Hoofdstuk 6 - Hoofd en hals
De schedel en het os hyoideum
De botstukken van de schedel kunnen worden verdeeld in beenderen die de hersenen
omgeven (de hersenschedel) en beenderen die de begrenzingen vormen van de
oogkassen, de neusholten en de mondholte (de aangezichtsschedel). De ruimte in de
schedel die door de hersenen wordt ingenomen, wordt de schedelholte (de cavitas cranii)
genoemd. De bodem hiervan is de schedelbasis. De verbindingen tussen de
schedelbeenderen, die met elkaar een onbeweeglijk geheel vormen, bestaan overwegend
uit suturen en op enkele plaatsen uit synchondrosen. Alleen de mandibula is door een
synoviaal gewricht beweeglijk verbonden met het os temporale. De suturen kunnen
worden onderscheiden in drie verschillende typen:
• De sutura serrata (de getande naad), zoals tussen de beide ossa parietalia.
• De sutura squamosa (de schubnaad), waarbij het ene botstuk gedeeltelijk over het
andere botstuk is geschoven, zoals tussen het os temporale en het os parietale.
• De sutura plana (de rechte naad), zoals tussen de rechterhelft en linkerhelft van
het gehemelte.
Het kaakgewricht
De bouw van het kaakgewricht
In het kaakgewricht, de articulatio temporomandibularis, articuleert het caput van de
processus condylaris mandibulae met de fossa mandibularis en het tuberculum articulare
van de pars squamosa van het os temporale. Het caput mandibulae, dat evenals de
andere gewrichtsvlakken van het kaakgewricht met vezelig kraakbeen is bekleed, heeft
een ellipsoïde vorm en is zo geplaatst dat de lengteassen van de beide capita mandibula
naar achteren convergeren en elkaar vlak voor het foramen magnum snijden.
Het gewrichtskapsel van het kaakgewricht
Het gewrichtskapsel is vastgehecht langs de randen van het gewrichtskraakbeen. Het
gewrichtskapsel is zo wijd, dat het caput mandibulae tot over het tuberculum articulare
naar voren kan schuiven, zonder dat er een verscheuring van het gewrichtskapsel
optreedt.
Tussen de gewrichtsvlakken bevindt zich een discus articularis. De discus articularis
verdeelt de gewrichtsholte in twee gescheiden compartimenten. De discus articularis gaat
aan de achterzijde over in het bindweefsel van het achterste deel van de fossa
mandibularis en is aan de voorzijde verankerd aan de pees van de m. pterygoideus
lateralis. De discus articularis is nauw verbonden met het caput mandibulae.
De ligamenten van het kaakgewricht
Het enige ligament dat het gewrichtskapsel versterkt, is het aan de buitenzijde gelegen lig.
laterale. Het lig. stylomandibulare en het lig. sphenomandibulare lopen aan de binnenzijde
, van de mandibula en liggen geheel buiten het gewrichtskapsel. Het zijn versterkingen van
de spierfasciën.
De bewegingen in het kaakgewricht
Het kaakgewricht is een kogelgewricht. Bewegingen die plaats kunnen vinden zijn:
depressie en elevatie, waarbij de mond geopend en gesloten wordt, protrusie en retrusie,
waarbij de mandibula naar voren en naar achteren schuift, en laterotrusie, waarbij de
punt van de kin naar opzij schuift.
Bij de depressie is de beweging zowel rotatoir als translatoir: de mandibula draait niet
alleen, maar schuift ook naar voren. Door de translatoire beweging bij de depressie komt
het lig. laterale meer verticaal te lopen en laat hierdoor een grotere draaibeweging toe.
Bij de protrusie is de beweging die de mandibula uitvoert overwegend translatoir, hoewel
er ook een kleine rotatoire beweging optreedt.
Bij de laterotrusie schuift het contralaterale caput mandibulae naar voren en komt onder
het tuberculum articulare te staan, terwijl het ipsilaterale caput mandibulae op zijn plaats
blijft en alleen een draaibeweging om een verticale as uitvoert.
Innervatie
De innervatie van de kauwspieren, de aangezichtsspieren, de halsspieren en de huid van
het hoofd en de hals wordt verzorgd door de n. trigeminus, de n. facialis, de n. accessorius
en de nn. cervicales C1-C4.
• N. trigeminus. De n. trigeminus splitst zich in drie zenuwtakken:
o N. opthalmicus (sensibele innervatie). De n. ophthalmicus innerveert de
huid van het voorhoofd, de neusvleugel, het bovenste ooglid en de mediale
ooghoek.
o N. maxillaris (sensibele innervatie). De n. maxillaris innerveert de huid van
het onderste ooglid, de neus, de bovenlip en het aangezicht.
o N. mandibularis (motorische en sensibele innervatie). De n. mandibularis
innerveert de m. temporalis, de mm. pterygoidei, de m. masseter, de m.
mylohyoideus en de m. digastricus. Ook innerveert de zenuw de huid van
de wangen en de kin.
• N. facialis (motorische innervatie). De n. facialis innerveert de
aangezichtsmusculatuur.
• N. accessorius (motorische innervatie). De n. accessorius innerveert, samen met de
motorische zenuwvezels van de plexus cervicalis, de m. sternocleidomastoideus en
de m. trapezius.
• Nn. cervicales C1-C4 (motorische en sensibele innervatie). De nn. cervicales C1-C4
innerveren de diepe nekspieren en de huid van de nek en het achterhoofd.