Samenvatting States, Markets, and Politics
Week I:
Radford, R.A. (1945) The Economic Organisation of a P.O.W Camp. Economica
12(48): 189- 201.
Dit artikel beschrijft het ontstaan van een markt in een krijgsgevangenenkamp. Via de
volgende economische activiteit, namelijk het verhandelen van goederen en diensten, kunnen
krijsgevangenen hun materiële welvaart bevorderen. Sigaretten, vanwege hun intrinsieke
waarde, kregen hierbij de status van een valuta na een periode waarin goederen werden
uitgedrukt in verhouding tot andere goederen, met de nodige volatiliteit in het begin. Hiermee
kon voedsel worden aangeschaft die door het Rode Kruis werd geleverd aan elke
krijgsgevangene. Ook ontvingen sommige krijgsgevangenen privé goederen van bijv. familie,
waardoor de gelijkheid in goederen ten einde kwam. Er ontstonden ook tussenpersonen op de
markt die in staat waren een winstmarge op te strijken, bijv. omdat zij een bepaalde taal
konden spreken waardoor er met andere krijsgevangenen kon worden gecommuniceerd. Ook
ontstonden er kredieten om transacties mogelijk te maken. Er ontstonden ook private
ondernemingen en zelfs instituties die handel vergemakkelijkten. Hierdoor kwam er controle
op de hoogte van de prijs, alhoewel dit later wegviel.
Vickers, J. (1995) Concepts of Competition. Oxford Economic Papers, 47(1): 1-
23.
Dit artikel bestudeert de vraagstelling op welke wijze competitie economische efficiëntie kan
bevorderen.
Competitie: een rivaliteit tussen individuen (of organisaties) die voortkomt wanneer twee of
meer partijen erna streeft om iets te behalen wat niet door alle partijen kan worden behaald.
1
,Week II:
Heath, J. (2011) Three Normative Models of the Welfare State. Public Reason, 3
(2): 13-43.
Dit artikel stelt dat er meerdere motivaties bestaan voor de activiteiten van de welvaartsstaat,
zijnde gelijkheid, gemeenschap en efficiëntie. Deze drie motivaties zijn in spanning met
elkaar. Deze motivaties resulteren ook in drie verschillende modellen van de welvaartsstaat,
namelijk de herverdelende, communautaire en de publiekseconomie model. De auteur stelt dat
het laatstgenoemde model superieur is aan de andere modellen om de huidige configuraties
van welvaartsstaatactiviteiten te verklaren alsook te verklaren hoe overheidsuitgaven als
aandeel van het bbp continu zijn toegenomen in contemporaine tijd.
Het huidige politiek klimaat in het Westen gaat uit van de assumptie dat elk goed of dienst
door de private sector geleverd moet worden. De publieke sector intervenieert alleen wanneer
dit proces in zijn geheel niet gebeurd, of in niet voldoende kwaliteit gebeurt. Of te wel, als het
‘nodig’ is. De auteur bekritiseert dit schijnbaar neutrale en technische standaard en stelt dat er
een normatief model over de welvaartsstaat vereist is die een juiste verdeling van arbeid
tussen de private en publieke sector voorschrijft. Om geloofwaardig te zijn, dient het niet
alleen voorschrijvend maar ook gegrond zijn in de huidige taakverdeling van welvaartsstaten.
Hieruit volgen de volgende drie modellen, gegrondvest elk op een eigen motivatie:
i. Het herverdelende model: de markteconomie brengt economische winsten voort, die
echter oneerlijk terecht geraken of op natuurlijke wijze verdeeld worden die niet
strookt met het concept van sociale eerlijkheid (vanuit het idee van basisbehoeften).
De staat zal dan interveniëren t.b.v. herverdeling. Er is hierbij dus sprake van een
taakverdeling: de markt, die economische winsten brengt (en dus betrokken is bij
efficiëntie), en de staat die dit herverdeelt (en dus bezorgd is met gelijkheid).
ii. Het communautaire model: de staat is ook betrokken bij het produceren van
goederen of diensten om grenzen aan de markt te stellen. Dit wordt gedaan uit morele
overwegingen (bijv. het verbod op handel van organen, omdat dit monetisatie van
delen van het lichaam de waardigheid van individuen aantast). Hierachter ligt het idee
dat daarmee de perverse motivaties uit de private sector te niet worden gedaan. De
omvang van de welvaartsstaat wordt daarmee bepaald door de mate van morele
afschuw t.a.v. als bepaalde goederen door individuen uit de private sector wordt
geleverd die louter handelen naar eigenbelang.
2
, iii. De publiekseconomie model: de rol van de staat is om collectieve actie problemen te
resolveren in gevallen dat de staat dit efficiënter kan doen dan andere institutionele
vormen van organiseren. De klassiek liberale staat creëert namelijk een
markteconomie door het scheppen van eigendomsrechten en een contract tussen staat
en individuen. De welvaartsstaat komt vervolgens voort uit de gebieden waar de
markteconomie faalt om optimale uitkomsten te produceren vanwege te hoge
transactiekosten. Dit kan gebeuren via regulering, staatsbedrijven of publieke diensten.
Hiermee is de staat verwant aan de markt in de zin dat beide wederzijds voordelige
vormen van samenwerking tot stand brengen.
De auteur bekritiseert vervolgens het communautaire model omdat het o.a. niet in staat is te
beschrijven hoe de welvaartsstaat werkt. Een bepaald goed of dienst kan vanuit een moreel
oogpunt kan dan niet worden verhandeld op de private markt, maar hieruit kan niet worden
opgemaakt hoe het anders moet worden geleverd of worden geconsumeerd.
De auteur bekritiseert eveneens het herverdelende model omdat de mate van herverdeling die
het doorvoert wordt overschat; i.p.v. daarvan fungeert de welvaartstaat als een
verzekeringsmaatschappij. T.a.v. het verzekeren van risico’s op de arbeidsmarkt of
gezondheidsrisico’s is het principe van efficiëntie doorslaggevender dan het principe van
gelijkheid (omdat het poolen van risico’s via de institutie van de staat economisch efficiënter
is dan dit overlaten aan de private sector).
‘Wagner’s Law’: een stelling die beweert dat overheidsuitgaven naar verwachting zullen
toenemen als percentage van het bbp naarmate een samenleving welvarender wordt. Deze
stelling is robuust voor de partijpolitieke kleur van regeringen.
De publiekseconomie model biedt een verklaring voor bovenstaande stelling, zijnde dat
naarmate individuen welvarender worden, zij meer bereid zijn een groter aandeel van
hun inkomen te spenderen op publieke goederen. Gegeven dat de staat hier ontvankelijk
voor is, zullen overheidsuitgaven als aandeel van het bbp daarmee toenemen naarmate het
bbp, en dus de welvaart van individuen, groeit. De auteur toont aan dat dit proces al heeft
plaatsgevonden, en daarmee de huidige groei aan welvaartsstaten kan verklaren. De andere
modellen verwachten daarentegen dat overheidsuitgaven constant zijn (of zelfs afnemen).
3