Ontwikkelingspedagogiek
Hoofdstuk 1
Pedagogiek kent verschillende deelgebieden
1. Onderwijskunde
2. Sociale pedagogiek
3. Transculturele pedagogiek
4. Orthopedagogiek
5. Wijsgerige pedagogiek
Opvoeding en pedagogiek
De leer van opvoeding noemen we pedagogiek. Pedagogiek is daarmee de wetenschap van het
begeleiden van kinderen tot aan de volwassenheid.
Deelgebieden of richtingen binnen de pedagogiek
1. zijn de klinische pedagogiek, gericht op het onderzoek naar opvoedingsprocessen in het algemeen.
Sociale, culturele en economische factoren die daarop van invloed zijn.
2. Tweede richting is de orthopedagogiek, die zich richt op het onderzoek van hulpverlening aan
kinderen die van het gemiddelde afwijken en de opvoedingssituatie waarin zij verkeren.
3. Derde richting is het onderwijskunde, die zich richt op alle vormen van scholing en op
schoolsystemen.
4. vierde richting is de sociale pedagogiek, die vooral de sociale omstandigheden tracht te
beoordelen aan de hand van pedagogische maatstaven.
5. vijfde richting is de wijsgerig-historische pedagogiek, die zich richt op de opvoedingswetenschap in
het algemeen. (theoretische)
6. zesde richting is transculturele pedagogiek die zich richt op onderzoek naar de opvoeding van
kinderen die in een andere cultuur wonen dan in het land van oorsprong.
Mensen worden te vroeg geboren blijkt uit onderzoek. Hierdoor zijn pasgeboren baby’s compleet
afhankelijk van hun opvoeders. Daarin tegen zijn de meeste pasgeboren dieren erg zelfstandig
(lopen, vasthouden etc..). Bij chimpansees 65% van de hersenen aanwezig (gewicht). Bij mensen is
dat maar 30%, 350 gram. Hierdoor is de omvang na de geboorte aan het groeien. 15-20 jaar na de
geboorte.
De opvoeding neemt dus als omgevingsfactor een deel over van de functie van de baarmoeder, met
als gevolg dat de hersenen zich mede vormen naar de opvoedingsklimaat. We noemen dit co-
evolutie. Bijvoorbeeld: bij de mensapen, waaronder de evolutionaire voorgangers van de mens,
waren door de evolutie letterlijk handige handen en voeten ontstaan: mensapen kunnen met de
punt van hun duim de punt van elke andere vinger van dezelfde hand of voet aanraken. Deze
pincetgreep is mogelijk door wat we een opponeerbare duim noemen. Dieren met een
opponeerbare duim zijn in staat om voorwerpen vast te pakken, waardoor ze voorwerpen kunnen
grijpen, manipuleren en uiteindelijk begrijpen. In tegenstelling tot andere mensapen hebben mensen
slechts twee opponeerbare duimen. Hierbij is voortdurend sprake van co-evolutie tussen de
ontwikkeling van begrijpen (grijpen en gebruiken) en de ontwikkeling in de hersenschors.
MINDER IS MEER.
,Doelgerichte controle. Dat wil zeggen, het kan onderdeel worden gemaakt van “bewust”(corticaal)
manipuleren, waardoor mensen uiteindelijk ook heel nieuwe patronen kunnen aanleren.
(breakdance, ballet, voetbal etc.. ) hierin speelt de opvoeder een cruciale, haast scheppende rol.
Een kind is dus een animal educandum (dier dat opgevoed dient te worden). hierbij gaat het vooral
om de opvoeding als mens, de humanisatie (modeling). Het leren van anderen als rolmodellen en
imitatie.
Kinderen worden in staat gesteld om te ontplooien bij hun hechtingspersonen. (voor hun belangrijke
personen). asymmetrische relatie voor het 20ste levensjaar, daarna symmetrische relatie.
Kinderen hebben recht op opvoeding en verzorging (1990).
• artikel 27, verdrag inzake de rechten van het kind staat dat het kind recht heeft op een
levensstandaard die toereikend is voor zijn lichamelijk, geestelijke, intellectuele, zedelijke en
sociale ontwikkeling. (ontplooien)
• artikel 29, staat dat het ook recht heeft op onderwijs dat het kind voorbereidt op een actief
en verantwoordelijk leven in een vrije samenleving, met respect voor anderen en de
omgeving. (aanpassen)
opvoedingsplicht ligt bij het kerngezin. Opvoeding bestaat uit, school, de buurt, de cultuur, en de
invloed van de leeftijdsgenoten en andere kinderen.
