INTERCULTURELE COMMUNICATIE WERKGROEP
AANTEKENINGEN
WEEK 1 – CONTRASTIEVE BENADERING
Contrastieve benadering is een cultuurvergelijking, dus waar culturen tegenover
elkaar worden gezet. Met de contrastieve analyses worden verschillen in talige en
communicatieve praktijken van leden van verschillende culturen geanalyseerd.
Het doel is het blootleggen van systematische (cultureel bepaalde) verschillen,
om zo tot effectieve communicatie te komen. Hierbij is het van belang dat men
kennis heeft van het gebruik van taal in communicatie en de invloed van waarden,
normen en praktijken op het taalgebruik.
Hofstede (6 dimensies) en Stuart Hall (high and low context culture) hadden hun
perspectieven hierop.
Silent language van Stuart Hall
Silent language zijn onze gebaren en hoe we ons begeven in de omgeving; non-verbal
stimuli. Voorbeelden hiervan zijn:
- personal space / proxemics afstand tussen mensen (1.5 meter)
- time tijdbesef, culturen waar je stip op tijd moet zijn.
- touch aanrakingen
- gesture gebaren
- facial expressions gezichtsuitdrukkingen
- turn taking wanneer ben je aan de beurt in een gesprek, hoelang is de pauze
Direct speech is precies hoe het klinkt: tekst die de exacte gedachten weergeeft die
door een persoon in hun oorspronkelijke vorm worden uitgedrukt
Indirect speech is ook bekend als gerapporteerde spraak, indirecte vertelling of
indirecte verhandeling. In grammatica, wanneer u de verklaring van iemand anders in uw
eigen woorden rapporteert zonder enige verandering in de betekenis van de verklaring
Direct Speech: She says, “I am a little bit nervous.”
Indirect Speech: She says that she is a little bit nervous.
High context / low context van Stuart Hall
Het idee dat de boodschap dat je vertelt in de woorden zit of in het gedrag dat je
vertoont.
Bij High context zit de boodschap in het gedrag dat je vertoont. Meer indirecte
communicatie, intonatie/gebaren/gezichtsuitdrukkingen zijn
belangrijker. Soms praten ze heel veel over gewoon niets. Je moet als het ware
soms raden wat de andere ermee bedoelt. Bijvoorbeeld als een taxichauffeur aan
het eind van een ritje niet wil zeggen hoeveel geld het kost, maar blijft zeggen:
het was me een waar genoegen. Je weet dan niet wat hij precies bedoelt en
hoeveel geld je moet geven.
Bij Low context zit de boodschap in de woorden dat je zegt. Meer directe
communicatie. Je zegt wat je bedoelt: je vraagt bijvoorbeeld bij een taxiritje
hoeveel geld het heeft gekost en de taxichauffeur geeft duidelijk antwoord met
een prijs. Nederland is een land waarbij low context culture vaak voorkomt.
,Wat is er goed aan deze benadering? Wat is er handig aan om culturen te
vergelijken?
Je kan hierdoor de verschillen goed aanduiden en bestuderen. Ook door de verschillen
tegenover elkaar te zetten word je meer bewust van je eigen cultuur, en andere culturen
waardoor je mogelijk ook kan aanpassen. Het biedt een goed perspectief waar vanuit
onderzoekers naar culturen kunnen kijken. Ook kan het een indicatie geven van
dimensies waarbinnen de verschillen optreden.
(G)localisation
Combinatie van globalisation en localisation: think global, act local. Je hebt bij sommige
dingen te maken met een wereldmarkt, wel behoefte aan lokalisering. Er wordt behoefte
en aandacht voor de lokale taal en cultuur geschonken. Voorbeeld hier van is dat globale
producenten rekening houden met lokale smaak en gebruiken regionale imago’s. Ze
spelen in op de culturele do’s en don’ts.
Cross-cultural advertising
Dit kan verkeerd gaan, soms worden de verkeerde woorden gebruikt in advertenties
waardoor de bedoelde boodschap van de adverteerders niet bij de desbetreffende cultuur
over komt.
Je kan ook vreemde taal gebruiken in je advertentie. Er zijn twee parameters die de
effectiviteit in reclames vergroot:
1. Moeilijkheidsgraad van de woorden in de vreemde taal (begripstoetsen).
Samenhang tussen moeilijkheidsgraad van woorden voorkeur voor (vreemde)
taal. Mensen moeten dus wel de taal begrijpen.
