Beschrijvende en inferentiële statistiek deel 2
Module 6
Betrouwbaarheidsintervallen
Populatieparameters schatten:
- Puntschatter, 1 getal
- Intervalschatting, intervalschatting waarin het valt
Betrouwbaarheidsinterval:
1. Neem de puntschatting
2. Bepaal je het betrouwbaarheidsniveau
3. Dan bereken je de foutmarge (op basis van de standaardfout & z-score)
4. Vervolgens B.I = puntschatting +/- foutmarge
Betrouwbaarheidsniveau, heeft altijd een waarde die dichtbij 1 ligt, meestal 95%
Foutmarge = a (alpha)
Bij een betrouwbaarheid van 95% dan is je alpha 5% (dan kijken naar de waarde in de
tabel a/2, je deelt het door 2 omdat je twee kanten hebt)
Betrouwbaarheidsintervallen voor proporties
Foutmarge: 1,06 * 0,0095 = 0,0186
Boven en Ondergrens betrouwbaarheidsinterval: 0,27 + 0,0186 en 0,27 – 0,0186 zijn 0,2886 en 0,251.
Conclusie: We hebben 95% zekerheid dat het percentage van alle Amerikanen dat in reïncarnatie
gelooft tussen 25,1% en 28,9% ligt.
B.I. 95: [ 0,25; 0,29 ]
Betrouwbaarheidsniveau
1
, Meer zekerheid gaat ten kosten van je nauwkeurigheid (precisie)
Je doet nooit 100% als betrouwbaarheidsinterval want dan is de foutmarge te groot. Meestal wordt
95% gebruikt.
T-verdeling ➔ gebruik je bij een gemiddelde
Z-verdeling ➔ gebruik je altijd bij proporties
Bij proporties moet je hebben: n * p > 15 en N * (1-p) > 15
T-verdeling
T-verdeling betrouwbaarheidsintervallen voor gemiddelden waarvan de standaarddeviatie in de
populatie onbekend is.
T-verdeling ➔ gebruik je bij een gemiddelde
Z-verdeling ➔ gebruik je altijd bij proporties
Degrees of freedom ➔ df = n-1
In de tabel van de t-verdeling staan niet alle vrijheidsgraden, bijvoorbeeld df is 59 dan
kies je voor 50 uit de tabel. Dus altijd de eerste waarde onder de df mocht het getal niet
in de tabel staan.
Grote steekproef? N>100: Kritieke T-waarde bij 95% BI = 1,984
Module 7
Hypothesen
2