Het punt dat een kind volwassen wordt genoemd is wanneer er iemand aangesproken wordt als een
gelijkwaardige jij. Bij 17/18 jaar semi definitieve volwassenheid.
Het uiteindelijke doel van de opvoeding is de volwassenheid, wat eigenlijk staat voor
onafhankelijkheid ten opzichte van de opvoeders.
De Nederlandse pedagoog M.J Langeveld spreekt daarom van zelfverantwoordelijke zelfbepaling. Dit
betekend dat de opvoeding eindig is, gezien vanuit de positie van de opvoeder. Er wordt daarom ook
wel gesteld dat indien de opvoeder overbodig is geworden, zijn of haar taak is vervuld. Leren gaat het
hele leven door. Dit heet zelfopvoeding.
Ook de wetenschap is voortdurend in ontwikkeling. een kind van 11 tot 18 maanden heeft max 4
hechtingspersonen. Om te checken welke hechting je hebt met het kind kun je de vreemde situatie
experiment uitvoeren.
Veilig gehecht-> protesteren, huilen en roepen en is blij wanneer de opvoeder terugkeert.
(exploratie, ontdekken)
Onveilig gehecht-> vastklampend of afwerend gedrag als de ouder terugkeert.
Dit gedrag kunnen ouderen kinderen ook vertonen wanneer ze zich bedreigd voelen.
Autonomie
Kinderen dienen worden begeleid in de ontwikkeling tot een zelfstandig individu of persoon. Zij
worden dus niet alleen begeleid tot aanpassing aan de samenleving, maar juist ook tot het uitgroeien
tot een uniek individu dat van anderen te onderscheiden is. (persoonlijkheidsontwikkeling)
Vroeger werd je geboren in een sociale klasse en werkte je daarin.
,Je hebt 5 type ouders.
1. De conservatieve materialisten 34%: dit zijn opvoeders die behulpzaamheid hoog in het
vaandel hebben. Zij sturen vooral aan op goede banen en goede inkomsten voor hun
kinderen.
2. De doeners 28%: dit zijn ouders die primaire deugden zoals hoffelijkheid en goede manier
centraal stellen. Zij willen graag dat hun kinderen goed presteren, dapper en trots zijn en zich
weten te handhaven in de maatschappij.
3. De sociale idealisten 14%: deze ouders sturen aan op het ontwikkelen van sociale
eigenschappen zoals altruïsme, goede communicatie en verantwoordelijkheid.
4. De onopvallende conservisten 14%: dit zijn opvoeders die aansturen op eerlijkheid en op de
bevordering van gezondheid.
5. De gematigde hedonisten 10%: bij deze ouders staat levensvreugde hoog in het vaandel,
samen met optimisme, humor, tolerantie en oog hebben voor de medemens.
Geschiedenis
Hoe meer kinderen vroeger, hoe meer inkomsten en hoe meer werk er werd verzet. Hierdoor ook
meer sociale controle. Je werd door meer mensen gecontroleerd.
Aan het einde van de 17de eeuw waren er geen schoollokalen, maar zaten de oudere kinderen
verspreid aan tafels om te schrijven. De jonge kinderen zaten te lezen en de allerjongste deden vrij
weinig. Kinderen moesten gaan werken in fabrieken omdat er veel machine naar Nederland kwam in
de 19e eeuw. Er werden meer kinderen in een klaslokaal gezet met dezelfde stof.
De extended families verdwenen. Omdat ouders buitenshuis in fabrieken ging werken. In 1874 kwam
de wet van Van Houten, die verbood dat kinderen tot 12 jaar werden ingezet in het arbeidsproces op
het land en in de fabrieken.
Sociale controle verdween, gezinnen gingen verhuizen naar steden. Gezinnen werden kleiner, want
ze waren niet meer inkomst nuttig en ze kosten alleen maar geld en voedsel.
Onderwijs werd geboden door vernieuwingspedagogen.
• Maria montessori, onderwijs moest individueel zijn.
• John Dewey, die ervan uitging dat kinderen zichzelf moeten opvoeden door te doen en hun
interesse te volgen (learing by doing)
• Alexandra Neill, volgens wie ouderen kinderen niets moeten opleggen (antiautoritaire
opvoeding)
• Carl rogers, die uitging van een actualisatiebehoefte van het kind: het kind wil zelf iemand
worden, en als je dat met een rigide opvoeding tegengaat, ontstaat een rigide of
incongruente persoonlijkheid die zich krampachtig staande te houden en aan te passen aan
de maatschappij.
