Samenvatting Meer dan Onderwijs:
Hoofdstuk 1: paragraaf 1, 2 ,3 , 4, 6, 7, 8
Hoofdstuk 2: paragraaf 3, 4
Hoofdstuk 3: paragraaf 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 (deels), 8
Hoofdstuk 5: paragraaf 1, 2, 3 & 4 & 7 (deels), 5, 8
Hoofdstuk 6: volledig
Hoofdstuk 8: volledig
Hoofdstuk 10: paragraaf 7, 8
Alles wat ik heb samengevat is paboleerstof van pabo 1 en 2 geweest
voor mij. (2013-2015)
Hoofdstuk 1
1.1 Elk team en ook elke leraar heeft idealen en een beeld van de ideale basisschool. Een goede
leraar basisonderwijs is een persoon die ook opvoeder en begeleider is en die op een respectvolle
manier bijdraagt aan de vorming van kinderen tot volwassenen die zelfverantwoordelijk en
zelfredzaam zijn en die op een constructieve manier lid zijn van de samenleving. Dwarsliggen is
kritisch leren kijken naar bestaande ontwikkelingen en nieuwe inzichten in de huidige samenleving.
De samenleving heeft een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het grootbrengen van de
nieuwe generatie.
1.2 Pedagogie=het (bege)leiden van kinderen. Ouders dragen als natuurlijke opvoeders de
eindverantwoordelijkheid voor de opvoeding.
1.3 Wezenskenmerken van het menszijn:
# creator zijn
# keuzevrijheid hebben
# verantwoordelijkheid kunnen dragen
# betekenissen geven
# zin zoeken en zin geven
Je moet jonge mensen begeleiden in het zélf richting zoeken en vinden.
1.4 mensbeelden zijn opvattingen over de mens waarbij antwoord gegeven wordt op de vraag: wie
of wat is de mens? Een mensbeeld wordt geleefd. Identiteit=eenheid van zijn. 4 mensbeelden:
# een naturalistisch mensbeeld (eigenschappen die van nature aanwezig zijn)
#een cultuur-historisch mensbeeld (door de ratio eigen cultuur scheppen)
# een religieus mensbeeld
# een antropocentrisch mensbeeld (vrij individu)
pedagogisch pessimisme=ervan uitgaan dat je de leerlingen weinig kunt leren. Pedagogisch
optimisme=verwachten dat je via onderwijs kinderen kunt helpen zich verder te ontwikkelen.
Secularisatie=verwereldlijking.
1.6 volgens Langeveld kun je de opvoeding onderscheiden in:
# het opvoeden als het handelen dat bewust wordt verricht om een opvoedingsdoel te
bereiken.
# het actief deelnemen van de opvoedeling zelf aan zijn opvoeding
# de omgang
# het milieu
Er moet wederzijds vertrouwen zijn tussen kind en opvoeder. Als je gezag hebt, dan heb je iets
te zeggen over een ander. Een leraar heeft een onderzoekende houding=hij staat open voor het
kind. Een kind moet ingeleid worden in de wereld van betekenissen die de mensheid reeds
heeft ontwikkeld. Opvoeders die het accent op führen leggen, vinden dat het kind vooral moet
leren van anderen. Aanhangers van het principe wachsen-lassen hebben een groot vertrouwen
in de
natuurlijke ontwikkeling van het kind. Opvoedingsmiddelen worden door de opvoeder gekozen,
opvoedingsfactoren niet, die horen bij de omgang en het milieu, maar hebben wel invloed.
Opvoedingsmiddelen:
1
, #goedkeuring/beloning
#gebod/verbod
#allerlei middelen om de zelfstandigheid te bevorderen
#straf (natuurlijke straftheorie=kwaad straft zichzelf)
1.7 ouders hebben zeggenschap en beslissingsbevoegdheid over het leven van hun kinderen. Een
leerkracht is ook opvoeder.
1.8 Een aantal belangrijke maatschappelijke trends die invloed hebben op opvoeding en onderwijs:
# individualisering (zingeving wordt een individuele zoektocht.
# toenemende pluriformiteit (verschillende groepen met bepaalde kenmerken leven samen)
# informatisering en globalisering
# de rol van het onderwijs (sociaal-maatschappelijke vorming)
De school leert samenwerken (levensecht leren). De maatschappelijke betekenis van opvoeding
en onderwijs kan op 2 manieren gezien worden:
# kinderen opvoeden tot constructieve, verantwoordelijke en actieve deelnemers aan de
pluriforme informatiesamenleving nu en later.
