ZSA: De fysiologie van veroudering
Leerboek geriatrie H1: Veroudering
1 Verouderingsmechanismen
Het begrijpen en goed onderzoeken en behandelen van vooral door verouderingsmechanismen
gestuurde aandoeningen zoals dementie en artrose vraagt een andere aanpak dan de klassieke
monocausale ziekteleer bij bijv. infectieziekten.
Het verouderingsproces is uniek voor iedere cel, orgaan en persoon. Dit komt doordat
het proces veelvormige schade veroorzaakt, waartegen cellen en organen hun beperkte, van
persoon tot persoon sterk wisselden reserve en herstelcapaciteit inzetten. De belangrijkste
verouderingsmechanismen zijn oxidatieve stress, eiwitaggregatie, ontsteking, mechanische
slijtage (wear and tear), versuikering van eiwitten door de Maillard-reactie die advanced
glycation endproducts (AGE’s) doet ontstaan, mutaties en methylering van DNA en tapeling van
restsotffen zoals lipofuscine.
Mechanisme Uitleg
Oxidatieve stress Met name door reactieve zuurstofmolecullen die ontstaan in de
citroenzuurcyclus
Maillard reactie Ontstaan van glycosyleringsproducten (AGE’s)
Eiwitaggregatie Vooral amyloïd hoopt zich op in verschillende organen, waaronder
de hersenen
Ontsteking Chronische ontstekingsreactie op toenemende schadeprikkels,
bijvoorbeeld in de bloedvatwand
Wear and tear Mechanische slijtage, vooral gewrichten
Somatische mutaties Veranderingen in het DNA door bijvoorbeeld UV-straling, waardoor
kanker kan ontstaan
Restafvalstapeling Stofwisselingsproducten hopen zich op, intracellulair in bijvoorbeeld
lipofuscinekorrels, extracellulair in bijvoorbeeld seniele plaques
In de scheikunde verstaat men onder ixdatieve stress vooral de stress die op moleculair niveau
wordt aangericht door zogeheten radicalen. Dit zijn chemische verbindingen met een
ongepaard elektron, al dan niet geladen, die zeer reactief zijn en allerlei andere moleculen
oxideren. De meeste radicalen die in ons lichaam voorkomen zijn afgeleid van zuurstof. Dit zijn
de zogeheten ROS: superoxideanoion (O2-), waterstofperioxide (H2O2) en het hydroxylradicaal
(HO-). De meeste zuurstofradicalen worden gevormd door lichamelijke inspanning en bij de
verbranding van voedsel. Radicalen zijn vaak ook nuttig, bijvoorbeeld omdat ze meehelpen bij
de vernietiging van dode cellen en bacterieen.
De belangrijkste constante bron van ROS is een bijreactie van ATP-synthese in de
mitochondrieen, waarin veel van onze energievoorraad wordt vastgelegd.
Om de nadelige effecten van oxidatieve stress te verminderen beschikt iedere cel over
antioxidanten. Dit zijn moleculen die radicalen onshadelijk maken met een directe reactie –
zoals vit C en E. Daarnaast hebben cellen enzymenen die ROS omzetten in minder schadelijke
,producten. Belangrijkste daarvan is superoxidedismutase (SOD), catalase en
glutathionperoxidase. Wanneer er geen balans is tussen ROS en middelen om deze te
neutraliseren kan er blijvende schade aan cellen ontstaan, bijvoorbeeld door klontering van
geoxideerde eiwitten.
Deze onherstelbare schade kan vertraagd worden door te zorgen voor voldoende
antioxidanten in de voeding en voor vermindering van de calorieinname, door zorgvuldig om te
sproingen met het lichaam (overbelasting vermijden) en door voldoende rust te nemen (7 uur
slapen). Maar uiteindelijk zal altijd schade optreden. Cellen die niet of nauwelijks delen zijn het
gevoeligst, zoals de hersencellen.
Door de cumulatieve schade ontstaat steeds meer onverwerkbaar afval. Dat hoopt zich
in de cel op als lipofuscinekorrels. Lipofuscine is het verouderingspigment, als het ware de reost
van het lichaam, dat zich in oudere mensen vertoont in de levervlekken op de huid en in het
gelig worden van onderhuids vet en andere organen.
Verouderingen leidt ertoe dat cellen steeds slechter functioneren en uiteindelijk
snescent worden. Door hun specifieke biochemische samenstelling activeren senscente cellen
het mechanisme van gereguleerde celdood, apoptose, en worden opgeruimd. Soms gaan
senescente cellen echter nog verrassend lang mee.
2. Wegwerplichaam
Waarom verouderen we eigenlijk? Beste antwoord is dat we verouderen omdat we een
wegwerp lichaam hebben, een disposable soma. Dit is een theroei van Tom Kirkwoord. De
menselijke soort is erop gebouwd om nageslacht voort te brengen, dat zelf ook weer in staat is
nageslacht te krijgen. Zo geven we genen door. Voor de mens betekent dat dat ouders in staat
moetnen zijn voor kinderen te zorgen als kinderen dat zelf nog niet kunnen. Het is dan
evolutionair belangrijk gezond te blijven. Genen die de kans op voorplanting verkleinden, zijn in
de ruim twee miljoen jaar evolutie van de mens door selectiedruk verdwenen. Daarbij geldt ook
het principe dat het menselijk lichaam de beschikbare energie moet verdelen tussen
stofwisseling en herstel en de voorplanting anderzijds. Na de voortplanting is het individu
evolutionair gezien overbodig. Genen die na de voortplantingsfase het bestaan voort helpen,
zijn weg geselecteerd waardoor we verouderen.
