. Je moet altijd
ontwikkelingsopgaven doen, lukt dat niet dan heeft dit later gevolgen. Hoe ouder
je wordt hoe complexer de ontwikkelingsopgaven worden.
Hoe ouder je wordt, hoe beter je impulsbeheersing wordt, emotieregulatie, beter
nadenken, plannen en gevolgen inzien. Herinneringen beïnvloeden de waardering
van bepaalde ervaringen, andersom beïnvloeden ervaringen ook weer
herinneringen.
Ontwikkeling heeft ze maken met aanleg, rijping en omgeving
(omgeving is bepalend voor je waarden en normen).
Worden kinderen in Nederland later zindelijk dan vroeger? Ja de
maatschappij heeft invloed, ze hebben een onderzoek gedaan. Dit komt door de
luiers waarvan de kinderen nu niet voelen dat het kind nat of vies is.
Culturele en maatschappelijke omstandigheden
1. Kunnen kans vergroten of verkleinen op ontstaan van een stoornis.
2. Culturele normen en waarden kunnen de opvattingen van volwassenen
over gedrag van kinderen beïnvloeden en daarmee hun psychopathologie.
, 3. Cultuur is niet statisch, maar verandert.
Uitgangspunten opp
o Wisselwerking tussen wat je vroeger deed en nu, nu verander je nog
steeds
Bepaald gedrag is op de ene leeftijd normaal, op de andere leeftijd niet
meer.
o Ontwikkelingsopgaven, elk kind is uniek.
1. Kind gebonden factoren (sekse)
2. Ouder- en gezinsgebonden factoren (inkomen)
3. Maatschappij- en omgevingsgebonden factoren (media)
Geen één theorie kan een ziektebeeld verklaren, dat zijn er meerdere
Opp: is een integratie van oude wetenschappelijke disciplines en
theorieën.
Ontwikkelingspsychologie (normale ontwikkeling)
Klinische psychologie (afwijkende ontwikkeling)
Pedagogie (opvoeding)
Biologie (erfelijkheid en lichamelijke rijping)
Kinderpsychiatrie (psychiatrische ziekten)
Sociologie (maatschappelijke processen)
Culturele antropologie (cultuur, normen en waarden)
Epidemiologie (vóórkomen van stoornissen in de bevolking)
Psychologie: psycho-analyse, leerpsychologie, cognitieve psychologie,
systeemtheorie
Pedagogiek en ontwikkelingspsychologie
Systeemmodel (Bronfenbrenner),
Ontwikkelingstaken en ontwikkelingsopgaven
Biologie: erfelijkheid, evolutie (Darwin)
Achter verandering zit orde: Gebeurtenissen en feiten komen niet uit de lucht
vallen, maar hangen samen met andere gebeurtenissen en feiten
Samenvatting
1. Opp is een benadering die inzichten uit verschillende wetenschappelijke
disciplines en theorieën combineert
2. Opp is een integratieve benadering, psychiatrie is een medisch specialisme
3. Kinderen lopen tegen meerdere leeftijdsgebonden opgaven aan. Het
volbrengen van deze taken draagt bij aan de psychische gezondheid.
4. Actueel gedrag is gevolg van een vroegere ervaring.
5. Oorzaak van psychopathologie ligt niet perse in zijn verleden.
6. Psychische stoornis is een wisselwerking tussen biologische en
omgevingsfactoren.
7. Adequaat gedrag hangt af van de leeftijd.
8. Elk kind is uniek, ook kinderen met een stoornis. Nooit zijn alle symptomen
hetzelfde.
, 9. Je weet pas wat een afwijkende ontwikkeling is als je weet wat een
gemiddelde is. hierbij spelen ook culturele opvattingen een rol.
