SAMENVATTING
INLEIDING TOT HET
RECHT
Universiteit van Amsterdam, 2022
Eerstejaars Rechtsgeleerdheid
,Inhoudsopgave
WEEK 1 WAT IS RECHT?................................................................................................................................. 2
DE ORGANISATIE VAN DE STAAT: RECHTERLIJKE ORGANISATIE..........................................................................4
WEEK 2 DE CASUS VAN DE GROTVERKENNERS............................................................................................... 8
WEEK 3 NATUURRECHT................................................................................................................................ 11
GUSTAV RADBRUCH + H.L.A. HART....................................................................................................................12
WEEK 4 RECHTSPOSITIVISME....................................................................................................................... 15
RECHTSBRONNEN, WETTEN IN FORMELE/MATERIELE ZIN, RECHTSVORMING................................................15
WEEK 5 RECHTSREALISME............................................................................................................................ 18
VRANKEN OVER VERHULLEND ARGUMENTEREN..............................................................................................19
WEEK 6 DE ONDERBEPAALDHEID VAN HET RECHT........................................................................................21
RECHT IN CONTEXT + UITGANGSPUNTEN VAN EEN EERLIJK PROCES................................................................25
WEEK 7 VRIJHEID EN GELIJKHEID.................................................................................................................. 27
............................................................................................................................................................................31
Terror.......................................................................................................................................................... 32
Vrijspraak.................................................................................................................................................... 33
Een situatie van overleven........................................................................................................................... 34
Een eventuele veroordeling......................................................................................................................... 35
Conclusie..................................................................................................................................................... 36
Bibliografie.................................................................................................................................................. 37
,WEEK 1 WAT IS RECHT?
Wat is recht? Drie aanvliegroutes om de ze vraag te beantwoorden:
1. Kernbegrippen van het Nederlandse Positieve recht (juridische vraag)
Recht is het geheel van voor de wetgever gestelde rechtsregels. Het in Nederland geldende
positieve recht heeft een bepaalde ordening en kent een bepaalde systematiek. Rechtsregels
kunnen op een bepaalde manier worden ingedeeld. Rechtsregels behoren bijv. tot het
publiekrecht of privaatrecht, is formeel of materieel en is aanvullend of dwingend.
Een eerste manier om de vraag te beantwoorden wat recht is, is te zeggen dat recht het
geheel van gestelde en afdwingbare regels is wat binnen een staat geldt.
2. Casuïstiek (concrete/praktische vraag)
We kijken naar de rechtspraktijk en hoe de rechter algemene wetten en regelingen concreet
maakt in particuliere gevallen.
Een tweede aanvliegroute is casuïstiek en rechtsvinding. Het antwoord op de vraag wat recht
is, vinden we in de rechtspraak.
3. Theorie en reflectie (normatieve theorie, principiële vraag)
Zodra een rechter gaat spreken, zal de uitspraak nooit zonder meer dwingend volgen uit het
toegepaste recht. Omdat het recht altijd plaatsvindt in een politieke, maatschappelijke,
morele en ethische context, is de vraag ‘wat is recht’ ook altijd een fundamentele vraag. De
rechter houdt zich ook vaak bezig met tal van dilemma’s die in het recht verscholen liggen.
Om de vraag te beantwoorden hebben we ook normatieve theorieën over het recht nodig;
wat is de verhouding tussen recht en politiek, recht en samenleving en recht en moraal?
De eerste twee aanvliegroutes noemen we een intern perspectief op het recht. Echter is dit niet
voldoende om de vraag ‘wat is recht’ te beantwoorden. We moeten daarvoor ook vanuit een extern
perspectief kijken naar het recht (aanvliegroute 3).
Privaatrecht regelt relaties tussen burgers onderling
- Partijen zijn gelijkwaardig
- Partijen mogen zelfstandig hun relatie regelen binnen de grenzen van het recht; individuen
kunnen zelf besluiten een procedure op te starten, maar ook te stoppen.