# bijdrage aan een goed functionerende samenleving door die thema’s in het onderwijs aan de
orde te stellen die voor de ontwikkeling van de samenleving van groot belang zijn.
Hoofdstuk 2
2.3.1 Het domein van de ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschap die de normale ontwikkeling bestudeert en mogelijke
achterstanden en stoornissen van kinderen en jongeren probeert te beschrijven, begrijpen en
verklaren. Ontwikkeling = een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van
differentiatie en functioneren leiden. Kenmerken ontwikkeling: verandering en vooruitgang.
Groei=toename van lichamelijke functies. Voor ontwikkeling is rijping van het zenuwstelsel en de
spieren nodig. Ontwikkeling is een proces van verandering waarbij de combinatie van groei, rijping
en leren tot een steeds hoger niveau van functioneren leidt. Rijping is een lichamelijk, biologisch
proces. Leren is een proces met min of meer duurzame resultaten, waardoor nieuwe
gedragspotenties ontstaan of reeds aanwezige zich wijzigen. Ervaringskennis en begripsmatige
kennis zijn belangrijk. In de klassieke ontwikkelingspsychologie wordt ontwikkeling opgevat als een
regelmatige opeenvolging van stadia, waarin elk stadium een vooruitgang betekent ten opzichte
van het vorige, deze psychologie is vooral een beschrijvende wetenschap, de nadruk ligt meer op
het product. De moderne ontwikkelingspsychologie is veel meer een verklarende wetenschap,
nadruk meer op het proces. Drie factoren die belangrijk zijn op de menselijke ontwikkeling te
kunnen begrijpen: chronologische leeftijd (je mag op een bepaalde leeftijd bepaalde gedragingen
verwachten), biologische leeftijd of ontwikkeling (fysieke factoren, bepaald door invloeden van de
omgeving), sociale context. Piaget richt zich vooral op de kindertijd. Vanuit de
levenslooppsychologie wordt gekeken naar wat iemand in zijn leven meemaakt en welke invloed
dat heeft, nadruk op invloed van omgeving. De opkomst van de levenslooppsychologie heeft te
maken met een grotere aandacht voor de complexiteit van ontwikkeling. Juist andere factoren dan
rijping van binnenuit kunnen een grote invloed hebben. de levenslooppsychologie heeft ervoor
gezorgd dat wij anders zijn gaan kijken naar de ontwikkeling en daarmee ook naar de kinderlijke
ontwikkeling. Er wordt nu meer aandacht besteed aan de interactie tussen kinderen en hun
omgeving. Ontwikkeling moet niet worden gezien als iets wat individuen overkomt, maar als iets
wat personen in hun interactie met de wereld inhoud en vorm geven. Ecologische benadering:
interactie met de omgeving van het kind staat centraal. Narratieve benadering: de biografische
methode is belangrijk. De klassieke ontwikkelingspsychologie is een tak van wetenschap die
probeert zo goed mogelijk te beschrijven welke algemene mechanismen en ontwikkelingsprocessen
er zijn in de diverse stadie van ontwikkeling. Twee uitgangspunten hiervan: 1) ontwikkeling is een
proces van continue vooruitgang, 2) ontwikkeling leidt naar een einddoel.
2.3.2 Ontwikkelingsgebieden
De ontwikkeling kan op een chronologische of een thematische manier beschreven worden.
Domeinen thematische ontwikkeling: de fysieke ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling, de
psycho-sociale ontwikkeling, de morele ontwikkeling. De fysieke groei is vooral een in aanleg
gegeven rijpingsproces. De rijping van de hersenen en het zenuwstelsel, de neurologische rijping,
ligt waarschijnlijk ten grondslag aan de fysieke groei en aan bijna alle andere
ontwikkelingsprocessen. Ook in Nederland vindt ten behoeve van het onderwijs breinonderzoek
plaats. De fysieke ontwikkeling kan van invloed zijn op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Vrijwel
alle motorische vaardigheden worden aangeleerd via spel. De motorische coördinatie ontwikkelt het
kind vooral tijdens spontane activiteiten. Lichamelijke en motorische oriëntatie vormen de basis om
te leren (psychomotoriek). Beweging blijft de hele schoolperiode belangrijk. De cognitieve
ontwikkeling is een complex domein waarbij denken, intelligentie, creativiteit, waarnemen en
2