10.Gedrag vindt altijd in sociale, culturele en maatschappelijke omgeving
plaats. (beïnvloeding)
Hoofdstuk 2 classificatie, diagnostiek,
epidemiologie
1. Classificatie: verschijnselen herkennen en van elkaar
onderscheiden, je moet hier kennis voor beschikken dit moet je
ontwikkelen. herkennen, naam aan geven, indelen in categorie.
o Wat is er aan de hand?
o Onderscheiden van verschijnselen
o Overeenkomsten tussen verschijnselen
o Classificeren / Ordenen
o Waarnemen
o Kennis
o Gebonden aan tijd en cultuur
o Noodzaak: vanuit classificatie wetenschappelijk onderzochte
preventie en behandelingsstrategieën.
o Gevaar: slechte classificatie leidt tot oneigenlijke en soms voor het
kind schadelijke interventies.
o Waarom heeft dit kind deze klachten op dit moment gekregen?
o Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
Wat zegt het over dit kind en zijn gezin dat deze problemen zijn ontstaan en
blijven?
o Classificatie is het onder brengen in een categorie om overeenkomsten
met beelden van andere patiënten te vinden om zo iets te kunnen
zeggen over prognose of meest effectieve behandeling (Beekman &
Hengeveld, 2014)
2. Diagnostiek: Hoe is een stoornis ontstaan
Diagnose is de aanzet om te kunnen verklaren en begrijpen wat hulpverleners
zien bij het kind
o Wetenschappelijke: Biopsychosociaal model, risicofactoren, beschermende
factoren
o Inzichten uit psychologie, pedagogie, psychiatrie.
o Informatie wordt verzameld over de cliënt en diens omgeving met
het oog op het ontwerpen van de meest adequate aanpak van de
problemen die door de cliënt zelf of diens omgeving zijn
gesignaleerd (De Bruyn, 1995)
o Diagnostiek bestaat eruit een uniek, gedetailleerd en compleet
klinisch beeld te krijgen, om zo de problematiek te kunnen begrijpen
, met als doel indicatiestelling en behandeling (Beekman &
Hengeveld, 2014)
3. Epidemiologie: Hoeveel kinderen hebben deze problemen
o Kennis van wat normaal en abnormaal is op een bepaalde leeftijd
o Welk deel van een groep heeft een bepaalde stoornis op een
bepaald moment (prevalentie) %
o Vergelijking van groepen, stoornis met jaren geleden.
o Welke factoren vergroten het risico.
o Hoeveel kinderen hebben professionele hulp nodig.
o Hoe is het beloop van de stoornis van kind naar volwassen.
o Welke factoren zijn van invloed op de beloop.
Doel: ideeën over oorzaken van stoornissen
3 factoren die de kans vergroten voor inschakelen hulpverlening
1. Ernst van het probleem
2. Leeftijd van kind
3. Combinatie kind problemen en gezinsproblemen
Diagnostische methoden en instrumenten
1. Het diagnostische gesprek
Luisteren, vragen stellen en observeren. (juist houding, hoge empathie)
Begint met een intakegesprek (psycholoog) hij neemt een anamnese af
(voorgeschiedenis) na dit gesprek volgt een diagnostic interview waarbij
vragen worden gesteld.
2. Observeren
Doelgericht, opzettelijk en systematisch waarnemen, psycholoog doet dit
tijdens afnemen van interview.
3. Psychodiagnostiek
Onderzoek gedaan door gespecialiseerde psycholoog. Functietesten:
testen die bijvoorbeeld concentratie meten. Zelf-invullijsten gebruikt.
Projectieve testen: reageren op plaatje.
4. Lichamelijk onderzoek
Alleen een arts mag een lichamelijk onderzoek doen.
Hulpverleners moeten zich altijd afvragen of hun uitspraken over een hulpvrager
betrouwbaar (nauwkeurig, overeenstemming anderen, standvastigheid) en
valide (meet je wel wat je eigenlijk wilde meten) zijn.
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: de verschillende onderzoekers zijn het
met elkaar eens. Een betrouwbare uitspraak hoeft nog niet geldig te zijn.
Ook is het zo dat het gedrag contextafhankelijk is. veel verschillende
meningen zijn hierdoor handig, maar pas op met mensen die te veel negatieve
ervaringen hebben met dat kind, zij zitten in een negatieve spiraal.
DSM is een boek dat vol staat met stoornissen. Het geeft symptomen aan waar
je last van kunt hebben. (zonder medicijnen en behandelingen) Diagnostic and
Statistical Manual of Mental Disorders
o Observeerbaar gedrag en of innerlijke kenmerken, symptomen beschrijven
de stoornis
o In welke mate en in welke termijn symptomen aanwezig moeten zijn
Internaliserend > heb je er vooral zelf last van (angststoornis)
Externaliserende > vooral de omgeving heeft er last van (agressief odd)