hierbij heb ik het boekje Module 3 Markt en Overheid samengevat. dit is toets en examenstof voor havo 5. heb het door de leraar laten bekijken en is goed gekeurd.
Wat is een markt?
Een markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar
ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn concrete markten en abstracte
markten.
Concrete markt:
Een concrete markt is de plaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten. Dit
kan op een weekendmarkt zijn maar ook op het internet. Een voorbeeld hiervan is
marktplaats.
Abstracte markt:
Bij een abstracte markt gaat het niet over de ontmoetingsplaats waar vragers en
aanbieders elkaar treffen. Voorbeelden hiervan zijn de huizenmarkt of de markt voor
ruwe olie.
Marktstructuur:
De kenmerken van de markt bepalen in hoeverre aanbieders invloed hebben op de
verkoopprijs van hun product. Deze kenmerken vormen samen de marktstructuur.
De belangrijkste kenmerken van een markt zijn:
- Het aantal aanbieders
- Hun marktaandelen
- De toetredingsdrempels
- De mate van productdifferentiatie
Het marktaandeel van een aanbieder is zijn afzet als percentage van de totale afzet.
Een aanbieder heeft meer invloed op de prijs als zijn marktaandeel groter is. Een
aanbieder met een marktaandeel van meer als 35 % is een dominante aanbieder.
De andere aanbieders van de markt volgen dan de prijs van de dominante
aanbieder.
Toetredingsdrempels:
Sommige producten kun je pas produceren als je een grote investering doet. Er moet
bijvoorbeeld eerst een fabriek worden gebouwd. Die investering in een nieuwe
fabriek is dan de toetredingsdrempel: een abstracte drempel tot een markt waar
een producent overheen moet stappen om te kunnen produceren.
Als de toetredingsdrempel hoog is, zijn er weinig producenten die over de drempel
heen kunnen stappen. Een ander voorbeeld van een toetredingsdrempel zijn de
kosten van een milieuvergunning of een licentie.
, Productdifferentiatie:
Je hebt homogene producten en heterogene producten. Homogene producten zijn
producten waarbij de consument geen verschil zit tussen een product van de ene
aanbieder en een product van de andere aanbieder, bijvoorbeeld melk. Bij een
heterogeen product zie je dit verschil wel. Je ziet dus dat 2 dezelfde producten
verschillen hebben. Een voorbeeld hiervan is een fiets.
Heterogene producten zijn verschillend van elkaar, maar bevredigen dezelfde
behoefte. Als producten substitueerbaar zijn, maar in de ogen van consumenten wel
van elkaar verschillen, spreek je van gedifferentieerde producten. Voorbeeld
hiervan is frisdrank.
Er zijn ook producten die onderling helemaal niet substitueerbaar zijn, zoals een bril
en een tandenborstel. Dit noem je onafhankelijke producten.
Paragraaf 2:
Met het aantal aanbieders en de mate van productdifferentiatie kun je markten
indelen. Zo ontstaan er verschillende marktvormen.
Monopolistische concurrentie:
De marktvorm waarbij veel kleinere producenten een heterogeen product aanbieden,
noem je monopolistische concurrentie. Deze markt verschilt op een punt van een
markt met volkomen concurrentie: de producten zijn heterogeen. Terwijl ze bij een
volkomen concurrentie homogeen zijn. Hierdoor hebben de producenten wel invloed
op de verkoopprijs van hun product. Maar op een markt met monopolistische
concurrentie is die invloed beperkt door sterke concurrentie. Voorbeelden van een
monopolistische markt zijn bijvoorbeeld schoenen of een restraunt.
Monopolie:
Als er maar een producent is spreek je van monopolie. Een monopolist hoeft geen
rekening te houden met andere producenten. Een monopolist is een prijszetter: hij
kiest de prijs waarbij zijn winst maximaal is. Voorbeeld van monopolie is de NS.
Oligopolie:
Op veel markten zijn er vijf tot tien producenten die gezamenlijk zon 80% van de
totale productie voortbrengen. In dat geval spreek je van oligopolie. Wanneer er 2
producenten zijn noem je dit duopolie. Als alle producenten in een oligopolie
hetzelfde product maken, ontstaat er een homogeen oligopolie. Voorbeeld hiervan
is elektriciteit.
Een oligopolist heeft meer invloed op de prijs naarmate zijn product meer afwijkt van
dat van andere producenten. Dan is er sprake van een heterogeen oligopolie.
NVWA = is een instantie die gaat kijken waar voedsel wordt geproduceerd en of het
daar op een veilige wijze gaat.
Negatief extern effect en positief extern effect:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper indyvdboom. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,39. Je zit daarna nergens aan vast.