Week 1 – algemene inleiding bijzondere overeenkomsten & koop
Hoofdstuk 1 – Algemene inleiding
Boek 7 beoogt algemeen gehouden afspraken tussen partijen een nader gespecifieerde inhoud te
geven en bescherming te bieden aan één van de partijen: (1) bepalingen die aan een overeenkomst
rechtsgevolgen verbinden die door partijen niet kunnen worden weg gecontracteerd
((semi-)dwingend recht), (2) bepalingen die ten aanzien van een bepaalde overeenkomst of voor een
bepaald beding een vorm voorschrijven en (3) bepalingen die betrekking hebben op de bewijslast of
op de toelaatbaarheid van bewijsmiddelen. Strijd met deze eerste bepalingen leidt tot nietigheid of
vernietigbaarheid, 3:40 BW. Strijd met de tweede soort bepalingen leidt tot nietigheid, 3:39 BW. Het
ordeningsprincipe van het Nederlandse vermogensrecht, dat bekend staat als de ‘gelaagde
structuur’, betekent dat naast de bijzondere bepalingen uit boek 7, het algemene vermogensrecht uit
boeken 3, 5 en 6 van toepassing is. Indien er sprake is van overlapping van de regels, dan geldt als
uitgangspunt dat de bijzondere regel, die in boek 7 is opgenomen, de algemene regel uit boek 3 of 6
verdringt: lex specialis derogat legi generali. Een overeenkomst kan beantwoorden aan de wettelijke
omschrijvingen van verscheidene bijzondere overeenkomsten: de gemengde overeenkomst. Dan
kunnen verschillende bepalingen naast elkaar van toepassing zijn, 6:215 BW. Als dit niet naast elkaar
mogelijk is moet degene die onverenigbaarheid stelt dit aantonen.
Hoofdstuk 2 – Koopovereenkomst
7:1 t/m 7:50 BW bevatten bijzondere bepalingen voor de koopovereenkomst. Alle regels van deze
titel zijn van aanvullend recht. Een uitzondering hierop geldt voor de consumentenkoop, hiervoor
gelden een aantal dwingende regels in 7:6 BW. De definitie van een koopovereenkomst blijkt uit 7:1
BW. Deze titel ziet op de koop van zaken, maar ook op die van vermogensrechten ( 3:6 BW) en dieren
(3:2a BW). Er is pas een koopovereenkomst als er een geldsom wordt betaald, hiervan is geen sprake
bij een ruilovereenkomst, maar via 7:50 BW gelden dezelfde regels. Er gelden nog een aantal
bijzondere regels voor bijzondere soorten koopovereenkomsten: de consumentenkoop (7:5 BW), de
koop van onroerende zaken (7:2 en 7:3 BW), koop op afbetaling en huurkoop (7:84 BW), de koop van
vermogensrechten (zoals het recht op vruchtgebruik of aandelen) (7:47 en 7:48 BW) en
overeenkomsten op afstand en buiten de verkoopruimte (6:230m BW). Bij koop op afbetaling gaat
het eigendom gelijk over op de koper en bij huurkoop pas na betaling van het laatste deel. Sommige
bepalingen zijn dus dwingend voor de consumentenkoop, 7:6 BW. Een bepaling die in strijd is met de
wet is van rechtswege nietig, 3:40 lid 2 BW. Het beding is echter vernietigbaar indien de wettelijke
bepaling is bedoeld om een van de partijen te beschermen. Dat is hier het geval, de consument moet
zich dus expliciet op vernietiging beroepen. Het Europees Hof heeft echter bepaald dat de regels die
binnen het bereik van de Europese Richtlijn koop en consumentenkoop vallen (in wezen dus het
gehele Nederlandse koopregime) – door de rechter ambtshalve moeten worden toegepast. 7:6 lid 2
BW bepaalt voor een aantal bepalingen dat afwijking op individuele afspraak wel mogelijk is. De
Europese Richtlijn consumentenrechten gaat uit van maximumharmonisatie, regels mogen dus geen
lagere en geen hogere bescherming bieden, hierdoor hebben consumenten niet altijd meer rechten
dan bij de algemene kooptitel. Het feit dat de consumentenkoopregeling de implementatie van
Europese richtlijnen vormt, betekent dat het Europees Hof van Justitie de hoogste rechter is,
nationale bepalingen die richtlijnen omzetten richtlijnconform moeten worden geïmplementeerd en
dat de Nederlandse rechter onder omstandigheden ambtshalve moet toetsen.
De koopovereenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding, 6:217 BW. Bij lange
onderhandelingen is dit soms niet duidelijk te onderscheiden. Dan gaat het erom dat partijen het
eens zijn over de essentialia, zoals prijs en hoeveelheid. Maar dit kan ook zonder prijsbepaling tot
stand komen, in het geval partijen hier niet over hebben gepraat en het dus niet essentieel achten,
7:4 BW. Naast het aanbod is er ook de uitnodiging tot het doen van aanbod. Slechts wanneer
duidelijk is dat de aanbieder door de aanvaarding zonder enig voorbehoud definitief gebonden wenst
te raken, kan van een aanbod tot koop worden gesproken. De aanvaarding van een aanbod geldt pas
1
,indien zij geadresseerde heeft bereikt (ontvangsttheorie: 3:37 lid 3 BW, met uitzondering in 6:224
BW). Als je iets opgestuurd krijgt zonder dat je hiervoor hebt betaald kan dit gezien worden als een
aanbod tot koop, maar in zo’n geval mag je het gewoon houden tenzij het toezenden aan jou is toe
te rekenen, 7:7 BW. De koop op proef doorbreekt ook de normale regels over aanbod en
aanvaarding, 7:45 BW. Bij een nietige of vernietigbare koopovereenkomst wordt de geldigheid met
terugwerkende kracht aangepast, 3:53 BW. Ook één enkele contractsbepaling kan worden vernietigd
terwijl de rest in stand blijft, 3:41 BW. Titel 7.1 bevat geen speciale bepalingen. Een koop is nietig
wanneer deze is gesloten in strijd met een wettelijk vormvoorschrift, 3:39 BW. Of bijvoorbeeld indien
deze is gesloten in strijd met een dwingende bepaling die niet uitsluitend de strekking heeft om één
partij te beschermen, 3:40 lid 2-3 BW (Winkeltijdenwet). Een koopovereenkomst is vernietigbaar als
een handelingsonbekwame deze heeft gesloten, als de koop in strijd is met een dwingende bepaling
die één partij beschermt (7:6 BW), indien bij de elektronische koop onvoldoende informatie is
verschaft (6:227b lid 4 BW) of indien sprake is van een wilsgebrek (6:228 en 3:44 BW). Er is sprake
van een wilsgebrek indien de wil van een contractspartij op een gebrekkige wijze is gevormd,
bijvoorbeeld door onjuist informatie. Je hebt hierbij dwaling, bedreiging, bedrog en misbruik van
omstandigheden.
De verkoper moet de zaak met toebehoren in eigendom overdragen, 7:9 BW. Dit gaat via de regels
van 3:84 BW: geldige titel (koopovereenkomst), beschikkingsbevoegdheid en levering. Onder
toebehoren vallen in ieder geval de garantiecertificaten, aankoopbewijzen en gebruiksaanwijzingen.
Bestanddelen uit 3:4 BW, zoals ingemetselde inbouwkeukens, vallen hier niet onder. Die gaan van
rechtswege mee over omdat dit geen zelfstandige zaken zijn. De zaak moet zonder rechtsgebreken
(hypotheek en erfpacht, maar geen algemene belastingen) worden overgedragen, 7:15 BW. Tussen
de contractsluiting en inschrijving in de openbare registers verloopt vaak enige tijd. Als dan nog een
recht van een derde wordt gevestigd kan deze derde zijn goederenrechtelijke rechten tegen de koper
inroepen, 7:15 lid 2 BW. De verkoper schiet dan wel tekort in de nakoming waardoor de koper
schadevergoeding kan vorderen of kan ontbinden. Deze bepaling is voor elke koop van dwingend
recht. De tweede verplichting van de koper is het afleveren van de gekochte zaak, 7:9 lid 2 BW. De
koper moet in staat zijn de zaak voor zichzelf te houden, 3:107 BW. De manier waarop dit bezit wordt
verkregen vloeit voort uit 3:112 BW. In de meeste gevallen is de verkoper de bezitter en draagt hij dit
over aan de koper door deze in staat te stellen macht over de zaak uit te oefenen. Maar
bezitsoverdracht is ook mogelijk door de sleutels over te dragen (traditio symbolica) of door een
