Hoofdstuk 3 - De romp
Door de rompwand worden drie ruimten omsloten. De bovenste ruimte is de borstholte of
de cavitas thoracis, de middelste ruimte is de buikholte of de cavitas abdominalis en de
onderste ruimte is de bekkenholte of de cavitas pelvis. De cavitas thoracis en de cavitas
abdominalis worden van elkaar gescheiden door het middenrif of het diaphragma, terwijl
de cavitas abdominalis zich naar caudaal voortzet in de cavitas pelvis. Verder naar caudaal
wordt de cavitas pelvis afgesloten door de bekkenbodem of het diaphragma pelvis.
Segmentale opbouw
In het embryo zijn oorspronkelijk vier, in de lengte lopende structuren aanwezig. Deze zijn
van dorsaal naar ventraal:
• De neurale buis waaruit zich het ruggenmerg en de rest van het centrale
zenuwstelsel ontwikkelen.
• De chorda die de voorloper is van de wervelkolom.
• De aorta dorsalis.
• De aanleg van de darm.
Het embryonale bindweefsel (het mesenchym), dat lateraal van de neurale buis en de
chorda ligt, gaat al zeer vroeg in de ontwikkeling verdichtingen vertonen die segmentaal
gerangschikt zijn. Deze verdichtingen worden somieten genoemd. Er worden vier
occipitale, acht cervicale, twaalf thoracale, vijf lumbale, vijf sacrale en drie tot zes
coccygeale somieten gevormd. Kort na de vorming verdeelt elke somiet zich in een
ventromediaal sclerotoom en een dorsolateraal dermamyotoom. De mediale delen van de
sclerotomen omgeven de chorda en vormen het zogenoemde as-skelet. Elk
dermamyotoom splitst zich in een lateraal gelegen dermatoom en een mediaal gelegen
myotoom. De cellen van de dermatomen gaan uitzwermen onder het ectoderm (de
epidermis) en uit deze cellen ontstaan het corium (de dermis) en het onderhuidse
bindweefsel (de subcutis). Uit de myotomen ontstaan de spieren van de romp en de
extremiteiten. Na de vijfde week van de embryonale ontwikkeling heeft elk myotoom zich
gesplitst in een dorsaal gedeelte en in een ventraal gedeelte. Uit de dorsale gedeelten
ontstaan de dorsale spieren van de wervelkolom. Uit de ventrale gedeelten ontstaan de
ventrale spieren van de wervelkolom, de overige spieren van de romp, de spieren van de
hals en de spieren van de extremiteiten.
Nervi spinales
Elk myotoom wordt oorspronkelijk geïnnerveerd door één ruggenmergszenuw, een nervus
spinalis. Wanneer het myotoom zich gaat splitsen, deelt ook de nervus spinalis zich in een
ramus dorsalis en een ramus ventralis. De spieren die uit de dorsale of de ventrale delen
van de myotomen ontstaan zijn, blijven altijd hun innervatie door de rami dorsales
respectievelijk de rami ventrales van de nervi spinales behouden.
De bouw van de wervelkolom
De columna vertebralis, de wervelkolom, is opgebouwd uit 33 benige wervels (de
vertebrae) en 27 kraakbenige tussenwervelschijven (de disci intervertebrales). Er zijn
zeven halswervels (de vertebrae cervicales), twaalf borstwervels (de vertebrae
thoracicae), vijf lendenwervels (de vertebrae lumbales), het heiligbeen (het os sacrum) en
het stuitbeen (het os coccygis). Het os sacrum is opgebouwd uit vijf vergroeide
, heiligbeenwervels (de vertebrae sacrales) en het os coccygis is opgebouwd uit drie tot zes
(meestal vier) vergroeide staartwervels (de vertebrae coccygeales). In het os sacrum zijn
ook de onderste vier tussenwervelschijven opgenomen. Van de overige 23
tussenwervelschijven bevindt de meest craniale tussenwervelschijf zich tussen C2 en C3
en de meest caudale tussenwervelschijf tussen L5 en het os sacrum.
De bouw van een wervel
Een wervel bestaat uit een ventraal gelegen wervellichaam, het corpus vertebrae, en een
dorsaal gelegen wervelboog, de arcus vertebrae. Samen omgeven zij het wervelgat, het
foramen vertebrale. Met elkaar vormen de foramina vertebralia van de wervels het
wervelkanaal, de canalis vertebralis, waarin zich het ruggenmerg bevindt. Dit kanaal zet
zich in het os sacrum voort als de canalis sacralis en eindigt caudaal als de hiatus sacralis.
Aan de bovenzijde en aan de onderzijde is het wervellichaam bekleed met dunne, hyaliene
kraakbeenplaatjes. Deze plaatjes worden in de volwassen wervels omgeven door een
benige randlijst.
De wervelboog bezit dwarsuitsteeksels, de processus transversi, en een doornuitsteeksel,
de processus spinosus. Verder bevinden zich boven en onder op de wervelboog aan beide
zijden de gewrichtsuitsteeksels: de processus articulares superiores en de processus
articulares inferiores. Deze bezitten de gewrichtsvlakken, ook wel de gewrichtsfacetten
genoemd, voor de achterste intervertebrale gewrichten. De ondiepe incisura vertebralis
superior aan de bovenzijde en de diepere incisura vertebralis inferior aan de onderzijde
vormen samen de twee groeven voor het foramen intervertebrale dat de doorgang
verleent aan een ruggenmergszenuw. De gedeelten van de wervelboog met de incisurae
vertebrales worden de boogvoetjes, de pediculi arcus vertebrae, genoemd. De hierachter
gelegen delen worden de boogplaten, de laminae arcus vertebrae, genoemd.
Halswervels
Bij de halswervels bevindt er zich in de processus transversi een opening, het foramen
transversarium. Door de foramina transversaria van de bovenste vijf of zes halswervels
verloopt de a. vertebralis. De derde tot en met de zesde halswervels lijken veel op elkaar.
De bovenzijde van het wervellichaam van een halswervel is door de opstaande zijranden,
de processus uncinati, concaaf, waardoor de wervellichamen in elkaar grijpen. De
wervelboog omsluit een groot, driehoekig foramen vertebrale en eindigt achter in een
processus spinosus die gevorkt is en iets naar caudaal is gericht. De doorboorde processus
transversi lopen naar lateraal uit in een tuberculum anterius en een tuberculum posterius.
Het tuberculum anterius van de zesde halswervel is goed ontwikkeld en wordt het