Introduction to veterinary anatomy and physiology
Hoofdstuk 1: Principes van celbiologie
De gewervelde dieren zijn onderverdeeld in acht verschillende klassen. De belangrijkste zijn:
- Amfibiën (3080 soorten)
- Reptiele (6600 soorten)
- Vogels (8500 soorten)
- Vissen (30.000 soorten)
- Zoogdieren (4070 soorten)
Zoogdieren zijn weer onderverdeeld in orders:
- Insecenteneters (mollen)
- Knaagdieren (muizen, ratten)
- Haasachtigen (konijnen, hazen)
- Vleeseters (katten, honden, beren)
- Grazers (koeien, schapen, paarden)
- Walvisachtigen (dolfijnen, walvissen)
- Opperdieren (apen)
Alle systemen in het lichaam kan je onderverdelen in drie groepen:
1. Structureel systeem: betreft het skelet en het transport systeem in het lichaam.
2. Coördinatie systeem: controleert de werking van het lichaam.
3. Viscerale systeem: betreft de inwendige organen met bloedvaten en lymfestelsel, bijvoorbeeld in
de borst- en buikholte.
Deze systemen kunnen weer worden onderverdeeld in verschillende categorieën.
Structureel systeem
Skelet
Spierenstelsel
Integumentair systeem: bedekking van het lichaam (huid, haar, schubben, nagels)
Hart- en vaatstelsel: zorgt voor bloedtransport in het lichaam
Coördinatie systeem
Zenuwstelsel: aansturen van spieren en doorgeven van prikkels
Hormoonstelsel: zorgt voor de hormonale huishouding in het lichaam
Viscerale systeem
Spijsverteringsstelsel
Ademhalingsstelsel
Urinestelsel (nieren, nierbekken, urineleiders, blaas en de plasbuis)
Voortplantingsstelsel
,Functies onderdelen in de cel
Celmembraan:
Buitenste laag van de cel, filtert welke stoffen de cel in en uit kunnen. Het celmembraan is semi-
permeabel.
Celkern:
Deel van de cel waarin zich het DNA bevindt.
Organellen zijn gespecificeerde onderdelen van een cel met een bepaalde functie, ze zijn essentieel
voor het uitvoeren van stofwisselingen.
Mitochondriën:
Zet voeding om in energie die de cel weer kan gebruiken. De energiecentrale van de cel.
Ribosomen:
Kleine bolletjes die de informatie van het RNA lezen en zorgen voor de opbouw van eiwitten.
Ruw endoplasmatisch reticulum:
Transporteert eiwitten uit de cel naar het golgi apparaat.
Glad endoplasmatisch reticulum:
Speelt een belangrijke rol in stofwisselingsprocessen.
Golgi apparaat:
Eiwitten en vetten afkomstig uit het ER worden verder bewerkt en in de juiste volgorde gezet zodat
deze bruikbaar zijn voor het lichaam.
Lysosomen:
Zorgen dat giftige en afvalstoffen worden afgebroken en/of verwijderd.
Centrosomen:
Betrokken bij de celdeling. Draden in de cel die de celdeling de cel uit elkaar trekken, netwerk van
vezels in de cel.
, Mitose is de celdeling die in alle cellen en weefsels van het lichaam plaats vinden. Door de deling
ontstaat er uit 1 diploïde moedercel twee diploïde dochtercellen.
Mitose bestaat uit verschillende fases:
Interfase: De cellen voeren hun normale functie uit en bereiden zich voor op mitose.
Profase: Het DNA wordt verdubbeld
Metafase: De chromosomen worden gerangschikt in de cel en de centrosomen binden zich aan het
DNA.
Anafase: De chromosomen trekken het DNA uit elkaar.
Telofase: De moedercel scheidt zich tot twee dochtercellen die identiek zijn aan elkaar.
Meiose is het proces van celdeling waarbij geslachtscellen worden gevormd.
Homeostase is het vermogen van een cel om alle functies in evenwicht te houden, ondanks
veranderingen in de externe omgeving. Receptoren zorgen dat alle functies in evenwicht zijn.
Receptoren zijn eiwitten die signalen van binnen of buiten de cel kunnen waarnemen.
Diffusie is passief transport (kost geen energie, gebeurd altijd) van moleculen die klein genoeg zijn
om door een membraan heen te gaan (zuurstof en koolstofdioxide). De moleculen gaan van een
hoge concentratie naar een lage concentratie.
Osmose is de diffusie door een semi-permeabel membraan, dit is actief transport. Het kost de cel dus
energie. De moleculen gaan van een lage concentratie naar een hoge concentratie (water). De
osmotische waarde is het aantal opgeloste deeltjes per volume eenheid.
Isotonisch: beide kanten van het membraan hebben een gelijke osmotische waarde.
Hypertonisch: plaats waar de osmotische waarde het hoogst is.
Hypotonisch: plaats waar de osmotische waarde het laagst is.
Calcium, magnesium en fosfor zijn belangrijke mineralen voor het botweefsel. IJzer is een essentiële
stof voor de hemoglobine in rode bloedcellen.
Koolhydraten bevatten koolstof, zuurstof en waterstof, staan bekend als suikers (glucose).
Lipiden zijn vetachtige stoffen die zich in het lichaam bevinden.
Enzymen zijn eiwitten die er voor zorgen dat processen in het lichaam sneller verlopen, zonder dat
deze daar zelf bij worden verbruikt. Enzymen bevinden zich in voedsel en worden door het lichaam
zelf aangemaakt.