Week 1 college 1
Hoofdstuk 1
Beginselen van het strafprocesrecht
• Het strafprocesrecht bestaat uit een geheel van regels die betrekking hebben op de toepassing
van het strafrecht in een concreet geval
• Er worden bevoegdheden toegekend en wordt de uitoefening daarvan geregeld
• Kern is gericht op de totstandkoming van de rechterlijke beslissing
• Hoofddoel is het verzekeren van een juiste toepassing vaan het abstracte materiële strafrecht
• Enerzijds te bewerkstelligen dat de schuldigen worden gestraft
• Anderzijds het voorkomen van de bestra ng van onschuldigen
• In ons strafproces geldt de regel dubio pro reo-beginsel —> de verdachte krijgt het voordeel van
de twijfel. De rechter mag het feit blijkens art. 338 Sv alleen bewezen verklaren als hij zelf de
overtuiging heeft bekomen dat het feit door de verdachte is begaan.
• De mogelijkheid tot herziening vormt zo gezien de wettelijke erkenning dat ons strafproces geen
absolute garantie biedt dat geen onschuldigen worden veroordeeld
Bijkomende doelen
• Eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte
• Eerbiediging van de rechten en vrijheden van andere betrokkenen
• Het slachto er —> secundaire victimisatie: een concrete beweging van het slachto er
• Procedurele rechtvaardigheid
• Demonstratiefunctie
Strafproces en waarheidsvinding
• De opsporingsambtenaar die onderzoek doet naar een mogelijk gepleegd strafbaar feit, poogt
de ware toedracht te achterhalen
• Het gaat in het strafproces zo gezien uiteindelijk om de vraag of de beslissing verantwoord is,
niet om de vraag os de waarheid is gevonden
• Wat waar is in het proces tegen Jan, behoeft niet waar te zijn in het proces tegen Piet
• Feiten die door de verdachte worden ontkend, verdienen in het algemeen een grondiger
onderzoek en een zorgvuldiger beoordeling dan feiten die door de verdachte worden erkend
Strafproces en rechtsbescherming
• In een rechtsstaat worden de verhoudingen tussen de overheid en de burger beheerst door de
rule of law —> overheid staat niet boven die wet, maar is daaraan onderworpen
• Machtsuitoefening door de overheid mag alleen plaatsvinden op basis van een door het recht
toegekende bevoegdheid en binnen door het recht getrokken grenzen
• Vier kanttekeningen
• Dit doel is niet kenmerkend voor het strafprocesrecht
• Het is onverklaard waarom aan de overheid de bevoegdheid wordt toegekend om te stra en
en om dwangmiddelen toe te passen teneinde de waarheid aan het licht te brengen
• Het blijft onderbelicht dat de bedoelde bevoegdheden in de wet niet zonder eden aan de
overheid zijn toegekend
• Deze zienswijze leidt gemakkelijk tot eenzijdigheid
Noodzakelijke afwegingen
• Door de gegeven speci catie wordt zichtbaar dat met een pleidooi voor meer
rechtsbescherming weinig is gezegd
• Uitgangspunten
• Aan de strafrechtspleging zijn kosten verbonden en dat de daarvoor beschikbare ( nanciële)
middelen niet onbeperkt zijn —> afweging tussen con icterende doelen, maar ook tussen
doelen en middelen
• Hoe meer er voor de verdachte op het spel staat, hoe groter de waarborgen moeten zijn
waarmee de berechting is omringd
• Hoe ernstiger het vermoedelijk gepleegde strafbare feit is en hoe groter derhalve het belang
is dat aan opheldering van het misdrijf toekomt, hoe ingrijpender de
onderzoeksbevoegdheden kunnen zijn die aan politie en justitie worden toegekend
• De verschillende doelen moeten wel alle worden gerealiseerd
ff fi ffi fl fiff ff
, Bronnen van het strafprocesrecht
• Wetgeving (art. 107 Gw)
• Het wetboek van Strafvordering
• Bijzondere wetten
• De eerste groep bevat wetten die onderwerpen regelen die het strafprocesrecht gemeen
heeft met andere rechtsgebieden, of in ieder geval onderwerpen die niet uitsluitend,
maar wel ten dele op het terrein van de strafvordering liggen
• De tweede bestaat uit wetten die onderwerpen regelen die aan of net over de rand van
de strafvordering liggen
