Hoofdstuk 1 Hoe onze hersenen en onze erfelijkheid
werken
1.1 Inleiding
NAH = Niet-aangeboren hersenletsel > alle beschadigingen aan de hersenen na de geboorte.
1.2 Hoe is ons zenuwstelsel opgebouwd?
Zenuwstelsel bestaat uit de hersenen, ruggenmerg, alle zenuwuiteinden en zenuwbanen.
Het is een besturings- en communicatiesysteem dat een coördinerende rol speelt bij alle
handelingen. Lichamelijk en mentaal.
Zenuwstelsel:
1. Centraal (midden) zenuwstelsel > hersenen en ruggenmerg
2. Perifeer (zijkant) zenuwstelsel > autonoom zenuwstelsel en somatisch zenuwstelsel
Perifeer zenuwstelsel bestaat uit zenuwbanen die info van en naar de hersenen of ruggenmerg
brengen. Ook de oogzenuw.
1.3 Waaruit bestaat ons centraal zenuwstelsel?
Hersenen wegen 1300-1400 gram.
Het ruggenmerg bevindt zich in de wervelkolom. Het is een bundel zenuwbanen.
Het encefalisatiequotiënt is de verhouding tussen hersen- en lichaamsvolume. Hoe hoger dit
quotiënt, hoe complexer en intelligenter de diersoort. Mens heeft het hoogste encefalisatiequotiënt.
De hersenen bestaan uit:
- Grote hersenen: Hier vinden cognitieve en emotionele processen plaats. Verdeeld over vier
kwabben: frontaalkwab, slaapkwab, pariëntaalkwab en achterhoofdkwab. De grote hersenen
worden omringt door de hersenschors (of cortex). Dat is een 3 mm dikke laag stof.
- Kleine hersenen (cerebellum): Liggen onder en aan de achterkant van de grote hersenen. Ze zijn
vooral verantwoordelijk voor de motoriek, maar ook voor cognitieve processen zoals aandacht,
angst en plezier. Ze zorgen voor timing en nauwkeurigheid van de bewegingen die in de motorische
schors van de grote hersenen zijn opgestart.
- Hersenstam: Verbind grote hersenen, kleine hersenen en het ruggenmerg. Bestuurt levensfuncties
als spijsvertering, temperatuur, hartslag en ademhaling.
De hersenkwabben:
- Frontaalkwabben = voorkant, aansturen van doelgerichte bewegingen. Denken en plannen.
- Slaapkwabben = voor/onder kant. Geheugen, herkennen en geluid.
- Pariëtaalkwabben = achter/boven. Leren, rekenen en voelen.
- Achterhoofdkwabben = Zien
De linker hersenhelft bestuurt de rechterkant van het lichaam, en andersom.
Lateralisatie = duidt op de verschillen in specialisatie van de hersenhelften. Zo is links meer cognitief
en rechts meer creatief.
De hersenbalk of corpus callosum verbindt de twee hersenhelften met elkaar.
Split-brainpatiënt heeft twee hersenen die los van elkaar functioneren.
,Een dwarslaesie is een onderbreking van de zenuwbanen die via het ruggenmerg lopen.
Gevolg > uitvallen van zenuwen onder de onderbreking.
1.4 Uit welke bouwstenen bestaan onze hersenen?
2 bouwstenen:
- Zenuwcellen ofwel neuronen zijn lichaamscellen die zich in het zenuwstelsel bevinden. 90 miljard,
vrijwel allemaal in hersenen en ruggenmerg. Ze verwerken en transporteren informatie en signalen.
- Gliacellen zijn er zo’n 10x meer dan neuronen.
Soorten gliacellen:
1. Ondersteunen zenuwcellen en zorgen dat ze op hun plek blijven, beschadigde zenuwcellen helpen
herstellen en voedingsstoffen aan en afvalstoffen af voeren.