- Bestaat veelal uit aanvullend recht > mensen mogen afwijken van het recht zoals het is
neergelegd. Bijv. art. 1:94 lid 1 BW: “tenzij anders overeengekomen”
- Uitgangspunt is de individuele vrijheid
- Partijen gebruiken het recht om hun eigen belang te behartigen
Aanvullend recht zijn rechtsregels waar betrokkenen juist wel van mogen afwijken, bijv. door een
overeenkomst te sluiten. Partijen mogen een eigen regeling vaststellen. Aanvullend recht komt pas
aan de orde wanneer de betrokkenen niet onderling een regeling voor hun onderlinge relatie
hebben. Zo wordt voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over wederzijdse rechten en plichten.
- Koopovereenkomsten, “…tenzij anders is bepaald”
Dwingend recht zijn rechtsregels die betrokkenen in acht moeten nemen op straffe van nietigheid.
Als zij een afspraak maken die niet conform de wet is, dan wordt deze als niet bestaand beschouwd
(nietig). Dwingrechtelijke regels zijn o.a. te vinden in het arbeidsrecht en het huurrecht.
- Een gebod of verbod, een regel die het algemeen belang raakt of betrekking heeft op de
openbare orde of goede zaken = dwingend recht
,Publiekrecht regelt relatie tussen burger en overheidsorganen en overheidsorganen onderling
- Hiërarchische relatie waarbij de burger ondergeschikt is aan de overheid
- Staat treedt op als behartiger van het algemeen belang
- Uitgangspunt is de rechtsstatelijkheid
- Veelal dwingend recht
- Staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht
Staatsrecht bepaalt de inrichting en opbouw van onze staat. Het geeft staatsrechtelijke regels aan
organen (overheidsinstanties) en met welke taken en bevoegdheden deze zijn bekleed.
Bestuursrecht (administratief recht) bevat rechtsregels voor overheidsorganen die belast zijn met de
uitvoering en de handhaving van rechtsregels. Een bestuursorgaan is een overheidsinstantie die
direct met de burgers te maken heeft en zorgt voor de uitvoering en handhaving van rechtsregels.
Het rechtssysteem kent drie hoofdfuncties: wetgeving, bestuur en rechtsspraak.
TRANSOUDERARREST
Feiten
Ten tijde van het Transouderarrest was art. 1:207 BW nog geldend recht. Op basis van dat artikel kon
alleen een man de vader zijn van een kind. De genetische vader in dit arrest heeft zijn sperma in laten
vriezen voordat hij een geslachtsveranderende operatie onderging. Na de operatie is hij een relatie
aangegaan met de moeder van het kind, welke bevrucht is met zijn ingevroren sperma. De
transvrouw wilt erkend worden als vader, omdat zij de biologische band tussen haar en haar kind wil
erkennen. Een strikte interpretatie van het positieve recht kan niet leiden tot het vaderschap van het
kind: de wet bepaalt dat de vader een man moet zijn.
Rechtsvraag
Kan een transvrouw, die met behulp van ingevroren sperma na haar geslachtsveranderende operatie
een kind heeft verwekt bij een andere vrouw, als vader van het kind worden aangemerkt?
Overweging
Volgens de letter van de wet kan een transvrouw geen vader zijn
- Art. 1:28 BW (oud) sterilisatie-eis: juridische geslachtsverandering vereist dat de persoon niet
meer in staat zou zijn om kinderen te verwekken.
Bedoeling van de wetgever was te voorkomen dat kinderen een ouder hebben met een juridisch
geslacht dat tegengesteld is aan biologisch geslacht. Maar de wetgever heeft niet stilgestaan bij de
mogelijkheid van invriezen van sperma en IVF, waarvan appellanten gebruik hebben gemaakt.
Er is sprake van medische ontwikkelingen die de wetgever niet kon voorzien. In de samenleving
wordt gelijke behandeling van verschillende samenlevingsvormen steeds belangrijker.
Rechtsregel
De transvrouw is niet de vader, maar wel de ouder van het kind. Hiermee wordt de biologische band
tussen de transvrouw en het kind geëerbiedigd. ‘Recht doen’ is niet hetzelfde als recht toepassen. De
rechter introduceert m.b.v. een mensenrechtenvriendelijke interpretatie een nieuwe categorie
(‘ouder’) in het Nederlandse recht.
,DE ORGANISATIE VAN DE STAAT: RECHTERLIJKE ORGANISATIE
De in art. 2 Wet RO genoemde gewone rechterlijke macht: rechtbank, gerechtshof en de Hoge Raad.
