Hoofdstuk 3 Persoonlijke, sociale en emotionele ontwikkeling
Fysieke ontwikkeling
Voorschoolse jaren
Van 2- tot 5-jarige leeftijd is er sprake van grote verbeteringen in de…
● Grove motorische vaardigheden > verbetert de balans, worden spieren sterker en verschuift het
zwaartepunt naar beneden
● Fijne motoriek zoals veters strikken (oog-hand coördinatie)
● Op deze leeftijd ontwikkelen kinderen een voorkeur voor hun linker- of rechterhand.
De eerste schooljaren
● Kinderen worden slanker en sterker > er is sprake van veel variatie: een kind kan kleiner dan
gemiddeld zijn, maar alsnog gezond zijn
● Over het algemeen verloopt de fysieke ontwikkeling bij meisjes sneller. Tussen 11- en 14-jarige
leeftijd zijn meisjes gemiddeld langer en zwaarder dan jongens van dezelfde leeftijd.
Adolescence
Puberty = de fysiologische veranderingen tijdens volwassenwording dat leidt tot
de mogelijkheid om voor te planten, het begin seksuele
volwassenwording
● serie van veranderingen, bijna overal in het lichaam
● meisjes 10/11 jaar t/m 16/17 – jongens 12/13 t/m 18 > beiden groeien tot 25 (langzaam)
Veranderingen hebben effect op de identiteit van de individu (!)
Vroege volwassenwording – voordelen en nadelen jongens
● Stereotype mannelijk ideaal – populairder – hogere sociale status – leiders
● Meer mentale gezondheidsproblemen (angst, depressie) – meer overtredend gedrag
Late volwassenwording
● Meer creatief, tolerant en waarnemend
Vroege volwassenwording –nadelen meisjes
● Dit wordt gezien als een nadeel > langer zijn dan de rest is niet leuk – emotionele problemen
● Late volwassenwording
● Minder problemen – wel vragen ze zich af of er iets mis is met hen
Beiden: ontevreden met hun lichaam tijdens de volwassenwording
Bulimia = eetstoornis waarbij je veel gaat eten, overgeven (zelf of laxeerpillen)
Anorexia =eetstoornis waarbij je een limiet stelt op wat je eet
nervosa
Pro ana
, De hersenontwikkeling in de adolescentie
Onderzoek
● Een kritieke periode is voor de ontwikkeling
van hersengebieden, die worden geassocieerd
● neurologische systeem en brein heeft invloed op de met sociale cognitie en zelfbewustzijn.
persoonlijke en sociale ontwikkeling ● Veranderingen waarschijnlijk het gevolg van
- vermogen toe om gedrag te controleren, te plannen en interacties tussen een aantal factoren, o.a.
impulsief gedrag te stoppen veranderingen in de omgeving, hormonale
- begin 20 nog niet volledig ontwikkeld veranderingen en structurele veranderingen in
● slapen laat en moeten vroeg op > geen 9 uur slaap het brein
Aangezien het brein in de adolescentie dus klaar
is voor ontwikkeling > cruciale periode voor
Freud =stadia individuele ontwikkeling onderwijs.
ID (minimax Instinctieve behoeften en verlangens vanaf de geboorte, persoonlijkheid
principe) pasgeborene is alleen ID, er wordt gestreefd naar maximalisering van plezier en
minimalisering van pijn
Ego Verantwoordelijk voor omgaan met de realiteit
Behoeften tegemoet komen van het ID op een sociaalaccepterende manier,
omgaan met externe eisen
Superego Het morele deel van de persoonlijkheid, dat als een soort geïnternaliseerde ouder
of leerkracht functioneert
2 onderdelen: het geweten en het ego-ideaal.
1.Het geweten bestraft onacceptabele gedachten, gevoelens en gedragingen met
schuldgevoelens.
2.Het ego-ideaal biedt een beeld van het ideale gedrag en beloont gedrag dat
consistent is met dit beeld.
Psychosexual stages = Elk stadium wordt gekenmerkt door conflicten tussen het id, ego en
superego en is op een bepaald lichaamsdeel gericht:
Stadia’s
1.Oral = De erogene zone is de mond. Daarom is het voedselproces erg belangrijk.
2.Anal = De erogene zone is de anus, omdat kinderen in deze periode zindelijk worden.
3.Phallic = De erogene zone omvat de geslachtsdelen. In deze periode vinden de morele
ontwikkeling en de ontwikkeling van sekserollen plaats.
4.Latency = De seksuele energie wordt onderdrukt en is er geen erogene zone, omdat de
ontwikkeling is gericht op het fysieke en intellectuele gebied.
5.Genital = De erogene zone zijn de geslachtsdelen, terwijl de puberteit begint en er seksuele
relaties ontstaan.
Tabel 3.2 blz. 82
Freud stelt dat als een conflict niet goed wordt opgelost, een persoon gefixeerd (fixated) wordt
op een bepaald stadium. Deze fixatie komt ook in de persoonlijkheid tot uiting. Daarnaast kan
de persoon in stressvolle situaties in een eerder ontwikkelingsstadium terugvallen. (regress)
Implicaties
● Ook relevant voor dieper begrip emotionele leven van oudere kinderen/mensen
● Relevant onderwijs: bewustzijn van overdracht
Angst, boosheid leerkracht transfereren naar ouders (onopgeloste kwesties)
Kritiek
● Freud’s theorie is niet testbaar, weinig tot geen empirisch bewijs, niet generaliseerbaar, geen
voorspellende waarde, baseerde zijn interpretaties van onderliggende problemen van patiënten
vaak op zijn eigen subjectieve analyse
Attachment Theory = de emotionele band tussen een kind en hun verzorger