2. Andere parameter: mate waarin de vreemde taal past bij het product. Dus
niet een bepaalde taal bij een product neerzetten wat totaal geen relatie heeft
met het product. Consumenten associëren vreemde talen met typische
kenmerken en producten van het bijbehorende land country of origin effect.
Voorbeeld hier van is een Italiaanse naam bij een lekker uitgebreid Italiaans
gerecht waar mensen in de reclame aan een grote tafel met zijn allen zitten.
Politeness & face van Lakoff
Politeness gaat over hoe je je op verschillende manieren in verschillende culturen je
beleefd moet uitdrukken.
Daar hoort bij het woord face. Het is een goede indruk maken, niemand voor schut
zetten, niet té direct zijn en gezichtsverlies voorkomen. In politeness theorie
onderscheid je 2 soorten face: positive face (de goedkeuring van anderen dat ze jou als
normaal zien), negative face (dat mensen je in staat laten te doen zijn wat je wil). Deze
soorten face spelen altijd een rol in de communicatie.
Positive politeness A set of strategies aimed to reduce the threat to positive face of
the hearer: ik vind je jack er goed uit zien.
Negative politeness A set of strategies aimed at reducing the threat to negative face
of the hearer: Ik weet dat ik te laat ben, maar heb je even tijd na de meeting?
Hoe proberen mensen de face te behouden? Door indirecte/directe handelingen
(verzoeken, verontschuldigen, uitnodigen): speech acts. Rules of linguistics
politeness: geen vooronderstellingen (dont impose), geef een keuze (give options),
wees vriendelijk (make addresse fee good – be friendly). Directness gaat vaak ten
, koste van politeness, want er wordt meer gefocust op het geven van een goed
gevoel aan de andere persoon in plaats van het geven van een directe afwijzing.
FTA (face threatening act)
FTA is iets doen waarvan je denkt het is spannend, ik ga mezelf wellicht voor schut
zetten. De FTA is afhankelijk van het belang dat je hecht aan de kenmerken in de
formule (sociale afstand, machtsafstand) en de mate van indringendheid. Hoe
belangrijk jij dit vindt wordt ook weer beïnvloed door de cultuur waarin je je bevindt, in
Duitsland is autoriteit belangrijker dan in Nederland waardoor het kenmerk
machtsafstand belangrijker wordt en hoger uitvalt.
D = sociale afstand
P = machtsafstand
R = mate van indringenheid van de boodschap of actie
Wx = D (S, H) + P (H, S) + Rx
Een voorbeeld van een FTA is een situatie waarin een zeer gemotiveerde student een
zesjesstudent vraagt om voor een 8 te gaan. De sociale afstand tussen wordt door de
gemotiveerde student gezien als klein (ze zijn alleen medestudenten), er is weinig
verschil in macht (beide zijn studenten) en de mate van indringendheid is voor de
zesjesstudent hoog (de zesjesstudent doet prima zijn werk voor een voldoende maar wil
niet nog meer doen). Voornamelijk kan er dus door de mate van indringendheid een FTA
ontstaan.
Kritiek op contrastieve benadering
Dimensies en kenmerken worden gezien als feiten en typische eigenschappen
van de algehele cultuur, zoals dat Nederlanders direct zijn. We schijnen te verwachten
dat iedere Nederlander altijd zegt wat hij denkt, omdat hij direct is.
Ook is het onderzoek kwantitatief onderzoek & risico op essentialisme (neiging om te
denken dat de cultuur de essentie is van iemands persoonlijkheid). Het reduceert
culturen en mensen tot getallen. Je krijgt het idee dat ze allemaal hetzelfde denken
in plaats van allemaal andersdenkenden. En de vraag blijft: kun je relaties aantonen
tussen cultuur en cognitie (wat ze weten), affect (voelen) en gedrag, hoe werkt dat?
Hofstede geeft dit niet aan hoe dat werkt. Ook is een correlatie niet hetzelfde als
causaliteit.
Beperkingen van Hofstede onderzoek
Er zijn vier belangrijke beperkingen van het onderzoek van Hofstede die Bell
Ross en Faulner en anderen benoemen:
1. Generalisatie van dimensies naar de (nationale) cultuur
2. IBM-medewerkers (hoogopgeleide mannen) zijn niet representatief voor de gehele
populatie
3. Genderverschillen waren genegeerd
4. Gedateerd, culturen veranderen in de loop der jaren. En door politieke veranderingen
achterhaald.
Er zijn drie problemen met de contrastieve benaderingen:
1. Culturen worden weergegeven als statisch, onveranderlijk