Hoofdstuk 11
§11.1 Een moderne wereld
Er gebeurde van alles in de wereld maar drie ontwikkelingen vielen erg op:
1. Er waren veel mensen. Vooral in de West-Europese steden en industriegebieden steeg het
aantal inwoners sterk. De bevolkingsgroei was onder andere te danken aan een betere
hygiëne. Er was stromend water, een riool voor afvalwater en men begon steriel te
opereren. Geleerden ontdekten de bacillen die gevaarlijke ziekten veroorzaakten zoals pest,
tyfus, tetanus en difterie. Die kon men nu bestrijden.
2. Mensen konden steeds grotere afstanden overbruggen door nieuwe vervoermiddelen als
de auto, metro, tram en later het vliegtuig. Ook de aanleg van spoorwegen speelde daarbij
een grote rol. Net als de aanleg van het Suezkanaal al eerder, zorgde de aanleg van het
Panamakanaal voor aanzienlijke tijdwinst.
3. Door nieuwe communicatiemiddelen kon cultuur, kennis en informatie op een snellere
manier worden overgebracht. Men ging meer naar de radio luisteren en een bioscoop
bezoeken. Ook de introductie van telefonie vond plaats.
Door deze ontwikkelingen veranderde de samenleving van West-Europa en de VS ingrijpend, zeker
in de steden. Er was een moderne samenleving ontstaan, die ook uitgroeide tot een
massasamenleving.
De ontwikkelingen die in de 20e eeuw zichtbaar werden waren in de 19e eeuw al in gang gezet.
Rond 1875 kwam de technologische ontwikkeling in een stroomversnelling. We spreken over een
Tweede Industriële Revolutie. Deze onderscheidde zich van de eerste door het gebruik van
elektriciteit, staal en verbrandingsmotoren op benzine of diesel. Er ontstonden nieuwe industrieën
zoals de chemische en elektrotechnische industrie.
In deze nieuwe fase kon men sneller en goedkoper produceren. De invoering van de lopende band
speelde daarbij een rol. De nieuwe producten die werden geproduceerd hadden grote invloed op
het leven van de mensen. Lang niet iedereen kon zich die producten veroorloven, maar een steeds
groter wordende groep wel. De vooruitgang in wetenschap en techniek leidde tot groot optimisme,
maar ook tot cultuurpessimisme. De cultuurpessimisten vreesden dat de verfijnde westerse cultuur
ten onder zou gaan aan de barbarij van de massa. Een van de vertegenwoordigers van die stroming
was Oswald Spengler die in zijn boek 'De ondergang van het Avondland' daar uiting van gaf.
Maar er waren weldegelijk nieuwe problemen waarvan de overheden in Europa zich spoedig bewust
waren. Slechts een kleine groep mensen profiteerde van de nieuwe mogelijkheden. Een groot deel
van de bevolking leefde in armoede en onder slechte omstandigheden. Overheden meenden door
middel van sociale wetgeving een actievere rol te spelen in de oplossing daarvan. Daarnaast
moesten er voor de toenemende bevolking nieuwe woonwijken worden aangelegd. Wonen in
krotten en kelders werd verboden. Overal ontstonden stadvernieuwingsprojecten. Op het gebied
van onderwijs en gezondheidszorg nam de overheid maatregelen. In Nederland werd de
leerplichtwet in 1900 ingevoerd voor kinderen van zes tot 12 jaar.
De Industriële en technische vooruitgang zorgde echter ook voor een wapenwedloop. Engeland was
als wereldmacht oppermachtig. Andere landen, zoals Duisland gingen ook streven naar een
verhoging van de bewapening, zoals de vloot. Ook gingen landen propaganda gebruiken om de
massa te beïnvloeden. Dat deden ze door middel van de radio en bioscopen.
,§11.2 De Eerste Wereldoorlog
Het verstoorde machtsevenwicht, ontstaan in Europa door het Congres van Wenen in 1815, bleek in
1914 uit te monden in de Eerste Wereldoorlog. De Centralen, Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, en
de Geallieerden, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland, stonden op de slagvelden tegenover elkaar.
