07-09-2022: Introductiecollege Nieuwe Tijd I
Terminologie
Als we het over de Nieuwe Tijd hebben, doelen we grofweg op de periode tussen 1500 en
1800. Een andere term daarvoor is ‘early modern history’ (vroegmoderne tijd). Deze stamt
uit de jaren ’60 en was toen lichtelijk omstreden. Twee kanttekeningen:
Alleen in Germaanstalige landen gebruiken de term vroegmodern; Romaanstalige
landen maken geen onderscheid tussen ‘vroeg’ en ‘laat’ in de moderne geschiedenis
Dit zijn allemaal retrospectieve titels; iedere generatie kijkt terug vanuit zijn eigen tijd
en denkkader en gebruikt dus ook andere etiketten
De term ‘vroegmodern’ impliceert dat er een na te streven einddoel is in de
geschiedenis, dat de huidige mens moderner (en dus beter) is (dit noemen we
teleologisch denken). Maar: daarmee zou je de periode tekortdoen. Iedere periode is
op zichzelf waardevol en uniek.
Waarom is de NT een zelfstandige periode?
Humanist Francesco Petrarca maakte als eerste onderscheid tussen Oudheid, Middeleeuwen
en zijn eigen tijd.
De Middeleeuwen waren een duistere periode, van culturele & economische stagnatie
Petrarca zag in zijn eigen tijd nieuwe culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen
ontstaan, en meende dat de ‘glorierijke’ klassieke oudheid herboren was gebruikte
de term ‘renaissance’
Deze (eurocentrische) indeling is blijven hangen:
In 1702 publiceerde Christopher Cellarius een boek over de universele geschiedenis
van de wereld waarin hij de indeling gebruikte
in 1860 publiceerde Jacob Burckhardt een boek waarin hij de renaissance bezong, de
periode waarin er volgens hem eindelijk weer aandacht was voor het individu
Wanneer begint de NT?
Er zijn verschillende ‘breekpunten’ aan te wijzen:
1453: val Oost-Romeinse Rijk
1492: ‘ontdekking’ Amerika door Columbus
1517: splitsing christelijke kerk
1519: Karel V wordt keizer Heilige Roomse Rijk
Wanneer eindigt de NT?
1764: begin Industriële Revolutie (uitvinding Spinning Jenny)
1776: Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring
1815: Einde regime Napoleon met slag bij Waterloo
Iedere keuze is in principe arbitrair, de een is niet meer waard of beter dan de ander. Het zou
afbreuk doen aan de complexiteit van de perioden. Een dergelijke strakke afbakening houdt
weinig rekening met continuïteit; er zijn altijd dingen die hetzelfde blijven. Bovendien vinden
andere landen weer andere dingen belangrijk. Het hangt er maar net vanaf welke invalshoek
je kiest.
Toch zijn er een aantal karakteristieke ontwikkelingen gaande in de NT:
Staatsvorming: belasting, bureaucratie, legers
De Reformatie: dit was een versnelling van een middeleeuwse ontwikkeling, maar
betekende toch een grote breuk met het verleden
Toenemende individualisering
Globalisering: toename van handelscontacten, kolonialisme, expansie,
ontdekkingsreizen
Nieuwe technologieën en nieuwe (culturele) stromingen (humanisme,
verlichtingsdenken)
,! Al deze ontwikkelingen passen ook binnen een breder kader; ze hebben allemaal een
oorsprong in het verleden
! Er was ook veel continuïteit in de NT: bijgeloof, tradities, ongelijkheid
08-09-2022: Renaissance & staatsvorming
Renaissance
Deze term is achteraf pas bedacht. Petrarca vond weliswaar dat hij al in een ‘nieuwe tijd’
leefde, maar intellectueel Vasari (1511-1574) bedacht de term ‘renascità’. Hij verwees hiermee
niet naar een bredere ontwikkeling, alleen naar veranderingen in kunstvormen die hij
waarnam. Pas in de 19e eeuw werd de term gepopulariseerd:
Michelet vertaalde de term naar het Frans, werd veel overgenomen
Burckhardt beschreef uitgebreid culturele veranderingen
Voigt verbond renaissancistische kunst met intellectuele stromingen en bedacht de
term ‘humanisme’
Noord-Italië
Dit wordt vaak gezien als de bakermat, om een aantal redenen:
De verschillende stadstaten waren rijk en machtig (door de bloeiende handel),
meestal geleid door rijke families uit het bankwezen
Dit was de kern van de christelijke wereld, de paus zetelde er
Zowel de kerk als de rijke burgers waren belangrijke opdrachtgevers voor kunstenaars
Onderlinge concurrentie van kleine stadstaatjes leidde tot politieke instabiliteit, maar
ook tot een soort prestigestrijd; men wilde elkaar de loef afsteken d.m.v. kunst
stimuleerde ontwikkeling & innovatie op dit gebied.
