Hoofdstuk 1 Inleiding
De sociale zekerheid zorgt ervoor dat de sociale risico’s die een individu loopt zo veel mogelijk
worden verdeeld over alle werknemers en werkgevers of zelfs alle inwoners van Nederland. Een
belangrijk uitgangspunt van sociale zekerheid is dan ook collectiviteit en solidariteit het door middel
van wetgeving gezamenlijk dragen van de individuele risico’s.
Driedeling
In de sociale zekerheid maken we een onderscheid tussen: werknemersverzekeringen,
volksverzekeringen en sociale voorzieningen. Deze driedeling heeft te maken met:
- De kring van verzekerden (personele werkingssfeer): wie is verzekerd en dus rechthebbend.
- De financiering: wie betaalt (de overheid, alle inwoners van Nederland, werkgevers en/of
werknemers.
- De uitvoering: waar moet men de uitkering aanvragen en wie verstrekt deze.
- De voorwaarden: wat is de hoogte en de duur van de uitkering en kent de regeling een
(partner) inkomenstoets en/of een vermogenstoets?
Verplicht systeem
Bij de werknemers- en volksverzekeringen gaat het om verplichte verzekeringen. Het is niet mogelijk
dat een individu zich onttrekt aan deze verzekering door te stellen dat hij geen prijs stelt op een
collectieve verzekering, maar zich individueel wil verzekeren. Bij de sociale voorzieningen gaat het
niet om een verplichte verzekering, maar om een voorziening die betaald wordt uit de algemene
middelen.
Werknemersverzekeringen
Hieronder vallen de WW, de WAO, ZW en WIA. Hierbij zijn werknemers verzekerd. Personen die op
grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, zijn verplicht verzekerd. Daarbij geldt het
territorialiteitsbeginsel (een inwoner van België werkt is Nederland, is verzekerd voor de
Nederlandse werknemersverzekeringen).
Volksverzekeringen
Hieronder vallen de AOW, Wlz, Anw en Zvw. Hierbij zijn alle ingezetenen van rechtswege verzekerd.
Volksverzekeringen worden gefinancierd door iedereen die inkomstenbelasting betaalt. Werkt men
in loondienst, dan gebeurt dit door de zogeheten loonheffing. En als zzp’er krijgt men van de
belastingdienst een aanslag.
Sociale voorzieningen
Hieronder vallen de bijstand en de Algemene Kinderbijslagwet. Een sociale voorziening wordt betaald
uit de algemene middelen (belastingopbrengst).
Hoofdstuk 2 Kinderen
1
,De algemene kinderbijslagwet (AKW) is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van opvoeding en
verzorging (levensonderhoud) van kinderen tot 18 jaar. De financiering van de AKW gebeurt uit de
algemene middelen, dat is de belastingopbrengst en niet door middel van premieheffing. Om die
reden wordt de AKW aangemerkt als een sociale voorziening.
Kindgebonden budget
Het kgb heeft als doelstelling ouders met weinig inkomen financieel te ondersteunen. Het Kgb is wel
afhankelijk van het inkomen van de ouder en ook van het aantal en de leeftijd van de kinderen.
Het kgb houdt ook rekening met vermogen, maar daarbij geldt een ruimte vrijlating art. 1 lid4 Wet
kgb. Het kgb wordt per maand uitbetaald door de belastingdienst.
Wie is verzekerd voor de AKW?
Degene die in Nederland woont dan wel in Nederland werkt en onder de loonbelasting valt. Ook
moet die persoon rechtmatig in Nederland verblijven. De SVB moet zorgvuldig onderzoeken naar
zowel de juridische als de economische en de sociale binding met Nederland. Bij juridische binding
gaat het om de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel. Bij economische binding gaat
het erom of men in loondienst wekt of zelfstandige is, een huis huurt of eigenaar is van een
koophuis. Bij sociale binding gaat het om de aanwezigheid van familie in Nederland of bijv. het
volgen van een cursus of lidmaatschap van een vereniging.