- Zittende magistratuur is belast met rechtspraak (rechtbank, gerechtshof en de Hoge Raad)
- Staande magistratuur is belast met opsporing, vervolging en advies (OM, PG en de HR)
De rechtbanken behandelen zaken in enkelvoudige kamers, bestaande uit één rechter of in
meervoudige kamers, bestaande uit drie rechters (art. 6 Wet RO).
- Elke rechtbank heeft een sector kanton die in enkelvoudige kamers kantonzaken behandelt.
- Binnen de sector kanton functioneert ook de pachtkamer, die is samengesteld uit een
kantonrechter en twee op het terrein van de pachtverhoudingen (een op huur lijkende
overeenkomst) deskundige leden, die geen rechterlijk ambtenaar zijn (art. 48 Wet RO).
De gerechtshoven behandelen zaken in het algemeen in kamers bestaande uit drie raadsheren. In
bepaalde gevallen is een enkelvoudige kamer bevoegd.
- De pachtkamer (art. 69 Wet RO) en de ondernemingskamer (art. 66 Wet RO) van het
gerechtshof bestaan uit vijf leden. Zij omvatten naast de drie juristen ook twee deskundigen.
De Hoge Raad is het hoogste nationale rechtscollege in burgerlijke, straf- en belastingzaken. Zijn
belangrijkste taak is de bevordering van de rechtseenheid door middel van de cassatierechtspraak.
- In bepaalde gevallen kan de HR op verzoek van een lagere rechter ook antwoord geven op
een prejudiciële vraag, indien dat antwoord voor de rechter van belang is.
- De HR behandelt zaken in het algemeen in kamers van vijf raadsheren (art. 75 Wet RO).
- De HR neemt in eerste instantie en als enige instantie, kennis van de ambtsmisdrijven en
ambtsovertredingen begaan door de leden van de Staten-Generaal, de ministers en de
staatssecretarissen (art. 76 Wet RO).
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft naast zijn adviserende functie in
verband met de wetgeving ook een belangrijke rechtsprekende taak op het terrein van het
bestuursrecht (art. 30 Wet RO). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behoort niet
tot de rechterlijke macht in grondwettelijke zin.
De Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven is een van de
‘overblijfselen’ van het voorheen bestaande stelsel van bestuursrechtspraak. Deze behandelt in
hoger beroep onder andere geschillen over de sociale zekerheid.
- De Centrale Raad van Beroep behandelt zaken in een meervoudige of enkelvoudige kamers.
- Het College van Beroep voor het bedrijfsleven is bevoegd op het terrein van sociaal-
economisch bestuursrecht.
In burgerlijke zaken is het mogelijk tot het voeren van een kort geding (art. 254 Rv). Dit wordt
behandeld door de voorzieningenrechter, die tijdens de terechtzitting de aanspreektitel van
president in kort geding voert (art. 50 Wet RO). Het kort geding heeft het karakter van een
spoedprocedure. De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel.
De volgende zaken worden onder andere behandeld door de sector Kanton van de rechtbank:
- zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, huurovereenkomst, koopovereenkomst en
zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste 25.000 euro (art. 93 Rv).
- vrijwel alle overtredingen in het strafrecht (art. 382 Rv).
De overige privaatrechtelijke zaken worden door de sector Civiel beoordeeld.
Absolute competentie: welke soort rechter bevoegd is om kennis te nemen van een bepaalde zaak?
- Strafzaken worden berecht door de strafrechter, tenzij het om een bedrag gaat tot 25.000
euro, dan is de kantonrechter bevoegd kennis te nemen van de zaak (art. 382 Sv jo. 93 Rv).
- Burgerlijke/civiele zaken worden berecht door de burgerlijke rechter. Tenzij het om een
civiele vordering gaat tot 25.000 euro, dan is de kantonrechter bevoegd.
- De rechtbank is in eerste aanleg absoluut competent in burgerlijke zaken (art. 42 Wet RO).
, Relatieve competentie stelt vast op welke plaats (welke rechtbank) de zaken worden voorgelegd.
