Hoofdstuk 4 - Schoudergordel en arm
Het skelet van de schoudergordel en de bovenarm
Clavicula
De clavicula, het sleutelbeen, is een lang pijpbeen, dat tussen het sternum en het
acromion van de scapula ligt. Het mediale uiteinde van de clavicula, de extremitas
sternalis, bezit een gewrichtsvlak voor de articulatie met het manubrium sterni, de facies
articularis sternalis. Het laterale uiteinde van de clavicula, de extremitas acromialis, bezit
een gewrichtsvlak voor de articulatie met het acromion, de facies articularis acromialis.
Scapula
De scapula, het schouderblad, is een plat, driehoekig beenstuk waaraan drie hoekpunten
te onderscheiden zijn: de angulus superior, de angulus lateralis en de angulus inferior. En
drie zijranden: de margo superior, de margo lateralis en de margo medialis. De voorzijde
van de scapula, de facies costalis, is voor het grootste gedeelte iets uitgehold, waardoor
de fossa subscapularis gevormd wordt. De achterzijde van de scapula, de facies dorsalis,
wordt door een benige kam, de spina scapulae, verdeeld in een kleine fossa supraspinata
en een grotere fossa infraspinata. De spina scapulae gaat over in het acromion, dat boven
het schoudergewricht uitsteekt. De margo superior is dun en scherp en eindigt in de
processus coracoideus, die iets naar ventraal en lateraal uitsteekt. Vlak voor de overgang
in de processus coracoideus vertoont de margo superior een groeve, de incisura scapulae,
en deze wordt overbrugd door het lig. transversum scapulae superius. Op de overgang van
de margo superior en de margo lateralis bevindt zich het gewrichtsvlak voor de humerus,
de cavitas glenoidalis. De scapula strekt zich uit van de tweede tot en met de achtste rib.
De gehele scapula is ten opzichte van het sagittale vlak tien tot vijftien graden voorover
gekanteld.
De bewegingen van de scapula bij abductie en anteflexie lopen niet geheel synchroon met
de bewegingen van de humerus. In het begin van de abductie zal de scapula of op zijn
plaats blijven of een kleine mediorotatie ondergaan of meteen met de angulus inferior
naar lateraal draaien. Na ongeveer 30 graden abductie treedt bij iedereen een
, laterorotatie op. Voor elke 30 graden die verder geabduceerd wordt, komt nu 20 graden
op rekening van de humerus en 10 graden op rekening van de scapula. Wanneer de arm
naar een maximale anteflexie wordt gebracht, moet de humerus 50 graden endoroteren
om dezelfde eindstand te kunnen bereiken als bij de abductie. De scapula voert hierbij in
het begin een veel grotere laterorotatie uit, maar neemt ten slotte dezelfde eindstand in
als bij de abductie.
Humerus
De humerus, het opperarmbeen, is een lang pijpbeen, dat bestaat uit een corpus en twee
verbrede uiteinden. Het proximale uiteinde wordt gekenmerkt door het caput humeri en
wordt rondom begrensd door een smalle groeve, het collum anatomicum, waarin het
gewrichtskapsel van het schoudergewricht is aangehecht. Distaal hiervan bevinden zich
twee uitsteeksels: het tuberculum minus en het tuberculum majus. Deze zetten zich naar
distaal voort in de crista tuberculi minoris en de crista tuberculi majoris. Tussen het
tuberculum minus en het tuberculum majus bevindt zich de sulcus intertubercularis,
waarin de pees van de m. biceps brachii caput longum loopt. Het proximale uiteinde van
de humerus gaat via het collum chirurgicum over in het corpus humeri. Het distale
uiteinde van de humerus bestaat uit de condylus humeri en de twee laterale uitsteeksels,
de epicondylus medialis en de epicondylus lateralis, die voortzettingen zijn van de margo
medialis en de margo lateralis. De epicondylus medialis is het grootste uitsteeksel en bezit
op zijn dorsale vlak de sulcus n. ulnaris. De condylus humeri bezit twee gewrichtsvlakken:
mediaal de trochlea humeri voor de articulatie met de ulna en lateraal het capitulum
humeri voor de articulatie met de radius.
De verbindingen van de clavicula
Articulatio sternoclavicularis
In de articulatio sternoclavicularis articuleert de facies articularis sternalis van de clavicula
met de incisura clavicularis van het sternum. Beide gewrichtsvlakken, die met vezelig
kraakbeen zijn bekleed, hebben een onduidelijke zadelvorm. Zij worden van elkaar
gescheiden door een discus articularis, die het gewricht tweekamerig maakt. Het
gewrichtskapsel is vrij dik, maar laat door zijn slapte voldoende ruimte tot bewegen toe.
Aan de voorzijde en de achterzijde wordt het gewrichtskapsel versterkt door de ligg.
sternoclavicularia anterius en posterius en aan de bovenzijde door het lig. interclaviculare,
dat over de incisura jugularis van het sternum de beide claviculae met elkaar verbindt.
Verder sluit het lig. costoclaviculare lateraal aan het gewrichtskapsel aan. De articulatio
sternoclavicularis is morfologisch een zadelgewricht, maar functioneel een kogelgewricht.
Articulatio acromioclavicularis
In de articulatio acromioclavicularis articuleert de facies articularis acromialis van de
clavicula met de facies articularis acromii van de scapula. Beide gewrichtsvlakken, die met
vezelig kraakbeen zijn bekleed, zijn in lichte mate ovaal gekromd. Het gewrichtskapsel, dat
vrij wijd is, wordt aan de bovenzijde versterkt door het lig. acromioclaviculare. Vaak wordt
het gewricht geheel of gedeeltelijk in tweeën verdeeld door een discus articularis. Geheel
buiten het gewrichtskapsel ligt het lig. coracoclaviculare en dat bestaat uit twee delen: het
lig. conoideum en het lig. trapezoideum. Wanneer de armen niet geheven zijn, staan deze
ligamenten strak gespannen en helpen zij mee de last van de arm te dragen. Op deze wijze