Voor welke kinderen?
Recht op kinderbijslag bestaat voor een eigen, aangehuwd (stiefkind) of pleegkind art. 4 lid1 jo. art. 7
AKW. Een aanguwd kind is een kind van de partner uit een vorige relatie. Een
schoonzoon/schoondochter is dat niet. Een pleegkind is een kind dat de verzekerde als eigen kind
onderhoudt, opvoedt en waarmee een nauwe, exclusieve relatie bestaat art. 4 lid3 AKW.
Thuiswonende kinderen tot 18 jaar
Voor het recht op kinderbijslag maakt de wet onderscheid tussen kinderen tot 18 jaar die thuis
wonen en kinderen tot 18 jaar die door de verzekerde worden onderhouden art. 7 lid1 AKW. Voor
een kind tot 18 jaar bestaat recht op kinderbijslag als dat kind tot het huishouden van de verzekerde
behoort art. 7 lid1 sub a AKW. Om te bepalen of het kind tot het huishouden behoort kijkt de SVB
naar het aantal nachten dat het kind per week thuis is; een kind is uitwonend als het minder dan 4
nachten per week thuis verblijft.
Uitwondende kinderen tot 18 jaar
Hierbij bestaat het recht op kinderbijslag als de verzekerde aan de onderhoudseis voldoet. De
verzekerde moet kunnen aantonen dat hij voldoende bijdraagt in de kosten van de verzorging en het
onderhoud van het kind. De verzekerde moet kunnen aantonen dat hij minimaal € 433 per kwartaal
bijdraagt aan de opvoeding om recht te hebben op kinderbijslag art. 5 BUK.
Extra voorwaarde voor kinderen van 16 & 17 jaar Om als ouder/verzorger recht te hebben op
kinderbijslag moet het kind van 16/17 jaar een dagopleiding volgen die aan het einde daarvan een
zogeheten startkwalificatie oplevert, of daarvan zijn vrijgesteld vanwege een handicap art. 7 lid 2
onder a AKW. Het kind moet niet alleen formeel ingeschreven staan bij een opleiding, maar mag ook
niet meer dan 16 uur in 4 weken spijbelen. Dit kan aanleiding zijn voor de leerplichtambtenaar om
een melding te maken bij de SVB. Met als uiterste consequenties dat het recht op kinderbijslag
vervalt art. 7 lid3 en 4 AKW. Volgt het kind van 16&17 jaar een beroepsopleiding, zoals hbo,
waarvoor studiefinanciering mogelijk is, dan bestaat geen recht (meer) op kinderbijslag art. 7aa
AKW.
Hoogte kinderbijslag
De hoogte hiervan is een vast basiskinderbijslagbedrag, namelijk € 316 per kwartaal en is afhankelijk
van de leeftijd art. 12 lid 1 en 3 AKW. De wet ken 3 leeftijdscategorieën:
- Jonger dan 6 jaar: € 221 (70% van het basiskinderbijslagbedrag)
- 6 tot 12 jaar: € 269 (85% van het basiskinderbijslagbedrag)
- 12 tot 18 jaar: € 316 (100%)
2
,Dubbele kinderbijslag
Dit is als het kind niet thuis woont en de ouder/verzorger kan aantonen dat hij een bepaald bedrag
besteedt aan het onderhoud van het kind art. 7 lid6 AKW.
Het gaat dan om een kind dat uitwonend is:
1. In verband met ziekte of gebrek. Bijv. een kind dat vanwege een handicap in een
inrichting verblijft.
2. In verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Het gaat hierbij
met name om studenten die op kamers wonen en (nog) geen recht hebben op
studiefinancier. Maar ook schipperskinderen die in een internaat verblijven of
kinderen die op een internationale school zitten. De afstand tussen school en het
woonadres moet meer dan 25 km zijn.