In feite betekent de omslag na de vruchtbare levensfase dat het lichaam beschikt over de
mogelijkheid herstelprocessen actiever of minder actief te maken. Bij de mens is dat niet een
acute verandering, maar gaat het proces van verlies van levenskracht heel langzaam;
veroudering.
Gebleken is dat de energie van een organisme in normale omstandigheden naar
effectieve reproductie gaat en niet naar herstel. Enkel in extreme omstandigheden zoals
voedseltekort gaat de energie wel naar herstel, met als doel zich op hogere leeftijd toch voort te
planten.
Het staat nog ter discussie in hoeverre het principe van het wegwerplichaam de
menselijke veroudering geheel bepaalt. Feit is wel dat er geen evolutionaire druk meer staat o;
een lichaam dat biologisch niet meer voor voortplanting van de soort zorgt. Dat maakt dat er in
de miljoenen jaren van onze evoltie talloze stofwisselingsroutes, enzumen en genen zijn
geselecteerd die een voordeel opleveren bij jonge mensen, dus bij de voortplanting, maar die
ongunstig zijn voor de oudere mens. Dit fenomeen noemen we antogonischtische pleiotropie.
, Voorbeeld: testosteron. Zorgt voor potentie en kracht en vergroot de kans op nagelscht, maar
op latere leeftijd vergroot het de kans op prostaatkanker en prostaathypertrofie
3. Veroudering: demografisch probleem of succesverhaal?
Chronische ziekten zoals dementie zijn betrekkelijk zelfzaam bij mensen jonger dan 65, maar
daarna neemt de prevalentie sterk toe. De huidige vergrijzing is mede daarom een van de
ingrijpendste demografische veranderingen. Het betekent allereerst een verschuiving in
leeftijdsopbouw van de bevolking ten opzichte van de decennia na de WOII. Er is ontgroening en
vergrijzing. Samen zorgt dit ervoor dat de grijze druk gaat toenemen van 25 naar 50%, dan zijn
er nog maar 2 werkende jongeren voor elke ouderen (nu 4 per oudere). Oorzaken; kleine
gezinnen en langer leven.
Er is dubbele vergrijzing: meer ouderen en we leven langer. Ouderen verschillen steeds
meer van elkaar; de kalenderleeftijd zegt niet veel over de gezondheid, vooral biologische
leeftijd belangrijk.
Historisch is de stijging van de levensduur het directe gevolg van betere hygiëne en
lagere kindersterfte, samen met vooruitgang in de medische zorg en veranderingen in leefstijl.
De periode van ziektelast neemt de laatste decennia echter paradoxalerwijs toe, en wel door
vroege opsporing en screening van ziekte. Ouderen van nu hebben daardoor meer jaren met
een lichte ziektelast dan voorheen.
4. Ageïsme vs. Verzilvering
De eerste oorzaak van de huidige vergrijzing, de daling van het geboortecijfer, zette al in aan het
begin van de twintigste eeuw en werd sterker in WOII, met de wel bekende babyboom daarna.
Het ouder worden van de babybommers geeft nu een extra impuls aan de vergrijzing die al
optrad. In 2060 zal de Nederlandse bevolkingspiramide topzwaar zijn en bereikt de vergrijzing
het hoogtepunt.
Ook de tweede oorzaak van de vergrijzing, stijging gemiddelde levensverwachting, nam
decennia in beslag. Begin 20e eeuw was levensverwachting 50 jaar, nu is dat 80 jaar.
Vergrijzing is echter geen verhaal van gemiddelden. Per individu en bevolkingsgroep
bepalen ook factoren zoals scholing sociale status en het wonen in de stad of streek het netto
fenotype van ouderen. Bepalend is evenzeer de veerkracht van het individu – wilskracht,
veerkracht en vitaliteit.
De grote uitdaging voor ons is actuele kennis te hebben en nieuwe kennis te vergaren
over onze oudere pten en over de achterliggende verouderingsmechanismen. Leeftijd verklaart
immers niet alles. Toch zijn er vooroordelen op leeftijd; ageism.
Om de oudere pt goed te kunnen behandelen moet de art een totaalbeeld hebben van
het welzijn en het lichamelijke, psychisch en sociaal functioneren van die persoon.
5. Gezondheid en levensloop
Er zijn meerdere indelingen van de levensloop, meest bekende 4 levensfasen – komt wss uit
hindoisme en de islam. 1e leeftijd = jeugd, 2e volwassenheid, 3e zelfstandige oudere en de 4e de
afhankelijke, kwetsbare oudere. Erik Erikson heeft later 8 fasen theorie ontwikkeld. Geen van
deze theorieen is wetenschappelijk bewezen.