Boekverslag Het leven is
verrukkulluk
1. Schrijver: Remco Campert
Titel: Het leven is verrukkulluk
Plaats van uitgave: Amsterdam
Jaar van eerste uitgave: 1961
Jaar van gelezen uitgave: 1990
Motto: Zij zingen, nijgen naar elkaar en kussen, Geenzins om liefde, maar om sublieme
Momenten en het sentiment daartussen. M. Nijhoff: Het tuinfeest
2. Remco Campert werd in 1929 in Den Haag geboren als enig kind van de dichter Jan Campert
en de actrice Joekie Broedelet. Toen hij drie was, scheidden zijn ouders en woonde hij
afwisselend bij zijn vader, moeder en grootouders. Zijn vader was actief bij het verzet en
overleed in 1943 in een concentratiekamp. In 1945 keerde Campert met zijn moeder terug
naar Amsterdam, waar hij het Amsterdamse Lyceum bezocht. Doordat zijn moeder vaak op
toernee was, kon hij volop spijbelen en had alle tijd voor zijn twee grootste hobby’s, film en
jazz. Hij sloot vriendschap met Rudy Kousbroek met wie hij in 1950 het avantgardistische
tijdschrift Braak oprichtte, waaraan ook jonge dichters als Lucebert en Bert Schierbeek
gingen meewerken. Deze naoorlogse dichtersgeneratie, waartoe ook Simon Vinkenoog,
Gerrit Kouwenaar en Jan Elburg behoren, verzet zich tegen de traditionele poëzie met al haar
regels en voorschriften. Van deze Vijftigers is Campert de meest gematigde, die zich
onderscheidt door zijn weemoedig-ironische toon. Tot halverwege de jaren zestig zwierf
Campert veel door Europa en woonde onder andere in Parijs en Antwerpen. Vanaf 1966
wordt Amsterdam zijn vaste woonplaats. Hij wilde uitsluitend van de pen leven en schreef in
de jaren vijftig reclameteksten, maakte vertalingen en werkte mee aan diverse literaire
tijdschriften en dag- en weekbladen. Als dichter debuteerde hij in 1951 met de bundel
Vogels vliegen toch, waarin de romantische tegenstalling van droom, verlangen, ideaal versus
de nuchtere werkelijkheid al aanwezig is. Campert blijft ook in volgende bundels deze
tegenstelling constateren en zoeken naar een acceptabele middenweg. De poëziebundels die
in de jaren vijftig verschijnen, blijven niet onopgemerkt: voor de bundel Berchtesgaden
ontvangt hij in 1953 de Reina Prinsen Geerligspijs, voor ‘Gedicht met een moraal’ in 1955 de
poëzieprijs van de gemeente Amsterdam, voor de bundels Met man en muis en Het huis
waarin ik woonde de man naar zijn vader genoemde Jan Campertprijs en voor zijn
debuutbundels Vogels vliegen toch in 1958 de Anne Frankprijs. Bij het zoeken naar een
middenweg tussen ideaal en werkelijkheid verplaatst Camperts aandacht zich steeds meer
naar de werkelijkheid. In zijn proza toont hij zich een chroniqueur van tijdperken en modes.
Het leven is verrukkulluk, Liefdes schijnbewegingen en De Harm & Miepje Kurk Story spelen
zich af in grote-stadsmilieus, waar kunstenaars vol babbels voornamelijk feestvieren en
avontuurtjes hebben, en daarbij keer op keer katers oplopen – en niet alleen van de drank. In
zijn werk laveert Campert tussen volstrekte illusieloosheid en warm menselijk begrip. Achter
de opgewekte toon, de ironie, de woordgrapjes gaat een uitgesproken melancholie schuil.
Slechts twee zaken zijn immuun voor Camperts twijfel en cynisme: zijn jeugdjaren en zijn
liefde voor jazz. Al in zijn debuutbundel speelt jazz een rol, maar ook in talloze andere
gedichten verwijst hij naar deze muziek, die ter plekke door improvisaties ontstaat. Als
minste experimenteel dichter van e Vijftigers sloeg Camperts werk snel aan bij een breed
publiek. Dat geldt nog sterker voor zijn proza, waarin herkenbaar ‘modern’ leven als in een
film, zonder nadrukkelijk commentaar, te kijk wordt gezet. Campert schreef overigens
meerdere filmscenario’s, waarvan dat voor de film Het gangstermeisje wel het bekendste is.
In 1971 werd zijn proza verzameld in Campert compleet, waarvan de eerste druk in een