Week 11
- Een sociaal werker richt zich op het versterken van de krachten en vermogens van mensen en
tegelijk op de beïnvloeding van de omgeving om te zorgen dat kwetsbaarheden en
spanningen weggenomen worden.
- Empowerment; een proces versterking van individuen, greep eigen situatie, verwerven van
controle, kritische bewustzijn en stimuleren van participatie.
- Empowerment is een sleutelbegrip, het beperkt zich niet tot het individuele niveau, maar
strekt zich ook uit tot het collectieve niveau en het politiek-maatschappelijk niveau.
- Je bereikt mensen beter als de hulp en ondersteuning laagdrempelig en toegankelijk is,
passend bij de leefsituatie en mogelijkheden van betrokkenen.
Basishouding;
- Open →
toont interesse in levensgeschiedenis van de ander, verplaatst zichzelf in de ander, oordeelt niet en
checkt eigen invullingen
- Actieve belangstelling →
luistert actief (zet eigen gedachten en aannames ‘buitenspel’), stelt vragen, laat de ander vertellen en
onderzoekt zijn perspectief
- Lef →
durft vragen te stellen over zaken die opvallen vanuit oprechte interesse
- Wees gelijkwaardig →
‘professioneel betrokken’: hij erkent de ander in zijn beleving en gevoelens, deelt mogelijk eigen
motivatie/passies én blijft ‘social worker’
- Biedt veiligheid en vertrouwen →
bouwt aan de relatie, geeft vertrouwen en signaleert en bespreekt eventuele weerstand
- Positieve insteek
erkent kwetsbaarheden van de ander én gelooft in zijn krachten en mogelijkheden
- Stem af op de ander
stemt zijn gedrag, houding en communicatie af op de (non-)verbale communicatie van de ander
Missie van een Sociaal werker
- Vergroten van de zelfredzaamheid
- Omgang met onvermogens en kwetsbaarheden
- Sociale uitsluiting voorkomen of bestrijden door hen te verbinden met andere in de
samenleving
- Wederkerigheid; cliënt ook iets voor anderen kunnen betekenen.
Niveau´ s
- Micro → bevorderen van eigen regie, aanspreken van kwaliteiten, stimuleren van sociale
contacten, het zelfvertrouwen en eigen vaardigheden.
- Meso → bevorderen van zelforganisatie ( organiserend vermogen ) en krachtbronnen in de
directe omgeving.
- Macro → verandering teweegbrengen in de samenleving door aansluiting bij een groep;
cliëntenraad, ouderenbond, sportvereniging.
,Methodisch handelen → bevat volgens Van Ewijk, Spierings 3 fasen.
1. Voorbereidende fase → wat moet er gedaan worden en hoe?
2. Uitvoerende fase → de activiteit uitvoeren
3. Afrondende fase → wat heb je gedaan en hoe kan dit volgende keer beter?
Context of probleem verhelderend gesprek
1. Contact tot stand brengen
2. Situatie verkennen
3. Situatie afwegen
4. Wensen en oplossingen verkennen
5. Plannen / acties uitvoeren en bijstellen
6. Evalueren en / of afsluiten
Vrijwillig of onvrijwillig
- Vrijwillig → Wil hulp
- Onvrijwillig → Wettelijk opgelegd, sociaal opgelegd, voorwaardelijk.
- Toezicht sociaal domein ( TSD )
- Interprofessioneel samenwerken ( IPS )
Competenties / houding
- Respectvol; neem visie en mening van cliënt serieus
- Betrouwbaar; kom je afspraken na
- Toegankelijk; zorg dat je beschikbaar en bereikbaar bent. Sta klaar voor je cliënt.
- Ondersteunend; wees niet directief. Geen druk of dwang uitoefenen, geef een steuntje in de
rug.
Waarden;
- Veiligheid en vertrouwen, gelijkwaardigheid, continuïteit, toegankelijk en ( ruimte voor )
eigen regie.
Alliantie; drijvende kracht van verandering
- Persoonlijke alliantie; de emotionele band
- Taakalliantie; de overeenstemming over doel van de ondersteuning en aanpak van de
problematiek.
- Persoonlijke alliantie;
- Zelfregie van de cliënt en huishouden bevorderen
- Aansluiten op probleembeleving
- Positiviteit
- Motivatie
- Taakalliantie
- Haalbare doelen
- Zelfregie, zoveel als mogelijk
- Praktische hulp verlenen
Levensvragen
1. Heb oog voor het levensverhaal van de cliënt en de zorgverlener
2. Verdiep je in de geschiedenis van de cliënt
3. Zoek verbinden met oude rollen van de cliënt
4. Betrek andere professionals, vrijwilligers en de mantelzorgers
5. Blijf positief
, Week 12
- Outside = staying strong
- Home = falling apart
- You maybe think I don’t care
- But the real problem is that I care to much
- Maatschappelijke kennis is noodzakelijk
De samenleving; prestatiemaatschappij
- Maatschappelijke ladder
→ beroepen als artsen, advocaten en directeuren, terwijl meer onderaan de maatschappelijke
ladder beroepen staan als vakkenvullers, schoonmakers en vuilnismannen.
- Maatschappelijke positie
→ plek op de maatschappelijke ladder, bepaald door macht, status en inkomen.
- Sociale klasse
→ mensen de ongeveer even hoog staan op de maatschappelijke ladder, behoren tot dezelfde
sociale klasse
- Sociale mobiliteit
→ stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder ( en dus bij een andere sociale klasse gaan
horen )
- Sociale ongelijkheid ( reproductie )
→ ongelijke verdeling van spullen en ongelijke behandeling van mensen/groepen in een
maatschappij.
- Meritocratie; diegenen die het verdienen zullen heersen of regeren.
Sociaal-economische positie van elk individu is gebaseerd op zijn of haar verdiensten. Hierbij
gaat het dus niet direct om de aanleg die men heeft, maar wat men met die aanleg doet.
- Prestatiedruk; druk ervaren om te moeten presteren. Kan zowel van buitenaf komen maar
ook vanuit jezelf.
- Keuzestress; vorm van stress die veroorzaakt wordt doordat iemand overspoeld wordt met
info die overwogen moet worden om de juiste keuze te kunnen maken.
Actief luisteren
- Gesprek in je opnemen
- Stimuleren tot vertellen van het verhaal
- Aandacht voor de ander
- Om reactie vragen; begrijp ik het goed dat?
- Empathie ( nabijheid )
- Kost tijd en energie
Afstand en nabijheid
- Afstand; noodzakelijk om systematisch en planmatig te kunnen werken.
→ Te veel afstand;
- Het contact bevriest omdat de cliënt zich niet veilig of serieus genomen voelt.
- Het probleem wordt niet helder