Scheikunde
Tentamenweek 2
Week 1.1 Eenheden en voorvoegsels; atomen en moleculen
Theorie
Grootheid: een eigenschap die we kunnen meten.
Eenheid: de maat waarin de grootheid wordt uitgedrukt. Binas: Tabel 4
Grootheid Eenheid
Lengte Meters
Volume M³
Bekende voorvoegsels
o kilo, symbool k: 1000 x zo groot
o milli, symbool m: 1000 x zo klein, of 0,001 x zo groot
o Een kilometer (km) is dus 1000 m en 1 millimeter (mm) 0,001 m. In plaats van 1000 schrijft men vaak
103 en 0,001 noteert men als 10‒3.
Minder bekend zijn de volgende voorvoegsels:
o mega, symbool M: 1.000.000 x, 106 x (miljoen maal)
o micro, symbool μ: 0,000 001 x, 10‒6 x (miljoenste maal)
o nano, symbool n: 0,000 000 001 x 10‒9 x (miljardste maal)
o 1 μL= 10‒3 mL = 10‒6 L.
Hiernaast zie je de SI-eenheden (Internationaal Stelsel van
Eenheden).
Binas: Tabel 2
Moleculen: Een deeltje van een stof wat nog steeds de stof is
o Voorbeeld: CO₂ en H₂O Binas: Tabel 40A
Atomen: Moleculen zijn opgebouwd uit atomen
De kruisregel:
o Voorbeeld: In 12 g frites wordt 3,5 g vet aangetoond. Wat is het vetgehalte per 100 g
frites?
Deze opgave wordt met behulp van de kruisregel als volgt opgelost. Schrijf de gegevens zoals
hieronder kruisvormig op, het gevraagde noemen we y (of desgewenst x):
Dus: 3,5 x 100 : 12 = y = 29 gram vet
, Molecuul formule: De molecuulformule van een stof geeft aan uit welke atomen en hoeveel van
de atomen een molecuul van de stof bestaat.
o Voorbeeld: Hieronder heb je een glucose molecuul:
Koolstof = C
Er zitten 4 atomen koolstof in
Waterstof = H
Er zitten 24 atomen waterstof in
Zuurstof = O
Er zitten 12 atomen zuurstof in
Als er een 2 voor het
molecuul staat. Heb je
het molecuul 2x
Structuurformule: De structuurformule van een molecuul geeft weer hoe de atomen van een
molecuul
met elkaar zijn verbonden.
o Voorbeeld:
Molecuul Molecuulformule Structuurformule
Water H₂O
Koolstofdioxide CO₂
Methaan CH₄
Waterstofperoxide H₂O₂
Stikstof N₂
Oefenopgaves
, Week 1.2 Fasen, Lucht,
Mengen en Scheiden
Theorie
Fasen
Stoffen kunnen zich in 3 soorten fasen
begeven:
o Gas (g)
o Vloeibaar (l)
o Vast (s)
Vaste fase: de moleculen van een stof zitten dicht tegen elkaar
aan netjes geordend in een bepaald patroon. In vaktaal heet zo'n
patroon het kristalrooster. De moleculen trillen op hun plaats. Aan
de rand van een stukje vaste stof trilt een molecuul zich wel eens
los.
Vloeibare fase: de moleculen van een stof hebben geen vaste
plaats. Trillend bewegen ze ongeordend door elkaar, maar nog
wel dicht tegen elkaar aan. Aan de oppervlakte van een vloeistof
schiet een molecuul door die bewegingen wel eens los.
Gas fase: de moleculen van een stof hebben evenmin een vaste
plaats. Trillend bewegen ze ongeordend, maar nu op grote
afstand van elkaar. Grote afstand wil zeggen: groot ten opzichte
van hun eigen diameter.
Intermoleculaire ruimte: de ruimte tussen de moleculen, is leeg.
Als de molecuulformule van een stof bekend is kunnen
faseovergangen schematisch weergegeven worden. Het smelten van ijs bijvoorbeeld wordt dan: H2O (s) H2O (l)
Smeltpunt en kookpunt zijn afhankelijk van de druk. Wij houden de standaard-druk p o aan: 1 bar = 105 Pa (= vrijwel
1 atm). De standaard-temperatuur is 25 °C = 298 K.
In elke fase neemt het volume van een stof toe bij stijging van de temperatuur: de stof zet uit. Ook bij
faseovergangen neemt het volume toe. Bij s l is de volumetoename klein, bij l g zeer groot. Bij de overgang s
l vormt H2O een - zeer belangrijke·- uitzondering: het volume van vloeibaar water is kleiner dan van ijs.
Kelvin en Celsius
Van Celsius naar Kelvin = + 273
Van Kelvin naar Celsius = - 273
Lucht
Lucht bestaat uit:
o Zuurstof: 20%
o Stikstof: 80%
o CO₂: 0,005%
o Argon: 1%
Mengen en scheiden
Mengen: een geheel maken van verschillende ingrediënten die uit verschillende moleculen bestaan.
Scheiden: het omgekeerde van mengen. Het scheiden van specifieke moleculen een heel veel moleculen.
Soorten stoffen
Zuiverstof: een stof die maar uit 1 soort moleculen ontstaat
Mengsel: een stof die uit meerder moleculen ontstaat
Oplossen
Oplossing: een mengsel van een stof in water. Bijv. suiker in water oplossen. Oplosmiddel = water en opgeloste
stof = suiker.
Oplossen: het volledig mengen van een stof in een geschikt oplosmiddel
o Als je ethanol in water oplost geef je dat weer als: C₂H₆O (aq)
Zuivere oplossing: er is 1 molecuul opgelost in water.
o Bijv. suiker en water
o Bijv. zout en water
Voor het oplossen van een vaste stof in water is roeren of een andere mechanische handeling essentieel.
Op moleculair niveau: de sacharosemoleculen verlaten hun kristalrooster en gaan zich tussen de watermoleculen
bewegen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Kelly2000. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €19,99. Je zit daarna nergens aan vast.