En voor een kind van 3 tot 18 jaar dat thuis woont en intensieve zorg nodig heeft art. 7a lid1 AKW.
Gescheiden ouders Het is niet de bedoeling dat de kinderbijslag aan beide ouders wordt uitgekeerd.
Woont het kind bij een van de ouders, dan gaat diens recht voor art. 18 lid4 AKW. De SVB betaalt de
kinderbijslag uit aan degene die de aanvraag indient en toekent art. 18 lid 2 AKW. Als 2 of meer
personen over eenzelfde tijdvak recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, dan wordt deze
betaald aan de persoon die de hoogste bijdrage in het onderhoud van het kind levert art. 18 lid5
AKW. Als co-ouders een kind op basis van een overeenkomst of rechterlijke beschikking in gelijke
mate verzorgen en onderhouden, dan krijgt ieder de helft, tenzij de rechter anders heeft vastgesteld
of partijen zijn anders overeengekomen.
Terugvordering en boete
De verzekerde is verplicht op verzoek of eigen initiatief alle informatie aan het SVB door te geven die
van belang zijn voor het vaststellen van het recht op kinderbijslag art. 15 AKW. De inlichtingenplicht
geldt niet voor: nationaliteit, het sluiten/eindigen van een huwelijk/GP en ook niet voor
adreswijziging.
- Art. 14a AKW: De SVB is verplicht het besluit te herzien of in te trekken als er ten onrechte
kinderbijslag is uitgekeerd. Het kan ook teruggevorderd worden.
- Art. 24 lid 5 AKW: Er kan worden afgezien van terugvordering op grond van ‘dringende
redenen’.
- Art. 24c AKW: De SVB kan onder voorwaarden besluiten gedeeltelijk van terugvordering af te
zien bij medewerking aan een schuldregeling.
Art. 17a AKW: De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het benadelingsbedrag, maar is
gemaximeerd. De AKW maakt onderscheid tussen een opzettelijke overtreding en een niet
opzettelijke overtreding. In geval van dringende redenen kan het SVB afzien van een boete
Hoofdstuk 3 Zorg
Zorgverzekeringswet
De Zvw legt aan iedere inwoner van Nederland de verplichting op zich tegen ziektekosten te
verzekeren. De Zvw is een volksverzekering, maar in tegenstelling tot de andere volksverzekeringen
(AOW en ANW) geldt er geen verzekering van rechtswege. De zorgverzekeraar heeft tegenover de
verzekerde een zorgplicht op grond van de verzekeringsovereenkomst. Dit houdt in dat de
verzekerde binnen een redelijke termijn de zorg of de overige diensten moet krijgen die hij nodig
heeft, dan we recht heeft op vergoeding daarvan art. 11 Zvw.
Onder zorg en ‘overige diensten’ wordt verstaan: geneeskundige zorg, mondzorg, farmaceutische
zorg, hulpmiddelenzorg, verpleging, verzorging (waaronder kraamzorg), vervoer en verblijf in
verband met geneeskundige zorg art. 10 Zvw.
3
, Aanmelding en acceptatie
De Wlz-verzekerde is verplicht zich aan te melden bij een zorgverzekeraar, de zorgverzekeraar heeft
de plicht de desbetreffende persoon te accepteren art. 3 Zvw. Het is bijv. niet toegestaan dat de
verzekeraar vanwege een aangeboren ziekte of handicap bij de aanmelder, weigert een contract af te
sluiten, omdat de risico’s voor de verzekeraar te groot zijn. Wel krijgen zorgverzekeraars op grond
van de wet een zogenoemde vereveningsbijdrage art. 32 e.v. Zvw. Deze bijdrage is afhankelijk van de
leeftijd en geslacht. Naarmate de leeftijd stijgt, stijgen immers de kosten voor de gezondheidszorg.
Ook zijn sommige kosten zoals kraamzorg, geslachtsgebonden.