2. Microglia: Hersenen beschermen tegen infecties en ziektekiemen. Deze verzwakt naar mate
mensen ouder worden, ze spelen een rol bij de ziekte van Alzheimer.
3. Vet aanmaken, dit vet heet myeline en wordt gebruikt om zenuwcellen te isoleren, zo kan
informatie sneller worden doorgegeven. Als myeline wordt afgebroken kan dat o.a. leiden tot
multiple sclerose (MS).
4. Astrocyte, spelen een rol bij doorgeven van informatie en de chemische communicatie in de
hersenen. Ze kunnen neurotransmitters afbreken en aanmaken.
De glia-index is de verhouding tussen aantal zenuwcellen en gliacellen.
De (cel)membraan is de wand van de binnen en buitenkant van een lichaamscel, ze kunnen
(selectief)(voeding) stoffen doorlaten. Het midden van een lichaamscel wordt celkern genoemd en
bevat genetische code van het betreffende organisme.
Een dendriet is een vertakking of uitloper van een zenuwcel, waarmee verbindingen mee worden
gemaakt met andere zenuwcellen.
Een axon (of zenuwuitloper) is de uitloper van een zenuwcel waardoor elektrische impulsen geleid
worden. Ze worden omringt door myeline.
, 1.5 Hoe communiceren zenuwcellen met elkaar?
Door een actiepotentiaal of ‘vuren’ wordt een elektrische ontlading verplaatst langs de axon van
een zenuwcel.
Als het elektrische signaal bij de axonuiteinden komt, bevindt zich daar een synaps. Dat is de plek
waar twee zenuwcellen contact hebben en kunnen communiceren. Voor een synaps zijn er altijd
twee zenuwcellen betrokken. Het presynaptisch neuron (zender) en het postsynaptisch neuron
(ontvanger).
Bij een synaps raken de neuronen elkaar niet, dit heet de synapsspleet. Bij een oversteek tussen de
axonuiteinden en de dendriet van twee neuronen helpen neurotransmitters. Het presynaptische
neuron maakt neurotransmitters aan die in de receptoren van de dendriet komen. Het zijn
ontvangstplaatsen.
Door middel van een pacemaker kun je de elektrische communicatie in de hersenen beïnvloeden. Dit
heet deep-brainstimulatie.
1.6 Waaruit bestaat ons perifeer zenuwstelsel?
De motorische zenuwbanen > verplaatsen de opdrachten uit het centraal zenuwstelsel naar spieren,
klieren of ingewanden.
De sensorische zenuwbanen > verplaatsen de signalen in een andere richting, ze geven info vanuit
de zintuigen door aan het centraal zenuwstelsel.
Perifeer zenuwstelsel:
- Somatisch zenuwstelsel = aansturen van willekeurige (gerichte) spieren.
- Autonoom zenuwstelsel = aansturen van onwillekeurige of automatisch werkende spieren. Bestaat
uit het parasympathisch en sympathisch zenuwstelsel.
Sympathisch spoort het lichaam aan tot actie, en is dominant als je actief moet zijn. Ademhaling.
Het parasympathisch zet juist aan tot ontspanning. Is dominant bij rust. Spijsvertering.
1.7 Hoe komt onze erfelijke aanleg tot stand?
Genetica is een ander woord voor erfelijkheidsleer. Je genetische code (dus erfelijk) is je DNA. De
code is opgeslagen in genen en genen weer op chromosomen. X = vrouw, Y = man.
Uitvergroot DNA lijkt op een wenteltrap, zo’n ronde. Dit wordt een dubbele helix genoemd en
bestaat uit meerdere genen. Dit zijn stukjes DNA die een erfelijke code bevatten. Ze zijn onderdeel
van chromosomen.
Bij polygenie of polygenetische erfelijkheid zijn er meerdere genen verantwoordelijk voor het tot
stand komen van één kenmerk.
Genotype (niet zichtbaar) en fenotype (wel zichtbaar, zoals haarkleur, lengte)