- In burgerlijke zaken is de hoofdregel dat de rechter van de woonplaats van de
gedaagde/verweerder bevoegd is, tenzij de wet anders bepaalt (art. 99 Rv). Uitzondering:
o Heeft de gedaagde geen bekende woonplaats in Nederland, dan is de rechter van het
rechtsgebied waar de gedaagde werkelijk verblijft bevoegd.
o Gaat het geschil over een recht op een onroerende zaak, dan is de rechter waar de
zaak ligt bevoegd, evenals de rechter van de woonplaats van gedaagde.
- In strafzaken geldt als hoofdregel dat de rechter van het rechtsgebied waar het feit is begaan
bevoegd is (art. 2 Sv). Maar de rechtbank in het gebied waar de verdachte woont, mag ook.
- In bestuursrechtelijke zaken moet onderscheid gemaakt worden of het ingestelde beroep
afkomstig is van de centrale overheid of van de gedecentraliseerde overheid.
o Gedecentraliseerd bestuursorgaan: de rechtbank is bevoegd binnen het
rechtsgebied waar het bestuursorgaan zijn zetel heeft; zetelaanknoping.
o Centrale overheid: de rechtbank is bevoegd binnen het rechtsgebied waar de
indiener van het beroepschrift woonachtig is; woonplaatsaanknoping.
o Heeft de betrokkende geen woonplaats in Nederland, dan geldt de zetelaanknoping.
Codificatie: een poging alle rechtsregels op een rechtsgebied op systematische wijze in een wetboek
(codex) op te nemen. Dit brengt overzicht, waardoor de inzichtelijkheid wordt bevorderd en
rechtsregels onderling geordend zijn.
DE GEWONE RECHTSMIDDELEN: VERZET, HOGER BEROEP EN BEROEP IN CASSATIE
In burgerlijke zaken kan verzet worden toegepast (art. 143 Rv) wanneer een uitspraak bij verstek is
gedaan. Dat is aan de orde in een zaak waarin een van de partijen niet verschenen is en de uitspraak
dus niet ‘op tegenspraak’ is gedaan. Het verzet wordt behandeld door de rechterlijke instantie die
ook over de verstekzaak heeft geoordeeld.
In het bestuursrecht bestaat ook een rechtsmiddel dat verzet wordt genoemd, waarmee kan worden
opgekomen tegen een beslissing van de rechtbank om een bij haar aangebrachte zaak vereenvoudigd
(zonder nader onderzoek) af wil doen.
In het strafrecht kan een verdachte verzet doen tegen een strafbeschikking van de officier van
justitie. Dit verzet wordt behandeld door de rechtbank.
Hoger beroep heeft in beginsel devolutieve werking; de gehele zaak wordt opnieuw behandeld.
Voor de behandeling van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaken, zijn de volgende twee collega’s
van belang. Zij spreken recht in hoogste instantie; cassatie is niet mogelijk.
- De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen uitspraken van
rechtbanken in bepaalde categorieën van bestuursrechtelijke zaken; socialezekerheidszaken,
bijstandszaken en ambtenarenzaken.
- De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bevoegd tot de behandeling van
het hoger beroep tegen uitspraken van rechtbanken op het gebied van bestuursrecht, voor
zover niet een ander rechterlijk college, zoals de Centrale Raad van Beroep of het
gerechtshof, daartoe bevoegd is.
De afdeling is daarmee tot de belangrijkste instantie voor hoger beroep in bestuursrechtelijke zaken!
- Uitzonderingen op hoger beroep: bij strafzaken ter zake van een overtreding waarvan de
geldboete niet meer dan 50 euro is; bij strafzaken inzake feiten met een strafbedreiging van
max. 4 jaar gevangenisstraf of een geldboete van ten hoogste 500 euro; bij burgerlijke zaken
indien het om vorderingen gaat van niet meer dan 1750 euro (art. 332 Sv).
- ‘Voortbouwend appèl’ het gerechtshof moet het onderzoek ter terechtzitting richten op de
bezwaren die tegen het vonnis van de rechtbank worden ingebracht.
- Het instellen van rechtsmiddelen in bestuursrechtelijke zaken heeft in het algemeen geen
schorsende werking wanneer de rechter in eerste instantie bepaald heeft dat de beslissing