Beknopte samenvatting Internalising Disorders (PSY4751)
Inhoud
Taak 1: normale en abnormale ontwikkeling van kinderen................................................................1
Taak 2: ik durf niet meer naar school.................................................................................................7
Taak 3: ik zie het niet meer zitten…..................................................................................................11
Taak 4: Waarom gaat de pijn niet weg?...........................................................................................16
Taak 5: het moet eruit…...................................................................................................................22
Taak 6: als je als kind niet op grote mensen kunt vertrouwen.........................................................27
Taak 1: normale en abnormale ontwikkeling van kinderen.
Ontwikkelingstaken van kinderen per levensfase
Een ontwikkeltaak is een normale uitdaging van een kind op een bepaalde leeftijd.
Babytijd (0 jaar)
Het gebruik van zintuigen en spieren.
De aanpassing aan dag- en nachtritmes.
Aanpassing aan voedingsstijlen en gewoontes.
Hechting aan verzorgers.
Babytijd + vroege peutertijd (1-3 jaar)
Frustratietolerantie verhogen: leren omgaan met behoeftes en frustraties.
Eigen gedragsstijl ontwikkelen (e.g. koppig zijn, driftbuien)
Van aanhankelijkheid naar zelfstandig gedrag (alles zelf willen doen).
Imiteren van gedrag en leren van gedrag van anderen.
Leren omgaan met eigen temperament en driften.
Manipuleren van materiaal (e.g. blokken gebruiken om een toren te bouwen).
Peuter + kleutertijd (2-6 jaar)
Van aanhankelijkheid naar zelfstandig gedrag
Frustratietolerantie verhogen: leren omgaan met behoeftes en frustraties.
Via experimenten omgaan met eigen temperament: eigen gedragsstijl ontwikkelen.
Plaats leren delen met anderen, minder egocentrisch gedrag: socialer gedrag.
Leren verbaliseren van wensen en behoeften.
Uitstel van behoeftebevrediging
Leren van en met anderen; door imitatie en observatie.
Leren door associatie met positieve of negatieve consequenties.
Leren denken over, beredeneren en reguleren van gevoelens, gedachten, angst.
Basisschoolkind (6-11 jaar)
Aanpassen aan leeftijdsgenootjes, vorming van sociaal inlevingsvermogen.
Omgaan met grotere sociale omgeving, nieuwe ervaringen en situaties.
Schoolse vaardigheden ontwikkelen (concentratie, discipline).
Vorming van eigen normen en waarden; nieuwe inzichten en begripsniveaus.
Leren denken over, beredeneren en reguleren van gevoelens, gedachten, angst.
Leren door imiteren en het kijken naar de reactie van anderen.
Eind basisschool tijd + begin van de middelbare schooltijd (12-15 jaar)
1
, Omgaan met veranderingen in het lichaam; ontluiken van seksuele interesses en
wisselingen in de hormoonhuishouding. en tijdelijk tekort aan executieve functies.
Opbouwen van eigen identiteit: normen en waarden.
Vaardiger omgaan met anderen: aangaan en instandhouden van vriendschappen.
Omgaan met onverwachte/ versterkte emoties (e.g. stress, verdriet, boosheid)
Troost zoeken bij volwassenen versus leeftijdsgenoten.
Beredeneren van gevoelens, gedachten en deze uiten op “gekozen” momenten.
Omgaan met nieuwe ervaringen, situaties en probleemoplossend vermogen.
Onafhankelijker worden en zich afzetten tegen hun ouders.
Middelbare schooltijd en adolescentie (15-20 jaar)
Omgaan met de ontwikkeling van tijdelijk tekort aan executieve functies en voldoen
aan (school)eisen op gebieden zoals aandacht, concentratie en planning.
Verder onafhankelijk worden van volwassenen: zich losmaken van ouders en nest.
Ontwikkelen van een sterker gevoel van eigenwaarde: kiezen van eigen strategieën.
Verdere identiteitsontwikkeling: afwegen van normen en waarden.
Leren omgaan met grotere, meer diverse sociale contexten.
Verdere verwerving van sociale en beroepsvaardigheden.
Oplossen van loyaliteitsconflicten.
Ontwikkelingstaken bij identiteitsontwikkeling
Kiezen voor eigen strategieën en ideeën
Ontwikkelen van een steviger gevoel van eigenwaarde
Verwerving van sociale en beroepsvaardigheden
Zich losmaken van het ouderlijk nest
Verstevigen van het zelfbeeld
Verder onafhankelijk worden van feedback van anderen.
Reguleren van spanning (stress en ontspanning)
Omgaan met acute en chronische psychosociale factoren.
Ontwikkelingstaken, die kunnen leiden tot internaliserende/ externaliserende gedragingen:
Omgaan met acute/ chronische psychosociale stressfactoren.
Omgaan met nieuwe eisen, vaardigheden en situaties.
Omgaan met versterkte gevoelens en emoties (angst/agressie) en de gedachten
hierover.
Ontwikkeling: nature of nurture
Nature (aangeboren eigenschappen). Nurture (omgeving) (en rijping).
Beiden hebben bewezen invloed op de ontwikkeling.
Trekmodel: nature
Dit model stelt dat ontwikkeling bepaald wordt door individuele karakteristieken; een
aangeboren kenmerk (of verworven eigenschap), die eenmaal verworven relatief on-
beïnvloedbaar blijft. in de meest extreme vorm speelt omgeving geen enkele rol.