Nederland was neutraal.
Bij het uitbreken van de oorlog dacht men met Kerstmis weer thuis te zijn. Dat liep even anders.
Ruim 4 jaar zou de oorlog duren. De Eerste wereldoorlog onderscheidde zich van eerdere oorlogen
door de inzet van enorme hoeveelheden moderne wapens. Nieuwe wapens zoals gifgas,
mitrailleurs, tanks, vliegtuigen en vlammenwerpers. Het rare was echter dat men ondanks al die
nieuwe wapens vasthield aan de traditionele manier van oorlogvoering, waarbij men voortdurend
soldaten in volle bepakking charges liet uitvoeren, met als resultaat veel slachtoffers.
Voor het eerst werd ook de burgerbevolking zwaar door de oorlog getroffen. Miljoenen onschuldige
burgers werd het slachtoffer. Steden en dorpen kwamen in de frontlinie te liggen. Daarnaast werden
vrouwen ingezet in de wapenindustrie en moesten de plaats van de soldaten innemen in de
dienstverlening en industrie. Maar ook miljoenen moesten als soldaten de loopgraven in, waar kou,
honger, vocht, ratten en de dood een vreselijke beleving vormde. Overleefde je het dan raakten
velen getraumatiseerd door hun ervaringen. Dat werd toen niet onderkend. Britse soldaten die
onder die trauma's leden, dat werd 'shellshock' genoemd, werden beticht van lafheid en desertie en
werden als verraders ter dood veroordeeld of gewoon teruggestuurd naar het front.
Regeringen probeerden door middel van propaganda via de massamedia de bevolking positief te
beïnvloeden. Krantenredacties zagen het als hun taak de regeringen daarin bij te staan.
We spreken over een wereldoorlog omdat aan de kant van de moederlanden ook de kolonies gingen
deelnemen aan de oorlog. Vanaf 1917 vochten de Verenigde Staten mee aan de kant van de
geallieerden. Hoewel Duitsland in maart in het oosten de oorlog had gewonnen, bleek door de
deelname van de VS de oorlog in het westen toch door hen verloren te worden en sloot het op 11
november 1918 een wapenstilstand. Negen miljoen soldaten waren omgekomen en naar schatting
vijf miljoen burgers.
Het machtsevenwicht in Europa was geleidelijk aan onder druk komen staan door de industrialisatie
en het moderne imperialisme. Modern imperialisme is het verwerven van grondstoffen en van
kolonies als afzetgebieden in de tweede helft van de negentiende eeuw.
Duitsland streefde naar machtsuitbreiding, en Groot-Brittannië de grootmacht in die tijd, zag dat als
een bedreiging. Frankrijk was al sinds de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871, toen het Elzas-
Lotharingen af had moeten staan, uit op revanche. De spanningen werden nog eens vergroot door
de toenemende bewapeningswedloop en het nationalisme. Om sterker te staan sloten de Europese
landen verdragen met elkaar. De Triple Alliante (onder leiding van Duitsland) en de Triple Entente
(onder leiding van Frankrijk) ontstonden. Ze zouden elkaar te hulp schieten bij een oorlog, als een
land van de Triple Alliante in oorlog raakte met een land van de Triple Entente zou er dus al snel een
wereldoorlog kunnen ontstaan.
De directe aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog was de aanslag die werd gepleegd in Sarajewo op
de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije en zijn echtgenote (Frans Ferdinand). Oostenrijk-Hongarije
stelde Servië daarvoor verantwoordelijk. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije en Rusland op zijn
beurt steunde Servië. Op 28 juli 1914 verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië en enkele
dagen later waren ook Duitsland en Rusland in oorlog.