! elite had weinig aandacht voor het gewone volk opstanden
! Tegelijkertijd was Italië het brandpunt van oorlog
Voorbeeld: de Florentijnse familie de Medici: rijke bankiers die zich hebben opgewerkt naar
de top. Lorenzo ‘Il Magnifico’ bestendigt hun macht: schakelt andere families uit, wordt een
mecenas voor kunsten & wetenschappen. 1569: Florence wordt groothertogdom
Humanisme
Er ontstaat een hernieuwde aandacht voor de klassieke oudheid; men wilde ontsnappen aan
de ‘duistere’ middeleeuwen. Belangrijke aspecten:
Scholing stond centraal (‘studia humanitas’) mensen opleiden tot betere
leiders/burgers
M.b.v. ontdekte antieke teksten kon de samenleving wellicht ‘verbeterd’ worden
Al snel verspreidde dit zich vanuit Italië door de rest van Europa
Nieuwe kunststijlen
Patronage door rijke burgers (voor prestige, status & zelfverheerlijking) nieuwe
ontwikkelingen gestimuleerd
Architectuur: nieuwe technieken, harmonische vormen, perspectiefwerking.
Schilder- en beeldhouwkunst: nieuwe Grieks-Romeinse thema’s (naast christelijke
thema’s!); realisme & individualisme (zo ondertekenden kunstenaars vaker hun
schilderijen)
Staatsvorming
De huidige moderne staten kennen een lang wordingsproces. Pas in de 19e eeuw kunnen we
spreken van natiestaten. Van grofweg 1450-1800 (de NT) waren er drie soorten staten:
, Monarchale & dynastieke staten (één familie was lange tijd aan de macht)
Staten met kieskoningschap
Republieken (de zeven verenigde Nederlanden)
Situatie ME
Het aantal staten was enorm; er waren allerlei verschillende graafschappen, hertogdommen,
zelfstandige steden, etc. Verder was er spraken van een standenstaat. De vorst overlegde met
vertegenwoordigers van de drie standen en ontving in ruil daarvoor belasting.
Verandering
De 100-jarige oorlog (1337-1453) breekt uit, met grote gevolgen:
Groeiend nationaal besef onder inwoners
Disruptie maatschappelijke orde; chaos, ellende, dood & verderf vorst trekt meer
macht naar zich toe t.k.v. de adel; hij wil zijn autoriteit consolideren
o Men gaat nadenken over bestuur. Voorbeeld: ‘Il Principe’ (1513) door
Machiavelli: ‘handboek’ voor vorsten waarin hij een sterk, nietsontziend,
absoluut beleid propageert
o Hij doet aan territoriale schaalvergroting d.m.v.:
Oorlog voeren (nieuwe militaire tactieken & technieken
Slimme huwelijkspolitiek
Kolonisatie
Aankoop
o Hij doet aan centralisatie: meer grip op het gebied verwerven door de macht
op 1 plek te centreren en zo min mogelijk te delegeren:
Oprichten centrale bestuurlijke instellingen minder versnippering
Oprichten staand leger minder afhankelijkheid van adel
Standaardisering recht; algemene wetten lokaal gewoonterecht
tegengaan
Efficiëntere belastingwinning; opzetten bureaucratie, geholpen door
geschoolde ambtenaren (professionalisering) transparantie, minder
corruptie
Situatie begin 16e eeuw
Er zijn minder bestuurlijke eenheden. In plaats daarvan zijn er grotere machtsblokken
ontstaan, dynastiek-territoriale staten:
Heilige Roomse Rijk (HRR); de ‘erfgenaam’ van het Romeinse rijk (RR); voortzetting
van het rijk van Karel de Grote. Ideaal: één groot christelijk rijk creëren. Probleem: te
groot om te besturen. Oplossing: opdeling in cirkels met een ‘keurvorst’ aan het
hoofd; uit hun midden wordt een keizer gekozen. Met keizer Frederik III begon de
Habsburgdynastie (die tot 1918 duurde!). 1519: Karel V wordt tot keizer verkozen.
Was al koning van Spanje; doet aan enorme gebiedsuitbreiding rijk werd te groot
voor één man rijk opgesplitst na zijn aftreden
Frankrijk: na 100-jarige oorlog wordt buitenlandse politiek bepaald door de
omsingeling van Habsburgse heersers aan alle zijden. Binnen het rijk spelen
religieuze twisten en opvolgingskwesties. Frans I (r. 1515-1547) verwerft recht van
investituur, verbetert de administratie in zijn rijk en voert veel oorlogen in Italië
Engeland: het evenwicht tussen vorst & onderdanen wordt gewaarborgd door de
Magna Carta & het parlement. Probleem: onderlinge strijd tussen edelen; de
rozenoorlogen woedden tussen de families York & Lancaster. Lancaster wint, en
Henry VII bestijgt de troon. Ook hij doet aan centralisatie:
o Oprichting Court of Star Chamber
o Privy Council met geschoolde juristen
o Goed financieel beheer
o Slimme huwelijkspolitiek