tweezijdige verklaring (levering constitutum possessorium, brevi manu of longa manu in de zin van
3:115 BW). Als een zaak is verkocht onder eigendomsvoorbehoud blijft de verkoper eigenaar en
bezitter totdat is betaald. Onder aflevering kan dan dus geen bezitsverschaffing worden verstaan,
maar voldoende is dat de zaak in de feitelijke macht van de koper wordt gesteld, 7:9 lid 3 BW. De
kosten ten behoeve van of gepaard gaand met de aflevering (gebruikelijke verpakking) komen voor
rekening van de verkoper, 7:12 lid 1 BW. De kosten van inschrijving in openbare registers, de
overdrachtsbelasting en de kosten van vervoer zijn voor de koper, 7:12 lid 2 BW. Bij een
consumentenkoop is de verkoper niet verplicht het product te bezorgen, als zij dit overeenkomen
kunnen alleen de kosten in rekening worden gebracht die bij het sluiten van de overeenkomst
bekend waren, 7:13 BW. Hetzelfde geldt voor zoals het installeren van een computer. Vanaf de
aflevering heeft de koper recht op de natuurlijke en burgerlijke vruchten, 7:14 BW. Daarnaast gaat
het risico over op de koper (7:10 BW), ook indien de eigendom (door eigendomsvoorbehoud) nog
niet is overgedragen. Het is ook mogelijk dat de zaak juridisch aan de koper is geleverd maar feitelijk
de verkoper hier nog over beschikt, ook dan gaat het risico over op het moment van de (juridische)
aflevering. Bij de consumentenkoop gaat het wel om de feitelijke aflevering, 7:11 BW. Dit is
bijvoorbeeld van belang indien een televisie door de consument wordt gekocht, maar nog even in de
winkel blijft staan (aflevering constitutum possessorium). Het risico gaat eerder op de koper over
indien hij niet meewerkt aan de aflevering (schuldeisersverzuim), 7:10 lid 2 BW. De koper verliest zijn
ontbindingsbevoegdheid niet als de zaak na aflevering tenietgaat of verslechterd als hij zich op goede
gronden beroept, 7:10 lid 3 BW. Ook al wil de koper ontbinden moet hij als een zorgvuldig
schuldenaar zorgdragen, 7:10 lid 4 BW. Anders schiet hij tekort en is hij schadeplichtig op grond van
2
,6:74 BW. Tot slot is de verkoper verplicht de zaak aan de overeenkomst te laten beantwoorden
(conformiteitsvereiste), 7:17 BW. 7:17 lid 2 BW bepaalt wanneer een zaak in ieder geval niet aan de
overeenkomst beantwoordt. Dit is ook het geval indien een hele andere zaak wordt geleverd of een
ander aantal, 7:17 lid 3 BW. Of de kwaliteit volstaat is afhankelijk van de aard van de zaak, de hoogte
van de prijs, de omstandigheden waaronder de koop plaatsvond en de mededelingen van de
verkoper. De koper heeft een zekere onderzoeksplicht (‘behoefde te twijfelen’, lid 2). Dit volgt ook
uit 7:17 lid 5 BW. Voor de consumentenkoop geldt 7:18 BW. De verkoper is hierbij ook gebonden aan
publieke mededelingen, 7:18 lid 2 sub d BW. Tenzij 7:18 lid 3 BW van toepassing is. Gebrekkige
installatie of montage en gebrekkige montagevoorschriften worden gelijkgesteld met non-
conformiteit, 7:18a BW. Normaal gesproken moet de koper bewijzen dat het product op het moment
van aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde. Bij een consumentenkoop wordt de zaak
vermoed non-conform te zijn geweest indien hij binnen twaalf maanden na aflevering gebrekkig
raakt, 7:18a lid 2 BW. Er rusten ook nog bijkomende verplichtingen op de verkoper, zoals het
terugroepen van een gevaarlijke zaak (product recall), de verplichting de zaak deugdelijk te
verpakken en de verplichting de zaak nog enige tijd na aankoop te kunnen repareren. Dit vloeit voort
uit de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (6:248 lid 1 BW) en bijzondere
wetgeving inzake veiligheid.