,Nederland bleef buiten de oorlog doordat het een strikte neutraliteitspolitiek voerde en in feite het
geluk had dat de uitvoering van het Von Slieffen-plan om Nederlands Limburg heen ging. Wel
zochten meer dan eén miljoen Belgen en toevlucht tot ons land toen de Duitsers België
binnendrongen. Door de door de Duitsers toegepaste onbeperkte duikbotenoorlog werden de
Amerikanen uiteindelijk toch in de Eerste Wereldoorlog betrokken in 1917. Doordat Rusland na de
Oktoberrevolutie van 1917 zich uit de oorlog terugtrok en met Duitsland de vrede van Brest Litowsk
sloot, ten koste van veel grondgebied, hadden de Duitsers de oorlog in het oosten gewonnen. Maar
door de deelname van de VS aan het westfront verloren ze de oorlog alsnog. De keizer trad af en op
11 november 1918 werd een wapenstilstand gesloten.
Na de oorlog werden met de verliezers verschillende vredesverdragen gesloten. Aan Duitsland werd
het vredesverdrag van Versailles gewoon opgelegd. Duitsland mocht zelf niet meeonderhandelen.
Naast de gebieden die Duitsland moest afstaan moest het een schadevergoeding betalen, en mocht
het geen leger meer hebben. De Vrede van Versailles zou uiteindelijk bijdragen aan ontstaan van de
Tweede Wereldoorlog. Hoewel president Wilson van de VS hoopte dat door zijn 14 punten plan,
waarvan zelfbeschikking en democratie de voornaamste punten waren, ervoor zou zorgen dat er
geen wereldoorlog meer zou ontstaan en de wereldvrede door de Volkenbond zou worden
verzekerd, liep het echter totaal anders.
11.3 De Sovjet-Unie
Na de Oktoberrevolutie in Rusland ontstond er een burgeroorlog die uiteindelijk door de
communisten werd gewonnen. De Sovjet-Unie ontstond in 1922 en zou in 1991 worden opgeheven.
De communisten gingen uit van de leer van Karl Marx. Deze had voorspeld dat de arbeidersklasse in
opstand zou komen tegen de fabriekseigenaren. Deze arbeidsrevolutie zou een nieuwe fase in de
geschiedenis inluiden. De arbeiders zouden de macht overnemen en er zou een ideale samenleving
ontstaan waarbij de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit werden. Deze gedachten leidden in
de 20e eeuw tot een samenhangend systeem van ideeën over hoe de samenleving zou moeten
worden ingericht: de communistische ideologie. Omdat Rusland nog duidelijk een agrarische
economie met feodale eigenschappen was, stonden de Sovjetleiders een ingrijpende hervorming
van de economie voor. Stalin gebruikte de collectivisering van de landbouw (zelfstandige bedrijven
die werden samengevoegd tot grote staatslandbouwbedrijven) om voldoende geld te vinden ter
ondersteuning voor de opbouw van de zware industrie en om de steden van voedsel te voorzien. De
landbouw moest worden gemoderniseerd en productiever worden. Particulier eigendom werd
verboden.
Stalin ontwikkelde vijfjarenplannen waarbij werd vastgelegd wat er moest worden geproduceerd. De
staat bepaalde de prijzen en de lonen. Uiteindelijk slaagde Stalin erin van Rusland een industriestaat
te maken. Ten koste van de arbeiders.
Arbeiders moesten keihard werken om de doelen van de vijfjarenplannen te halen.
Ze kregen slecht betaald en hadden weinig rechten.
De gestelde doelen tijdens de vijfjarenplannen werden vaak niet gehaald.
Ook de collectivisatie van de landbouw was geen doorslaand succes.
De akkerbouwproductie bleef laag.
Doordat de staat de opbrengst opeiste ontstond er hongersnood op het platteland.
Boeren die zich verzetten tegen de collectivisatie, ze werden koelakken genoemd, moesten
vrezen voor hun leven of werden opgepakt.
