H1HERSENEN EN GEDRAG
HOOFDSTUK 1 – HET WAT EN HOE VAN DE
NEUROWETENSCHAPPEN
ONS BREIN
Grijzen stof: informatieverwerking
Witte stof: informatieoverdracht
Hersencellen haar functies:
• Neuronen:
Overdracht zintuigelijke, motorische en interneuronale informatie
• Gliacellen
‘Steuncellen’: structuur/stevigheid, aanvoer voedingstoffen, opruimen afval, isolatie axonen
(myeline), wegwijzen, vorming bloed-hersenbarrière, bufferfunctie
NEUROWETENSCHAPPEN
“Neurowetenschappers bestuderen het zenuwstelsel van de mens. Het zenuwstelsel
verwerkt zintuiglijke informatie, maakt het lichaam klaar voor actie of rust, zet
emotionele en cognitieve processen in gang en stuurt de spieren aan. Kortom, het
zenuwstelsel speelt een coördinerende rol bij al onze handelingen. De centrale
verwerking van ons zenuwstelsel is het brein.
Een belangrijk onderscheid dat neurowetenschappers maken is tussen structuren en
functie. Structuur heeft te maken met de anatomie: welke gebieden kunnen we in de
hersenen onderscheiden. Functie houdt in wat deze verschillende gebieden dan doen.
En hoe de combinatie werkt tussen de structuren en functie.
NEURALE CORRELATEN
Neurowetenschappers zoeken naar neurale correlaten. Neuraal verwijst naar hersencellen en zenuwen.
Correlaat naar onderling gerelateerd.
Ondanks de steeds betere technieken om naar hersenactiviteiten te kijken, is het vinden van neurale
correlaten niet eenvoudig. Wat maakt het zo moeilijk? Problemen:
• Hoe definieer je ervaringen/proces/gedrag?
• Waarom zou het ergens op één plek ‘zitten’?
• Wat betekent activiteit in een gebied?
• Waarom zou het bij iedereen op dezelfde manier georganiseerd zijn?
• Hoe kun je het geïsoleerd onderzoeken?
• Praktische bezwaren
1
,Onderzoekers kunnen kiezen uit twee werkwijzen:
Forward inference: what brain activity/region is associated with a given experimental condition?
• Dit gaat over de experimentele taak en de controletaak, bladzijde 38.
Reverse inference: what cognitive process/behavior etc. is occurring given the brain activity. Basically,
reasoning backwards from brain activity. This type of inference can be problematic. (Niet eenvoudig aan
te tonen, verleidelijk maar problematisch)
De vraag welke neuronen/circuits/processen in de hersenen verantwoordelijk zijn voor welke ervaringen
en gedragingen is niet eenvoudig te beantwoorden.
HET ZENUWSTELSEL
HET NEURON
2
, Het basiselement van het zenuwstelsel is het neuron of de zenuwcel. De meeste neuronen zitten in de
hersenen en het ruggenmerg, hoewel ze overal in het lichaam voorkomen. De voornaamste functie van
het neuron is het overdragen van informatie. Op basis daarvan kunnen wij allerlei handelingen
uitvoeren, waarnemen, nadenken, voelen etc. Neuronen bestaan uit drie grote delen: cellichaam (soma),
dendrieten (grijze stof) en een axon (witte stof).
Het neuron wordt in zijn geheel omhuld door het celmembraan dat
het neuron afscheidt van zijn omgeving. Als we inzoomen, zien we
dat zich in de vloeistof, binnen en buiten het neuron, ionen
(elektrisch geladen deeltjes) bevinden. De ionen hebben een
positieve of een negatieve lading. We zien ook wel dat er een
spanningsverschil is tussen het membraan aan de buitenkant (+) en
aan de binnenkant (-).
Dit noemen we een potentiaal, een kracht die tussen de deeltjes
plaatsvindt, dat in evenwicht is (rustpotentiaal). Rust betekent dus niet
dat er rust is, maar dat er een evenwicht is. In het celmembraan
bevinden zich ionenpoorten, deze nemen deeltjes mee naar binnen
en buiten, deze deeltjes bevatten die elektrische lading.
Drie types neuronen:
1. Sensorische neuronen: zorgen ervoor dat hersenen informatie ontvangen over de buitenwereld
het lichaam
2. Motorisch neuronen: zorgen voor de uitvoering van de ‘bevelen’ die vanuit de hersenen komen
3. Interneuronen: dragen informatie over tussen neuronen
Drempelwaarde = De ionen hebben een positieve of negatieve lading. Als de elektrische golf bij de
axonheuvel aankomt dan wordt er gekeken of het signaal hoog genoeg is, of niet. Als dit niet zo is dan
blijft het neuron als rustpotentiaal. Is dit wel zo, dan komt het neuron in actie (actiepotentiaal) en gaat
het signaal door tot de eindknoppen.
INFORMATIEOVERDRACHT
De informatieoverdracht tussen neuronen is een elektrochemisch proces.
3