Samenvatting Leren en Veranderen
Belang van een leven lang leren:
- Veranderende arbeidsmarkt: internationalisering, digitalisering,
automatisering en robotisering, vergrijzing.
- Verdwijnen beroepen en komen nieuwe beroepen bij.
Leerpiramide van Bales. Wat onthoud je?
Van smal naar breed
Smal: leren doe je op school, bewust specifieke kennis op doen,
individueel in je eigen bulb
Breed: leren doe je altijd en overal, onbewuste leerprocessen, sociaal
proces
Leren is betekenisgeving (denk aan pop vs roodkapje voorbeeld)
- Bril is gekleurd en wordt voortdurend aangepast door jou persoonlijke
leergeschiedenis:
- door ervaringen
- door sociale interactie
- door wat je leest
- door na te denken
Persoonlijke leergeschiedenis wordt bepaald door : - aangeboren
aanleg
- concrete toevallige situaties
- bredere sociaal culturele
context
Jouw bril is uniek, dit is jouw persoonlijke referentiekader, deze wordt de
hele tijd aangepast.
Rol referentiekader bij een werknemer die een nieuwe baan heeft
= Een filter waarmee hij nieuwe informatie selecteert, order en
interpreteert
- Hetgeen wat hij eerder geleerd heeft in combinatie met nieuwe
ervaringen en informatie
- Referentiekader vormt ook de basis voor volgende leerprocessen
Dat betekent voor HR dus:
- Medewerkers niet NIET kunnen leren
- Leren menselijke betekenisgeving is en die verandert met de tijd! In een
veranderende werkomgeving en organisatie
,Referentiekader (de bril waarmee je naar de werkelijkheid
kijkt) = Het geheel van jouw persoonlijke waarden, normen, ervaringen,
kennis en standpunten.
- Alles wat je eerder hebt meegemaakt en geleerd (persoonlijke
leergeschiedenis) vormt samen jou referentiekader.
Leren= Proces waarin we de wereld om ons heen en onszelf betekenis
toekennen
- Komt tot stand in interactie met jouw sociaal-culturele omgeving
- Leren als proces heeft veranderen als gevolg
Leertheorie= beschrijft vanuit zijn perspectief wat leren is en gaat uit
van eigen ideeën.
- Elke theorie heeft zijn eigen invalshoek, aspecten en doel.
- Een monteur bekijkt bijvoorbeeld anders naar een auto dan een
ontwerper.
4 leertheorieën: Behaviorisme, Cognitivisme, (Sociaal)
Constructivisme, Ervaringsleren
Behaviorisme: oefening baart kunst. Je moet zonder na te denken iets
uitvoeren. Leren gebeurt door een respons gevolgd door een prikkel van
buiten af. Leren is dus een zichtbare gedragsverandering. Alles wat in dat
hoofd afspeelt is 1 groot vraagteken: een BLACK BOX
Cognitivisme: ging in tegen gedachte van behaviorisme. Gedachte
spelen wel een grote rol. Leren is namelijk een verandering van de status
van kennis. Wat speelt er in je hoofd af. De manier van denken, achter de
handeling.
Constructivisme: gaat om beeld wat je maakt van kennis, niet alleen om
de kennis zelf. Dat doen we samen in interactie met omgeving, anderen.
Leren is bouwen aan betekenisgeving.
Ervaringsleren: leren is een proces, wat begint met ervaring.
Hoe Daarna
heb jij leren fietsen?
reflecteren, conceptualiseren, experimenteren etc • Trial en error? Kreeg je een
beloning? Behaviorisme
• Deed iemand het voor? Legde
iemand het uit aan je?
Cognitivisme
• Praatte je erover met anderen?
Had je het erover wat fietsen zou
zijn en hoe je het kon aanpakken?
(Sociaal) Constructivisme
•Ging je fietsen? En toen bedenken
wat beter kon? En toen informatie
opzoeken/vragen erover? En toen
weer bedenken hoe je het opnieuw
kon proberen?
Ervaringsleren
,Behaviorisme
Gaat over: leren is verandering van waarneembaar gedrag.
- Je kijkt dus naar gedrag wat je ziet, dat bestaat wel, gedrag wat je niet
ziet, bestaat niet.
Over wat waarneembaar gedrag is, valt te speculeren
- Black Box
- Behaviorisme stelt dat er een stimulus (prikkel) is die uiteindelijk een
respons
(reactie in gedrag) triggert, wat er tussen gebeurt, weten we niet: Black
Box
Vier grondleggers :
1. Pavlov
- Reactie wordt gevormd als reactie op een prikkel
- Conditionering: een organisme zich aanpast aan omgeving
- Klassiek conditioneren: een vorm van leren, waarbij het koppelen van
twee prikkels ervoor zorgt dat de reactie op een van deze prikkels
verandert.
- Dus onder een bepaald conditie (omstandigheid) treedt er bepaald
automatisch gedrag op.
Bij het voeren van de hond liet hij een
belletje rinkelen, wat gebeurde er:
zolang als hij maar die 2 activiteiten,
dus rinkelen bel en het geven van voer
combineerde, ging de hond alleen nog
maar op termijn kwijlen bij het rinkelen
van de bel, terwijl hij niet meer
gevoerd werd. Maar hij verwachte
natuurlijk wel dat hij gevoerd werd. De
hond associeerde geluid van de bel
dus met het krijgen van voer. De
reactie van het lichaam was dus
veranderd door een reactie van de
2. Watson prikkel: het belletje.
- Hij zag de persoon als een verzameling van geconditioneerde reflexen
- Hij ging in op verschillende emoties: angst, worde en liefde zijn
aangeboren emoties die door conditionering aan allerlei, voor iedereen
andere stimuli worden gekoppeld
- Deze zijn aan- en af te leren
3. Thorndike
- Hij kwam erachter dat zo’n stimulus-respons verbinding alleen tot stand
komt als je bereidheid groot is. Drie wetten:
- Wet van bereidheid (hongerig dier reageert op voedsel, verzadigd dier
niet)
- Wet van herhaling (oefening baart kunst, herhaling versterkt)
, - Wet van het effect (een beloning versterkt gedrag)