Psychiatrie en het lichaam
Minor GGZ-Agoog - Avans Hogeschool 2021
Inhoudsopgave
1. Angst
2. Psychofarmaca
3. Seksualiteit
4. Suïcide
5. Fenomenologie van het lichaam
6. Eetstoornissen
7. Automutilatie
8. Agressie
9. Responsie
Angststoornissen
- Een angststoornis is een excessieve angst en bezorgdheid (bange voorgevoelens) die
gedurende minstens 6 maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn en betrekking hebben
op een aantal gebeurtenissen of activiteiten.
- Angststoornissen zijn psychiatrische aandoening waarbij pathologische angst het
belangrijkste systeem is
Angst
- Angst is een emotie die je helpt te reageren op gevaar. Het lichaam raakt in opperste
staat van paraatheid waardoor het hart sneller gaat kloppen, de ademhaling versnelt, de
bloeddruk omhoog gaat en de spieren zich aanspannen. Deze plotselinge en hevige
angst duurt vaak niet lang en ervaar iedereen wel eens.
- Angst is een evaluatie, mensen kijken of denken aan een gevaarlijke situatie en maken
daar een voorstelling van.
- De gewaarwording (gevoel in je buik of vernauwing in borst/keel)
- De voorstelling (wat gebeurt er als ik)
- Interpretaties en verwachtingen (waarde hangen aan deze voorstelling)
- Angst is een normale reactie van het lichaam op een angstopwekkende prikkel.
, Samenvatting angststoornissen
3 groten binnen angststoornissen
1. Angststoornissen
2. Obsessieve compulsieve en verwante stoornissen
3. Trauma en stressorgerelateerde stoornissen
Angststoornissen Obsessieve compulsieve en Trauma en stressorgerelateerde
verwante stoornissen stoornissen
1. Paniekstoornis Obsessieve compulsieve stoornis Reactieve hechtingsstoornis
2. Agorafobie Morfodysfore stoornis Ontremd-sociaal contactstoornis
3. Specifieke fobie Verzamelstoornis Posttraumatische stressstoornis
4. Sociale angststoornis Trichotillomanie Posttraumatische-stressstoornis (PTSS)
5. Gegeneraliseerde angststoornis Excoriatiestoornis Acute stress stoornis
6. Separatieangststoornis OCVS door een middel of medicatie Aanpassingsstoornissen
7. Selectief mutisme OCVS door een somatische aandoening Andere gespecificeerde trauma en
stressorgerelateerde stoornis
8. Angststoornis door een middel of Andere gespecificeerde OCVS Ongespecificeerde trauma en
medicatie stressorgerelateerde stoornis
9. Angststoornis door een somatische Ongespecificeerde OCVS
aandoening
10. Andere gespecificeerde angststoornis
11. Ongespecificeerde angststoornis
,Angststoornissen
1. Paniekstoornis
- Bij een paniekstoornis raak je regelmatig in paniek. De angst voor een paniekaanval kan
het leven beheersen. Mensen met een paniekstoornis zijn vaak bang voor situaties waarin
zij een paniekaanval kunnen krijgen.
- Paniekaanval: plotseling opkomende aanval van angst die gepaard gaat met lichamelijke
verschijnselen, waarbij de persoon bang is om dood te gaan. Onverwachts optreden.
2. Agorafobie (pleinvrees)
- Vermijdingsgedrag waarbij situaties waarin een paniekaanval kunnen optreden, worden
vermeden. Vluchten is vaak moeilijk en hulp is niet makkelijk beschikbaar.
3. Specifieke fobie
- Is een extreme en aanhoudende angst voor en vermijding van bepaalde objecten en
situaties. Er wordt een onderverdeling gemaakt op basis van situaties en objecten.
(angsten voor dieren, natuurlijke omgeving, bloed/injectie etc.)
4. Sociale angststoornis (sociale fobie)
- Bij een sociale angststoornis is iemand bevreesd om zichzelf in allerlei sociale situaties
belachelijk te maken, kritiek van anderen te krijgen of niet goed aan de eisen te kunnen
voldoen die de situaties stelt. (Bang om te blozen, transpireren of trillen)
5. Separatieangststoornis
- Iemand die overdreven bang is van thuis of van hechtingspersonen gescheiden te worden.
Voorheen viel deze aandoening onder kinderpsychiatrische stoornis.
6. Selectief mutisme
- Voornamelijk bij kinderen die verlegen en sociaal angstig zijn, consequent niet spreken in
situaties waarin dit wel van hen verwacht wordt. Erg zeldzame aandoening, prevalentie
onbekend.
7. Gegeneraliseerde angststoornis
- Heeft als voornaamste kenmerken het zich overmatig zorgen maken over een aantal
gebeurtenissen en activiteiten zonder dat daarvoor aanleiding bestaat, samen met
chronische angst en zenuwachtigheid. Gevoelens van gespannenheid, rusteloosheid,
opgejaagd, lichamelijke klachten.
Verklaring: complexe aandoening, oorzaak multifactorieel bepaald, naast erfelijke factoren spelen
omgevingsfactoren een rol bij het ontstaan. Ook temperament, psychologische factoren zoals opvoeding,
levensgebeurtenissen en neurobiologische factoren spelen een rol bij het ontwikkelen van een
angststoornis.
Behandeling:
- Medicatie (anti depressiva,
- CGT (ontspanningsoefeningen, exposure, taakconcentratie training, cognitieve therapie, sociaal
vaardigheidstraining)
- Huisarts (eerstelijns)
- Basis GGZ (tweedelijns)
- Specialistische GGZ (derdelijns)
, Obsessieve compulsieve en verwante stoornissen
1. Obsessieve compulsieve stoornis (dwangstoornis)
- Obsessieve compulsieve stoornis wordt gekenmerkt door aanwezigheid van
dwanggedachten (obsessies) en/of dwanghandelingen (compulsies)
- Groepen OCS:
1. Angst voor besmetting (wasdwang)
2. Angst voor gevaarlijke gebeurtenissen (controledwang)
3. Agressieve, seksuele of religieuze dwanggedachten
4. Obsessie met symmetrie, tellen, ordenen of verzamelen
2. Morfodysfore stoornis (BDD)
- BDD wordt ook wel ingebeelde lelijkheid genoemd. Bij BDD is er sprake van een
verstoorde lichaamsbeleving. BDD heeft kenmerken van een sociale fobie en een
dwangstoornis.
- Meestal gefocust op het defect van een huidoneffenheid: pukkels, acne, littekens, rimpels,
bleekheid. Haar: kaalheid, haaruitval, haargroei. Neus: groot, klein, scheef.
Verklaring: erfelijkheid, opvoedingsstijl, stressvolle gebeurtenissen, infecties met streptokokken in
kindertijd. ontregeling van cortico striato thalamocorticale circuit
Behandeling:
- CGT (gericht op irrationele gedachten, exposure)
- Medicatie (SSRI’s, antidepressiva)
- Gespecialiseerde GGZ
- Gedragstherapie door: psychiater, psycholoog of gespecialiseerde VP
Quiz angststoornissen
1. Welke van de volgende stoornissen staat in het hoofdstuk ‘Angststoornissen’ van de DSM 5?
A. Obsessief-compulsieve stoornis
B. Posttraumatische stressstoornis
C. Acute stressstoornis
D. Paniekstoornis met agorafobie
E. Separatieangststoornis
2. Welke van de volgende symptomen wordt beschouwd als een cultuur-specifiek symptoom van
paniekaanvallen?
A. Derealisatie
B. Hoofdpijn
C. Angst om gek te worden
D. Kortademigheid
E. Warmtesensaties