Belastingrecht leerjaar 4 kwartaal 1
Hoofdstuk 9 VPB
§9.2 Subjectieve belastingplicht (wie?)
§ 9.2.2 Binnenlandse belastingplicht
Een lichaam is binnenlands belastingplichtig als het:
a. In Nederland is gevestigd
‘feitelijke vestigingsplaats’, daar waar de bestuursleden leiding geven
aan het lichaam. Art 4 AWR
Uitzondering; Art 2 lid 4 Wet Vpb, een lichaam wordt geacht in
Nederland te zijn gevestigd als het is opgericht naar Nederlands recht
(fictieve vestigingsplaats)
b. Genoemd staat in art 2 lid 1 Wet Vpb
In Art 2 lid 1 Wet Vpb staan alle lichamen genoemd die
belastingplichtig zijn als zij in Nederland zijn gevestigd.
a. NV, BV, Open CV en andere vennootschappen waarvan het kapitaal in
aandelen is verdeeld. vennootschappen die naar buitenlands recht zijn
opgericht ( GmbH, BVBA, SA of SARL), die vergelijkbaar zijn met de
Nederlandse nv of bv, en die in Nederland zijn gevestigd.
b. Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag (BA =
beperkte aansprakelijkheid, UA = uitgesloten aansprakelijkheid en WA
= wettelijke aansprakelijkheid
c. Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die op
onderlinge grondslag als verzekeraar of kredietinstelling optreden.
d. Verenigingen en stichtingen die op voet van de woningwet zijn
toegelaten als instellingen die in het belang van de volkshuisvestiging
werkzaam zijn (woningcorporaties)
e. Hiervoor niet genoemde verenigingen en andere dan publiekrechtelijke
rechtspersonen, indien en voor zover zij een onderneming drijven.
( voor het gedeelte waarmee zij in concurrentie treed met
ondernemers en het verzorgen van pensioenen, Art 4 Wet Vpb)
f.
g. Fondsen voor gemene rekening (beleggingsfondsen)
h. Bepaalde ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen ( een
overheidslichaam voert zelf activiteiten uit die ‘ondernemingsachtige’
trekjes vertonen; direct overheidslichaam, zie ook Art 2 lid 3 Wet
Vpb) (indirecte overheidslichamen Art 2 lid 7 Wet Vpb; deze
bedrijven worden niet door overheidslichamen zelf uitgeoefend, maar
zijn in handen van de overheid en worden slechts belast voor zover zij
een bedrijf uitoefenen als bedoeld in Art 2 lid 3 Wet Vpb
§ 9.2.3 Buitenlandse belastingplicht
Een lichaam is buitenlands belastingplichtig als het:
a. In het buitenland is gevestigd
Vestigingsplaats, daar waar de feitelijke leiding wordt gegeven; een BV
met een bestuur dat in België vergadert en alle beslissingen neemt, is
dus in België gevestigd.
b. Nederlands inkomen geniet, en
, Art 17 lid 3 Wet Vpb; inkomen dat een zekere band heeft met
Nederland; als er in Nederland sprake is van een vaste
vertegenwoordiger of een vaste inrichting (opslagruimte is geen vaste
inrichting). Een vaste inrichting moet geschikt zijn om als een
zelfstandige onderneming te kunnen functioneren, vanuit de inrichting
worden leveringen of diensten verricht aan derden. Er is geen sprake
van een vaste inrichting bij een opslagruimte, een goederendepot of
een inrichting waar alleen ondersteunende activiteiten plaatsvinden
zoals onderzoek, reclame en het verstrekken van inlichtingen Art 15f
lid 1, 2 en 3 wet VPB.
c. Genoemd staat in Art 3 wet Vpb
Verenigingen en andere rechtspersonen indien en voor zover zij een
onderneming drijven
Open CV en andere niet rechtspersoonlijkheid bezittende
vennootschappen me in aandelen verdeeld kapitaal
Doelvermogens; trust, een fonds of een stichting waarin vermogen
wordt beheerd met een vooraf vaststaande bestemming
§ 9.2.4 Vrijstellingen
Lichamen die een maatschappelijk, sociaal of cultureel belang nastreven zijn
subjectief vrijgesteld. De subjectieve vrijstellingen staan genoemd in Art 5 & 6
Wet Vpb, en de vrijgestelden beleggingsinstelling Art 6a Wet Vpb.
