Samenvatting Markets in the Welfare
State
Week I:
Regan, Aidan 2011, “What is Comparative Political Economy”, Euro-Irish Public
Policy.
Politieke economie onderzoekt de politieke, institutionele en culturele assumpties van een
economie. Het gaat er hierbij vanuit dat markten sociale constructen zijn en ingebed zijn in
een specifieke institutionele context. Daarmee kent kapitalisme diverse verschijningsvormen.
Politieke economen identificeren actoren, instituties en politieke dynamiek die de
verschillende kapitalistische regimes kunnen verklaren. Hierbij kijkt men naar de rol van
geschiedenis en tijd. Onderzoek vindt plaats per casus.
1
,Kees van Kersbergen and Barbara Vis 2014, "Welfare State Regimes," chapter 4
in idem, Comparative Welfare State Politics. Development, Opportunities and
Reform, Cambridge: Cambridge University Press.
Esping-Andersen (1990) introduceerde het concept van welvaartsstaatregime: de variatie in
de wijze waarop de majeure instituties van een samenleving, zijnde staat, markt en de sociale
omgeving, interacteren om bepaalde patronen van werk en welvaart te produceren. Hiervoor
werd een drieledige typologie teweeggebracht, bestaande uit een sociaaldemocratische,
christendemocratische en liberale welvaartsstaat.
De auteurs stellen de vraag of deze typologie in stand kan blijven gezien dat welvaartsstaten
zich in een staat van permanente adaptie bevinden.
Esping-Andersen stelt dat verschillen in welvaartsstaatregimes kunnen worden geanalyseerd
a.d.h.v. de volgende dimensies, zijnde de kwaliteit van de sociale rechten, de mate en wijze
van stratificatie en de wijze waarop de markt en de sociale omgeving (naast evident de staat)
het type welvaartsstaatregime tot stand brengen. Dit bracht de volgende typologie teweeg:
Kritiek: de typologie is niet wederzijds exclusief doordat er landen zijn die in verschillende
categorieën kunnen worden geplaatst. De argumentatie waarmee plaatsing gebeurt is tevens
tekortschietend. Hiermee is de typologie dus ambigu. Daarbij doet de typologie zich voort als
een ideaaltype; in dat geval zouden gevallen enkel tot een bepaald mate overeenkomen met
het ideaaltype.
Maar, de auteurs stellen dat de typologie de toets der tijd heeft ontstaan: de landen zijn
onveranderd gebleven.
2
,De variatie in het voorkomen van de welvaartsstaat kan verklaard worden vanuit in welke
mate de middenklasse samenwerkt met de lagere arbeidsklasse om de welvaartsstaat op te
richten en deze te steunen. Dit komt volgens de auteurs vaker voor in landen met een
meerpartijensysteem; in een tweepartijen stelsel zal de middenklasse namelijk op
centrumrechts stemmen waardoor herverdeling uiteindelijk lager zal zijn.
Conservatieve welvaartsstaten zijn het gevolg van de aanwezigheid van partijen met een
christelijke inslag die zijn ontstaan omdat het land in kwestie religieus heterogeen is/was
tussen protestantisme en het katholicisme. Dit ontbrak bijv. in Scandinavië waardoor zij een
ander type welvaartsstaat kennen die minder universeel en herverdelend is.
3
, Christian Aspalter 2017, “Ten Worlds of Welfare Capitalism: An Ideal-Typical
Perspective,” chapter 2 in idem (ed.), The Routledge International Handbook to
Welfare Systems, Abingdon: Routledge.
Het werk van Esping-Andersen (1990) wordt getypeerd door de methode van ideaaltypes en
het idee dat er meerdere typen/modellen welvaartsstaten zijn. Aspalter (2017) breidt diens drie
ideaaltypen uit, o.a. met een model uit Oost-Azië dat nog onder ontwikkeling is en waarbij de
huidige politieke elite huiverig is om deze uit te breiden, een model uit Latijns-Amerika die
enkel de hogere (midden)klasse bevoordeelt, een beperkt universalistisch model uit Zuid-Azië
waarbij ngo’s een grotere rol spelen bij het afleveren van welvaartsstaatdiensten, een extreem
rudimentair model van sommige voormalige koloniën die hierdoor extreme ongelijkheid
kennen, een welvaartsstaatmodel voor de olieproducerende Golfstaten (en Israël) waarbij
genereuze welvaartsstaatdiensten alleen één deel van de populatie toevallen, een socialistisch
model voor voormalige communistische landen in Europa en Azië en een ideaaltypisch
communistisch model voor Cuba.
‘Development Social Policy’: een objectieve ontwikkelingstheorie die universeel van aard is,
“[it] works in all places, at all times, and it works for any welfare recipient, social insurance
beneficiary, any member of any type of provident fund system, and the like” (Ibid: 28). Voor
het doel van mensenlevens redden van armoede en ziekte heeft het de volgende richtlijnen:
i. De overheid heeft een plichtstelling om te interveniëren om burgers en de
samenleving te helpen.
ii. De overheid moet t.a.v. diens sociale welzijnsbeleid een grote mate van
universalisme toepassen.
iii. De overheid dient te investeren in de persoonlijke capaciteiten van burgers.
iv. De overheid dient te het spaargedrag van burgers te bevorderen of hun accumulatie
van activa.
v. De overheid in kwestie dient de bestaande welvaartsstaat uit te breiden middels
‘social policy marketing’ dat tracht individueel gedrag te veranderen (zoals bijv. het
stimuleren van handen wassen).
vi. De overheid dient ‘poverty traps’ en ‘savings traps’ te voorkomen die het gevolg zijn
van ‘means tested social benefits and social services’ (deze gelden alleen als men
onder een minimum verdient) en universalistische instrumenten te installeren.
vii. De overheid moet sociale verzekeringssystemen die leunen op private partijen
voorkomen doordat deze private partijen het meeste bevoordelen.
4