Er geldt geen acceptatieplicht voor een eventuele aanvullende verzekering. Zorgverzekeraars mogen
zelf beslissen wat zij in een dergelijke verzekering opnemen. Ook is het mogelijk om de
basisverzekering en de aanvullende verzekering bij verschillende zorgverzekeraars onder te brengen.
De verzekeraar heeft ook geen acceptatieplicht als de verzekerde nog geen 5 jaar terug de premie
niet heeft betaald of de verzekeraar heeft misleid art. 3 lid 4 Zvw. Een andere verzekeraar is echter
wel verplicht een contract aan te gaan.
Onverzekerden
Laat iemand na een verzekering af te sluiten, dan stuurt het CAK eerst een brief naar de
onverzekerde met een aanmaning om zich binnen 3 maanden alsnog te verzekeren art. 9a Zvw.
Heeft hij 3 maanden na de aanmaning nog geen verzekering afgesloten, dan is hij een bestuurlijke
boete verschuldigd van driemaal de standaardpremie art. 9b Zvw. Als een onverzekerde weigert om
een zorgverzekering af te sluiten, dan sluit het CAK namens hem een verzekering af bij een
zorgverzekeraar. Hij moet dan de premie betalen voor de zorgverzekering die voor hem is afgesloten,
naast een eventuele boete art. 9d Zvw.
Als iemand onverzekerd is en in het ziekenhuis terecht komt, dan zijn artsen of instellingen verplicht
zorg te verstrekken als deze medisch noodzakelijk is. Onder voorwaarde kan een zorgaanbieder
aanspraak maken op een financiële vergoeding van het CAK voor oninbare kosten art. 122a Zvw. Het
moet dan gaan om een patiënt die onverzekerd en onverzekerbaar is: de patiënt kan (nog) geen
zorgverzekering afsluiten omdat hij illegaal in Nederland verblijft of in afwachting is van een
verblijfsvergunning.
Basispakket
In de wet is een basispakket aan medische zorg vastgelegd. Zie art. 10 Zvw en art. 2.4-2.15 Bzv.
Eigen bijdrage
Dat een verstrekking in het basispakket is opgenomen, betekent niet zonder meer dat alle kosten
worden vergoed. Soms is een eigen bijdrage verschuldigd. De eigen bijdrage (EB) is iets anders dan
het wettelijk eigen risico (ER). De hoogte van het eigen risico is een vast bedrag dat in de wet is
vastgelegd. De eigen bijdrage varieert per zorgvorm. Het kan een bepaald percentage zijn (bijv. 25%
bij hoortoestellen) of een bepaald bedrag (bijv. € 4,50 per uur voor kraamzorg. Zie art. 2.16a t/m
2.16f Bzv.
In natura of restitutie
De zorg uit het basispakket kan in 2 vormen aan de verzekerde worden verleend: in natura of door
middel van restitutie (art. 11 Zvw jo. art. 2.1 en 2.2 Bzv).
In natura betekent dat de zorgverzekeraar ervoor instaat dat de verzekerde de benodigde zorg
ontvangt. Om te voldoen aan deze zorgplicht sluit de zorgverzekeraar een contract met een
zorgaanbieder (huisarts, tandarts, specialist, enz.) De verzekerde hoeft in deze situatie de kosten van
deze zorgaanbieder niet voor te schieten. Een voorwaarde voor het verlenen van de zorg in natura is
dat de zorg voldoende en adequaat moet zijn. De verzekeraar kan zich dus niet verschuilen achter
wachtlijsten. Een variant is de zogeheten budgetpolis. De budgetpolis is ook een naturapolis, maar de
patiënt heeft dan minder mogelijkheden om zelf zijn zorgverlener (ziekenhuis, specialist) te kiezen.
De zorgverzekeraar heeft dan met een aantal specifieke zorgaanbieders prijsafspraken gemaakt,
waardoor een lagere premie mogelijk is. Is spoedeisende hulp nodig, dan gaat de patiënt naar het
4