• Van Fröbel (1782-1852) is bekend dat hij vooral aandacht schonk aan de opvoeding van
kinderen in de kleuterleeftijd, de voorschoolse periode. Hij ontwierp de zogenoemde ‘”
kindergarten” een school waarin kinderen in de kleuterleeftijd leerden spelen, zingen en
handarbeid bedrijven (fröbelen). Dankzij zijn leermateriaal met zogenoemde “speelgaven”
met hele, halve en kwart kubussen en gekleurde wollen ballen zou de ontwikkeling van het
kind worden vorm geven en zou tegemoetgekomen worden aan de kinderlijke drank naar
exploratie.
, Zeltner, beschrijft hoe kinderen vaak geen enkel houvast hebben, doordat pappa of mamma de ene
keer laconiek reageert en de andere keer in dezelfde situatie heel boos of streng is. mogelijk is dat
een van de oorzaken van de klacht dat kinderen vaak lastig en onberekenbaar zijn.
Toename lastige kinderen
• Gebrek aan autoriteit dat ouders en leerkrachten hebben, geen duidelijke regels en
afspraken bij overtredingen.
Tegenwoordig zijn er opvoedingsprogramma’s, cursussen, tijdschriften en Borchers. Binnen
gemeentes zijn er initiatieven zoals pedagogische programma’s van de stichting jeugd en gezin.
Pedagogische programma’s
1. Step-programma (systematic training for effective parenting, of het family lab) dit
trainingsprogramma. Rollenspellen: de gelijkwaardigheid tussen de ouder en het kind en
hun behoefte aan verbondenheid staat in dit traingingsprogramma centraal.
a. Uitgangspunt “ondogmatisch opvoeden” dat betekend dat er geen vaste
gedragsvoorschriften voorhanden zijn voor het handelen van de opvoeder als het
kind bijvoorbeeld schreeuwt of liegt.
i. Ouders moeten voor zichzelf leren en leren aangeven waar hun
opvoedingsgrenzen liggen, en verpakken in “ik boodschappen”
1. Huiswerkopdracht: een week lang de positieve eigenschappen van
de kinderen op te schrijven. Meestal is er na een week positief
veranderd zonder dat ze iets hebben gedaan.
2. Sesk (starke eltern-starke kinder) -programma, dit programma hecht veel waarde aan de
rechten het kind, met name aan de opvoeding zonder geweld. Ouders moeten anders dan
bij het hiervoor genoemde familie lab, leren uitleggen wat de zin is van regels en grenzen.
a. tijdens bijeenkomsten worden conflictsituaties in groepen geanalyseerd en worden
oplossingen gezocht op basis van de theorie en de ervaringen van de groepsleden.
3. Het Triple-P-programma, dat in Nederland veel wordt toegepast is meer sturend dan de 2
hiervoor zijn beschreven. Triple-P (positive parenting program) is een Australisch
programma dat in 1999 werd ontwikkeld door matthew sanders om ouders en andere
opvoeders te laten zien hoe zij hun kinderen op een positieve wijze kunnen begeleiden.
a. Positieve pedagogiek
i. Het zorgen voor een veilige en stimulerende omgeving;
ii. Het creëren van positieve leeromgeving;
iii. Het leren hoe ouders het beste op ongewenst gedrag kunnen reageren. Een
principe is bijvoorbeeld dat schreeuwen of fysiek straffen geen effect heeft
als het kind ongewenst gedrag vertoont.
Kanttekening Triple -p: Het aantal cursussen en andere vormen van overheidsbemoeienis op het
gebied van opvoeding kunnen ook een heel tegengesteld effect hebben. Zij kunnen ouders juist
onzeker maken over hun opvoedingskwaliteiten en deze onzekerheid kan het voor de opvoeding
broodnodige gezag van ouders ondermijnen. (Micha de Winter)
De Winter: ‘paranoia van ouderschap’ ouders kunnen bang worden voor ontwikkelingsschade bij hun
kind door bijvoorbeeld een overmaat aan zonlicht, het inslikken van voorwerpen enz. Leidt tot hyper-
parenting of too good mothering, waarbij ouders zich voortdurend zorgen maken om het lichamelijke