, Oppositie tegen het Sovjetbewind werd keihard aangepakt. Via schijnprocessen werden mensen tot
staatsvijanden gemaakt en verbannen naar de Goelag om dwangarbeid te verrichten of gewoonweg
geëxecuteerd. In Oekraïne ontstond massale hongersnood waarbij zeven miljoen mensen
omkwamen. Van de heilstaat was niet veel meer over en Stalin ontwikkelde zich tot een dictator. Er
was sprake van totalitarisme en van politieke vrijheid was geen sprake. Men noemde hem de 'rode
tsaar'. In feite werd door de communistische partij absolute macht uitgeoefend. Alleen leden van de
partij hadden voldoende te eten en genoten allerlei voorrechten. Gelijke verdeling van kennis, macht
en inkomen bestond dus ook maar voor een kleine groep mensen. Van enige vrijheden was geen
sprake en dit totalitarisme van Stalin (Stalinisme). Ondanks alles geloofden velen in de maakbaarheid
van een communistische samenleving. Jongeren werden via massaorganisaties ideologisch
geïndoctrineerd.
Rusland was een overwegend agrarisch land, dus het was niet vanzelfsprekend dat het communisme
in Rusland vaste voet aan de grond zou krijgen. De tsaren regeerden al honderden jaren met harde
hand. Rusland nam aan de kant van de Triple Entente (de geallieerden) deel aan de Eerste
Wereldoorlog en leed grote verliezen. De eerste revolutie vond plaats in februari 1917
(Februarirevolutie). Tsaar Nicolaas II werd tot aftreden gedwongen, maar de voorlopige regering
bleef deelnemen aan de Eerste Wereldoorlog. Onder leiding van Lenin vond in oktober de
Bolsjewistische revolutie plaats, waarbij de communisten uiteindelijk de Voorlopige regering zouden
afzetten (Oktoberrevolutie). Lenin zou tot aan zijn dood in 1924 het land leiden. Na een enorme
machtsstrijd nam Stalin dit over in 1928.
In vele andere landen werden ook pogingen ondernomen om het communisme van de grond te
krijgen. In Duitsland ontstond de 'Spartacusopstand' onder leiding van Karl Liebknecht en Rosa
Luxemburg. Deze werd echter door de regering van de Weimarrepubliek met behulp van het leger
neergeslagen. In Frankrijk werd een communistische partij opgericht. Invloed kreeg de partij pas in
de jaren dertig toen de partij samen met andere linkse partijen de zogenaamde Volksfrontregering
vormde. De eerste grote samenwerking tussen een communistische partij en een
sociaaldemocratische partij en een burgerlijk linkse partij in West-Europa. Deze was gericht tegen
het opkomende fascisme. In ons land deed Jelle Troelstra voorman van de SDAP een poging in 1918
om een revolutie uit te roepen. Deze poging mislukte en de SDAP zou tijdens het Interbellum niet
deelnemen aan de regering.
Nergens brak dus een succesvolle revolutie uit buiten Rusland, maar het communisme werd wel een
belangrijke politieke stroming in Europa.
11.4 De Verenigde Staten
De VS was tijdens de Eerste Wereldoorlog een wereldmacht geworden en het vertrouwen in de
Amerikaanse economie steeg in de jaren twintig tot grote hoogte. Het waren de 'roaring twenties' -
de uitbundige twintiger jaren. Een belangrijke oorzaak voor deze bloeiperiode was de
vrijemarkteconomie ofwel het kapitalisme. De vrije concurrentie bevorderde het feit dat de
'Amerikaanse droom' kon worden verwezenlijkt. - opklimmen van krantenjongen tot miljonair.
Uitgangspunt was en bleef dat de regering zich zo min mogelijk met de economie bemoeide. Er werd
steeds goedkoper geproduceerd door de toepassing van technologische vernieuwingen, zoals de
uitvinding van de lopende band door Henry Ford. Anderen namen de lopende band over bij de
productie van consumptiegoederen. Er ontstond een consumptiemaatschappij en veel Amerikanen
konden deze producten kopen waardoor een brede middenklasse ontstond. De economische
vrijheid van de Amerikanen was gekoppeld aan de politieke vrijheid. Rond 1930 kozen burgers al
bijna 150 jaar hun eigen Congres. Verkiezingen voor bestuursfuncties waren normaal net zoals de