Als de verkoper tekortschiet in de verplichtingen kan de koper zijn eigen prestatie opschorten, 6:52
en 6:262 BW. Als dit geen effect heeft kan de koper nakoming (3:296 BW), ontbinding en
schadevergoeding (6:74 BW) eisen. Boek 7 kent voor al deze acties aanvullingen. Zo bepaalt 7:20 BW
dat indien de verkoper zich niet houdt aan zijn plicht om de zaak zonder rechtsgebreken af te
leveren, de last of beperking wordt opgeheven. De verkoper moet dit recht dan van een derde
afkopen. Tenzij een te hoog bedrag wordt gevraagd dan schiet hij tekort en de koper kan dan
ontbinden of schadevergoeding vragen. Indien de afgeleverde zaak feitelijk niet aan de
overeenkomst beantwoordt in de zin van 7:17 BW geldt 7:21 BW. De koper is in beginsel vrij om te
kiezen tussen aflevering van het ontbrekende, herstel of vervanging, hij hoeft hiervoor geen
ingebrekestelling (6:82 BW) te sturen. De koper heeft hier kosteloos en binnen een redelijke termijn
recht op, 7:21 lid 2 en 3 BW. Vervanging behoort niet tot de mogelijkheden indien de non-conforme
zaak extra beschadigd raakt in de periode dat de koper erover dacht om de zaak aan de verkoper te
retourneren. Dit houdt verband met 7:10 lid 4 BW, hij moet zich als zorgvuldig schuldenaar gedragen.
Als hij dit niet nakomt kan er wel ontbonden worden of een schadevergoeding, maar geen
vervanging. Soms is een gebruiksvergoeding op zijn plek als het gekochte product intensief is
gebruikt en de nieuwe zaak substantieel langer meegaat. De consumentkoper heeft eerder recht op
nakoming nu herstel en vervanging het uitgangspunt is, 7:21 lid 4 BW. Dit kan niet worden gevergd
indien de kosten in geen verhouding staan tot de kosten die uitoefening van een ander recht zou
meebrengen, 7:21 lid 5 BW. Indien de herstelverplichting niet binnen redelijke tijd wordt nagekomen
kan de koper naar een derde, 7:21 lid 6 BW. Een consument hoeft in beginsel geen
gebruikersvergoeding te betalen als hij een nieuw product krijgt. De consument kan in plaats van of
naast nakoming ook aanvullende of vervangende schadevergoeding eisen, 7:24 lid 1 BW neergelegd.
Dan moet er wel een toerekenbare tekortkoming zijn en de verzuimregeling moet worden nageleefd,
6:74 BW. Voor dit laatste is een ingebrekestelling nodig, 6:81 BW. De tekortkoming kan bestaan uit
de niet-naleving van: (1) de verplichting om de eigendom onbelast over te dragen, 7:15 BW, (2) de
verbintenis de zaak af te leven, 7:9 BW, (3) de verplichting een product af te leveren dat aan de
overeenkomst beantwoordt, 7:17 BW of (4) een bijkomende verbintenis. Deze tekortkoming moet
vervolgens aan de verkoper toe te rekenen zijn, 6:75 BW. Als een verkoper expliciet garandeert dat
een product bepaalde eigenschappen heeft komt een tekortkoming voor zijn rekening, ongeacht of
dit verwijtbaar is. Van de eerste twee tekortkomingen van hiervoor wordt aangenomen dat zij
volgens verkeersopvatting voor rekening van de verkoper komen. Hoeveel schade kan worden
gevorderd en welke schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen, blijkt uit 6:95 BW. 7:36
BW bepaalt dat de aanvullende schadevergoeding bij ontbinding van de koop van zaken met een
dagprijs, gelijk is aan het verschil tussen de koopprijs en deze dagprijs. Dit is de abstracte
3
, schadeberekening: de concrete omstandigheden, de daadwerkelijke schade, wordt geabstraheerd.
7:37 BW geeft aan dat de schadevergoeding ook kan worden vastgesteld op het niveau van een
redelijke dekkingskoop, ofwel de koop waartoe moest worden overgegaan omdat de oorspronkelijke
koop niet doorging. Dit is een concrete schadeberekening: maatgevend is de werkelijk geleden
schade bij de koper. De koper kan tussen 7:36 en 7:37 BW kiezen, eventueel hogere schade kan ook
nog voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de consumentenkoop bestaat een specifieke
schadevergoedingsregeling indien schade wordt veroorzaakt door een gevaarlijk product. De
consumentkoper moet zich dan op de producent verhalen, 6:185 en 6:186 BW. De producent is dan
op grond van 6:185 en 6:190 BW aansprakelijk voor schade door dood of lichamelijk letsel (inclusief
immateriële schade) en voor schade die een product met een veiligheidsgebrek toebrengt aan een
andere zaak (gevolgschade) die in de privésfeer wordt gebruikt, mits deze laatste schadepost hoger is
dan € 500,- (franchise). 7:24 lid 2 BW kanaliseert deze schade naar de producent. De producent is
niet aansprakelijk voor de schade aan het gebrekkige product zelf. Vaak zal de koper ontbinden
waardoor de verkoper een ongedaanmakingsverplichting heeft. Soms zijn beide aansprakelijk: (1) als
de verkoper het veiligheidsgebrek kende of behoorde te kennen en (2) indien de verkoper de
afwezigheid van het gebrek had toegezegd, 7:24 lid 2 BW. Soms alleen de verkoper: 7:24 lid 2 sub c
BW. De consument kiest wie hij aanspreekt.