Littekenmodel: nature & nurture.
Bij blootstelling aan een bepaalde aversieve ervaring is iemand blijvend getekend en heeft
diegene een verhoogde kans op problemen in de toekomst.
Omgevingsmodel: nurture.
Dit model stelt dat externe omgevingsfactoren de ontwikkeling van het kind beïnvloeden. Als
de omgeving verandert het individu ook (gedurende heel het leven). → vormt een belangrijke
klinische invalshoek, omdat omgevingen veranderbaar zijn (past bij het behaviorisme).
Transactioneel model; nature & nurture.
2
,Een interactie model, waarbij uit wordt gegaan van wederzijdse beïnvloeding tussen de
eigenschappen/kenmerken/gedragingen van een kind op zijn omgeving en andersom.
Diathese-stress model: nature & nurture.
Een interactiemodel stelt dat als een combinatie van aanleg/kwetsbaarheid en stress een
drempelwaarde overschrijdt, een individu een stoornis zal ontwikkelen.
Goodness of fit model: nature & nurture.
Dit model kijkt naar hoe goed kenmerken van omgeving (e.g. temperament ouders) en kind
(e.g. temperament kind) op elkaar aansluiten. Poorness of fit kan leiden tot probleemgedrag.
Lock: nurture
Kinderen worden geboren als tabula rasa (onbeschreven blad); zonder kennis of
vaardigheden, onze omgeving moet ons leren hoe te handelen en gedragen.
Rousseau: nature
De mens is van nature goed (nature), de omgeving kan dit slechts schaden.
Scarr: voornamelijk nature
Aanleg bepaalt de manier waarop en kind waarneemt en waarneming bepaalt het gedrag.
Piaget: nature & nurture
Het kind bevat van nature de mogelijkheid te ontplooien en er moet respect zijn voor eigen
ontwikkelingstempo.
Gesell: nature & nurture
Omgeving kan invloed uit oefenen, zolang het aansluit bij de aanleg van het kind.
Bio-psycho-sociaal model: nature & nurture.
Aanleg + rijping + omgeving vormen de ontwikkeling, cognities en persoonlijkheid.
Plomin: er zijn drie vormen van samenhang tussen erfelijke aanleg en omgeving:
Passief: kind ondergaat de omgeving.
Evocatief: kind roept reacties op.
Actief; kind neemt vanuit zijn eigen aanleg selectief waar.
Vanaf de babytijd neemt de passieve houding af en wordt het steeds actiever.
Theorieën voor de ontwikkeling van kinderen
Schaeffer: opvoedstijlen op basis van 2 dimensies.
Autonomie-liefde: autoritatief / democratisch (hoge betrokkenheid, hoge controle)
Autonomie-afwijzing: verwaarlozen (lage betrokkenheid, lage controle)
Controle-liefde: toegeeflijk/ bezorgd (hoge betrokkenheid, lage controle)
Controle-afwijzing: autoritair/ veeleistend (lage betrokkenheid, hoge controle)
Hechtingstheorie - Bowlby
Hechten aan verzorgers is een belangrijke ontwikkelingstaak. De mate van hechting is van
grote invloed op hoe een kind leert kijken naar zichzelf, een ander en de wereld. → alle
biologische organismen hebben behoefte aan hechting om te kunnen overleven.
De kwaliteit van de relatie tussen ouder en kind (hechting):
Veilige hechting: beschermende factor bij probleemgedrag; zorgt voor een positief
zelfbeeldbeeld van zichzelf en de wereld.
Onveilige hechting: gebrek aan veiligheid en zekerheid; vergroot het risico op
internaliserend en externaliserend probleem gedrag.
3
, Er zijn 3 basale voorwaarden voor het ontstaan van veilige hechting:
Sensitieve en voorspelbare reacties (op signalen van het kind).
Continuïteit in de aanwezigheid van een verzorger.
Mentaliseren door verzorger: het zien herkennen van behoefte van het kind en daar
rekening mee houden.
Psychodynamisch perspectief Freud, Erikson
Stelt dat gedragen persoonlijkheid ons hele leven word gemotiveerd door innerlijke,
onbewuste krachten (driften) uit onze kindertijd, waar we weinig controle over hebben.
Psychoanalytische theorie: Freud.
Onderscheidt de persoonlijkheid in 3 aspecten:
ID: driften. genotsprincipe (zo veel mogelijk genot)
Ego: rationele en redelijke deel. realiteitsprincipe (integratie en veiligheid)
Superego: moraliteit; onderscheid goed/ kwaad ontwikkelt vanaf het 5e levensjaar
en wordt vaak overgenomen van volwassenen.
Psychoseksueel ontwikkeling: een aantal fasen van biologische ontwikkeling. Fixatie: als
gedrag in en eerdere fase blijft steken (te veel/ onvoldoende bevredigd wordt).
Psychosociale theorie: Erikson.
De vorming van hoe wij aankijken tegen interacties met anderen, gedrag van anderen en
onszelf als leden van de maatschappij; gebeurt in 8 stadia van ontwikkeling, waarin een
conflict opgelost dient te worden. → pas dan kun je door naar het volgende stadium.
→ Mensen worden zowel gevormd als belemmert door hun omgeving.
4