Art 5 Wet Vpb
a. Natuurschoonlichamen die als doel hebben het in stand houden van
landerijen die vallen onder de definitie van de Natuurschoonwet
b. Pensioenlichamen die als doel hebben het verzekeren van pensioenen en
VUT-regelingen van werknemers (geldt niet als meer dan 10% vd aandelen i
handen is van de directieleden of hun familieleden)
c. Ziekenhuizen, bejaardenhuizen, opvangtehuizen en kredietverstrekkers aan
economisch zwakke groepen van de bevolking
d. Landbouwbedrijven, onderlinge verzekeraars en uitvaartverzekeraars, op
voorwaarde dat het streven naar winst van bijkomstige betekenis is, zie Art
6 Wet Vpb
e. Ziekenhuisverplegingsfondsen en ziektekostenverzekeringsmaatschappijen,
voor zover zij geen winst beogen
f. Uitvoeringsinstanties van wettelijke sociale verzekeringen
g. Openbare leeszalen en bibliotheken
Art 6 Wet Vpb
Lichamen met een maatschappelijk of sociaal belang zijn vrijgesteld van
belastingheffing als het streven naar winst geheel ontbreekt, of bijkomstig is. Winst
is van bijkomstig belang als:
- In het betreffende jaar de winst niet hoger is dan 15.000, of samen met de
winsten van de afgelopen 4 jaar niet hoger is dan 75.000 (dus 5
aaneengesloten jaren); en
- De winst uitsluitend wordt aangewend voor het sociale of maatschappelijke
belang
Hierbij geldt dat de winst, op grond van Art 9 lid 1 letter h Wet Vpb, mag
worden verminderd met de minimumloonkosten van vrijwilligers.
, Art 6a Wet Vpb
De vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) is vrijgesteld van Vpb en hoeft geen
dividendbelasting in te houden op uitgekeerde winsten. De VBI heeft daardoor wel
geen recht op teruggaaf van ingehouden belasting op dividend dat de VBI zelf heeft
ontvangen.
Voorwaarden om de VBI-regeling te mogen toepassen:
1. Het lichaam heeft de volgende rechtsvorm:
- Een NV
- Een fonds voor gemene rekening
- Een lichaam dat is opgericht naar het recht van de Nederlandse
Antillen, Aruba of een staat waarmee Nederland een verdrag ter
voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten dat discriminatie
naar nationaliteit van lichamen verbiedt
2. De beleggingsinstelling kan worden aangemerkt als beleggingsinstelling in de
zin van Art 1.1 Wet op het Financieel toezicht
3. Het enige doel volgens de statuten en de feitelijke werkzaamheid van de VBI
is het beleggen van gelden of andere goederen, met als doel het realiseren
van waardestijging en rendement van haar vermogen
4. De VBI belegt uitsluitend in financiële instrumenten, zoals effecten,
deelnemingsrechten, geldmarktinstrumenten, rentetermijncontracten, swaps,
opties en afgeleide financiële instrumenten met het oog op overdracht van
kredietrisico dan wel verrekening
5. De deelnemers in de VBI moeten voldoen aan het collectiviteitsvereiste
(meer dan 1 deelnemer)
6. De beleggingen van de VBI moeten zijn gedaan met toepassing van het
beginsel van risicospreiding (verschillende beleggingsproducten)
7. Op verzoek van de aandeelhouders kunnen hun aandelen direct of indirect
worden ingekocht of terugbetaald (op vooraf bekendgemaakte tijdstippen)
ten laste van de bezittingen van de vennootschap.
De VBI regeling gaat in met ingang van het jaar waarin het verzoek tot
toepassing van de regeling wordt ingediend
§ 9.3 Tarief
Normaal tarief Art 22 Wet Vpb
Bij een winst van < €200.000,- 20% belasting tarief
Bij een winst meer dan €200.000,- 25% belasting tarief
Voorheffingen mogen in rekening worden gebracht op de totale belastinglast
(dividendbelasting of kansspelbelasting) Art 25 lid 1 Wet Vpb
Bijzonder tarief fiscale beleggingsinstellingen Art 28 Wet Vpb en Art 9 Besluit
Beleggingsinstellingen
Het Vpb tarief wordt verlaagd naar 0%. Dit tarief is uitsluitend van toepassing op
fiscale beleggingsinstellingen (FBI’s). Een FBI is een binnenlands belastingplichtige
NV, BV of fonds voor gemene rekening, waarvan feitelijke werkzaamheden bestaan
uit het beleggen van vermogen. Belangrijkste voorwaarden: Doorstootverplichting;
de winst die de FBI maakt moet binnen 8 maanden na afloop boekjaar aan haar