Tot slot kan de koopovereenkomst ontbonden worden, dit heeft een wederzijdse
ongedaanmakingsverbintenis tot gevolg. Bij elke tekortkoming (toerekenbaar of niet) kan worden
ontbonden, tenzij de tekortkoming van ondergeschikt belang is, 6:265 BW. Er is wel verzuim nodig,
6:265 lid 2 jo 6:81 BW. Partiële ontbinding is ook mogelijk, hierbij mag de zaak worden gehouden en
vindt er prijsvermindering plaats. De consument kan niet gelijk ontbinden, 7:22 lid 2 BW. Er is geen
expliciete verzuimregeling voor de consumentenkoop, maar de verkoper moet wel de mogelijkheid
tot reparatie of vervanging krijgen, tenzij het gelijk duidelijk is dat dit onmogelijk is. 7:25 BW geeft
een regeling voor de beknelde tussenschakel, dat is de verkoper, die een non-conforme zaak aan een
consument verkoopt en die – nadat de consument nakoming, schadevergoeding of ontbinding heeft
gevorderd – de kosten daarvoor wil verhalen op zijn voorschakel. Hierdoor kan een professionele
verkoper een professionele voorschakel (groothandel, importeur, fabrikant) aansprakelijk houden in
het geval van een consumentenkoop. Normaal is dan een exoneratieclausule aan de kant van de
fabrikant mogelijk, maar dat gaat hier dus niet op, 7:25 lid 2 BW. Op een zaak zit soms garantie: de
verkoper garandeert dat het product binnen een bepaalde tijd blijft functioneren. Als het product
dan binnen die tijd stuk gaat heeft de koper recht op een reparatie of nieuw product. Vaak geeft de
fabrikant ook een fabrieksgarantie waardoor er een extra garantieovereenkomst tussen hem en de
koper ontstaat. Een product moet op grond van de wet ook een aantal eigenschappen bezitten, hier
is dan ook geen garantie voor nodig. Wel kan het handig zijn voor de bewijslast, zonder de garantie
moet de consument (na een jaar, 7:18a lid 2 BW) namelijk bewijzen dat de tekortkoming niet door
hem is veroorzaakt. De garantie mag de rechten van de koper in ieder geval niet beperken, 7:6a BW.
De koper heeft bij een tekortkoming een onderzoeksplicht en een klachtplicht, 7:23 BW. De lengte
van de onderzoekstermijn is onder meer afhankelijk van de vraag of het gebrek eenvoudig is te
ontdekken en of de verkoper benadeeld wordt door de lengte van de onderzoekstermijn. Er bestaat
geen onderzoeksplicht indien het gekochte product een eigenschap niet heeft die deze volgens de
verkoper bezat of indien de afwijking betrekking heeft op feiten die de verkoper kende of behoorde
te kennen maar niet heeft medegedeeld. In deze gevallen is het moment van de daadwerkelijke
ontdekking het ijkpunt voor het gaan lopen van de klachttermijn. Voor de consumentenkoop geldt
sowieso geen onderzoeksplicht. Ook de termijn van de klachtplicht is afhankelijk van de
omstandigheden van het geval, zie Far Trading/Edco II. Bij een consumentenkoop is klagen binnen
twee maanden in ieder geval tijdig. De koper die niet voldoet aan de klachtplicht verliest al zijn
rechten, geen nakoming, geen ontbinding en geen schadevergoeding meer. Dit geldt ook voor een
beroep op dwaling of de onrechtmatige daad, zie Inno Holding Baarn B.V./Gemeente Sluis. Als aan de
klachtplicht is voldaan is er nog twee jaar om daadwerkelijk een rechtsvordering in te stellen, 7:23 lid
2 BW.
4