Kinesiologie, T2A
FRACTUREN
Indeling fracturen:
Anatomische lokalisatie;
articulair (gewricht), epi- (uiteinde), meta- (van dik naar dun), Diafysair (door
het midden).
Richting van de fracturen;
dwars, schuin, spiraalvormig.
Mate van communutie;
linear, inclavatie (inzakking), communitief (verbrijzeling), greenstick (twijg,
beenvlies is dik bij kinderen), fissuur (scheurtje).
Mate van weke delen letsel;
open breuk (bot steekt uit de huid), gesloten breuk (niks te zien vanaf de
buitenkant)
Mechanisch van ongeval;
Directe breuk (kracht op het lichaamsdeel), indirecte breuk (kracht buitenaf,
wordt aan het lichaamsdeel getrokken).
Voorwaarden bij fractuurgenezing;
Spongieus bot heelt sneller
Na een fractuur heb je een productie van ‘groeifactoren’ (eiwitten):
1. Angiogenese (maken van nieuwe bloedvaten)
2. Vasodilatatie (vergroten bloedvaten)
3. Genezing
Mechanische stabiliteit -> stimuleert revascularisatie en het voorkomt
deformiteit.
Soorten fractuurgenezing:
1. Primaire genezing (0% beweging mogelijk)
a. Volledig gestabiliseerd (met een operatie)
b. Geen callusvorming (weefselbrug)
c. Activiteit van osteoclasten (breekt af) en osteoblasten (bouwt op)
2. Secundaire genezing (beweging mogelijk)
a. Niet volledig gestabiliseerd (fixatie door gips, platen en schroeven, ect)
b. Callusvorming
i. Vanuit periost (perifere callus) (beenvlies)
ii. Vanuit endost (vlies binnenkant mergbeen)
Fasen van de fractuurgenezing:
1. Fase van hematoom (bloedstolsel) vorming
2. Fase van ontstekingsreactie
3. Fase van zachte callus
kraakbeenweefsel wordt geproduceerd
4. Fase van harde callus
5. Fase van remodellering
Snelheid factuurgenezing afhankelijk van:
Type bot (spongieus of compact)
Leeftijd
Mobiliteit op de plek van de fractuur
1
, Kinesiologie, T2A
Contact fractuurdelen (interpositie weke delen (bindweefsel ertussen),
excessieve tractie (spieren rondom spannen aan ter bescherming)
Complicaties bij fractuurgenezing:
Pseudo-atrose / non-union (geneest niet volledig, er blijft een spleet over)
Hypertrofisch (randen te groot)
Atrofisch (randen te klein)
Malunion (verkeerd terugroeien)
Gewrichtsfunctiebeperkingen
Intra-articulaire adhesie (verkleving van het gewricht)
Artrose (vermindering kraakbeen in het gewricht)
Kapselschrompeling
Mechanische beperking
Posttraumatische dystrofie (huid en botweefsel wordt dunner)
Avasculaire necrose (botsterfte)
Myositis ossificans (spierontsteking -> botweefsel in een spier)
Viscerale complicaties
Bekkenfractuur, gipskorsetsyndroom
Vetembolie
Vasculaire complicaties
Bloedingen
Trombose (bloedpropjes)
Fractuurbehandeling:
Tractie
Huidtractie (pleisters trekken aan de huid)
Skelettractie (pen door been heen)
Gipstractie (‘hanging cast’)
Externe spalk
Gips (spalk (1kant) of circulair (rondom))
Sling, mitelle, collar, cuf
Externe fixateur (gepaard met infectiegevaar)
Interne spalk
Voordeel: snelle mobilisatie
Nadeel: infectiegevaar
Therapiekeuze voor botgenezing:
Doel = botgenezing zonder deformiteit met behoud van de functie.
Behandeling in afhankelijk van; leeftijd, aard fractuur, beschikbare middelen.
2
, Kinesiologie, T2A
AMPUTATIES
Redenen om te amputeren:
Vasculair
Trauma
Tumor
Congenitale afwijking (ten gevolge van geboorte)
Niet genezende blaren
Handversmalling:
Amputatie van een vinger met bijbehorende metacarpale (middenhandsbeentje)
Voordelen: betere functionaliteit, geen gat tussen vingers
Nadelen: vermindering van de kracht
Postoperatief beleid:
Immobilisatie 2e straal: 1-2 weken
Immobilisatie 3e straal: 6-8 weken
Complicaties
Non- en malunion
Verminderde sensibiliteit en hyperesthesie
Chirurgische complicaties; infectie, neuroom, hematoom
Postoperatieve behandeling:
Gericht op; wondgenezing, pijnbestrijding, amputatie vormen, desensibilisatie
Na enkele dagen; mobilisatie + anticontractuurbehandeling
10-14 dagen; zwachtelen of gipsverband
18-21 dagen; volledige belasting
Tijdelijke protheses (< 12 weken)
I.P.O.P (direct na operatie)
E.P.O.P (5 dagen na operatie)
Z.I.P (+ 4 weken na operatie)
Voordeel: beperking oedeem, betere circulatie / spierfunctie, stompvorm sneller
bereikt
Nadeel: infectierisico, kosten, complicaties
Verschillende protheses:
Cosmetisch
Cable-activated (mechanisch)
Myoelectrical (met sensoren op spieren)
Hybride (combi mechanisch-electronisch)
Neuro-controlled bionische arm;
Zenuwuiteinden naar andere spieren
Electroden op de ze spier
Prothese met microprocessor (waargenomen data omgezet naar reactie
prothese)
Complicaties:
Contracturen
3