• De derde groep omvat wetten die voor bepaalde categorieën delicten een afwijkende of
aanvullende strafvorderlijke regeling geven
• De grondwet
• Algemene Maatregelen van Bestuur; ministeriële beschikkingen
• Beleidsregels
• Een regel die afkomstig is van een orgaan dat de bevoegdheid heeft funtionarissen bindende
voorschriften te geven met betrekking tot de uitoefening van hun bevoegdheden
• Internationaal recht
• Verdragsrecht
• EVRM
• IVBPR
• Het Europees verdrag heeft is aan een individueel klachtrecht gekoppeld —> iedere
burger die die meent dat zijn verdragsrechten zijn geschonden, en die zijn gelijk niet bij
de eigen nationale rechter heeft kunnen halen, kan een klacht indienen bij het EHRM
• Jurisprudentierecht
• Beginselen
• Vertrouwensbeginsel
• Gelijkheidsbeginsel
• Het beginsel van zuiverheid van oogmerk (verbod van détournement de pouvoir)
• Beginsel van behoorlijker billijke belangenafweging
• Rechtszekerheidsbeginsel
• Legaliteitbeginsel (1 Sr)
• Onschuldpresumptie (6 EVRM)
• Dubio pro reo-beginsel
• Nemo tenetur-beginsel (6 EVRM, 29 Sv)
• Fair trial-beginsel
• Opportuniteitsbeginsel
• Dominus tis-beginsel (beginselen die betrekking hebben op de bevoegdheid en de positie
van het OM)
Legaliteitsbeginsel
• Art. 1 Sr : niemand mag tot straf vervolgd of veroordeeld worden, dan op de wijze en in
gevallen, bij de wet voorzien
• Het artikel houdt ook in dat de door de wet voorgeschreven procedurevoorschriften in acht
moeten worden genomen en dat de verdedigingsrechten die de wet aan de verdachte toekent,
moeten worden geëerbiedigd.
• Het is zaak de waarborgfunctie van art. 1 Sv niet uit het oog te verliezen. Het artikel bevat in die
optiek de opdracht aan de wetgever om het strafproces op zodanige wijze bij wet in formele zin
te regelen, dat het gevaar voor willekeur bepekt is.
• Art. 1 Sv : houdt in dat de overheid niet buiten de wete om aan strafvordering mag doen
Hoofdstuk 2
Karakter en gang van het Nederlandse strafproces
• De inrichting van het strafproces kan dus wel aan de doelstellingen van het strafproces waren
getoetst, maar het is omgekeerd niet zo dat die doelstellingen de vormgeving ervan volkomen
dicteren
Het inquisitoire en het accusatoire procesmodel
• Inquisitoir
fi
, • Vervolging en berechting zijn in één maand verenigd: de gerechtelijke autoriteiten die de
zaak onderzoeken zijn bij wijze van spreken aanklager en rechter tegelijk
• Verdachte is een voorwerp van het onderzoek en geen eigen procespartij met eigen rechten
en bevoegdheden
• De onderzoekende rechter kijkt de zaak alleen door zijn bril
• Accusatoire
• De inzet van het geding wordt gezien als een con ict tussen twee partijen
• Aan de ene kant staat een private of openbare aanklager, aan de andere kant de
aangeklaagde
• Beide procespartijen van daarbij op basis van gelijkwaardigheid de rechtsstrijd met elkaar
aan
• De rechter treedt alleen op als scheidsrechter, maar mengt zich niet zelf in de strijd
• De rechter heeft een passieve, lijdelijke rol —> hij beslist niet op basis van een eigen
onderzoek naar de ware toedracht, maar op basis van hetgeen de procespartijen aandragen
• De rechter wordt gedwongen de zaak vanuit twee gezichtspunten te bekijken
• Werkt alleen als beide partijen bereid zijn én in staat zijn op voet van gelijkwaardigheid de
strijd met elkaar aan te gaan
De hoofdrollen
• Rechter
• Onafhankelijk en onpartijdig (6 lid 1 EVRM)
• Onafhankelijkheid wordt gewaarborgd door een benoeming voor het leven, en door het feit
dat de rechter voor zijn uitspraken aan niemand verantwoording verschuldigd is.
• Onpartijdigheid van de rechter wordt onder meer gewaarborgd door de mogelijkheden van
verschoning en wraking
• Rechter in Nederland is actief betrokken bij het onderzoek
• Hij is eindverantwoordelijk voor de uitkomst van het geding, hetgeen betekent dat het zijn
taak is te zorgen dat de uitspraak in overeenstemming is met het recht en de feiten
• Hij mag nader onderzoeken naar de werkelijk toedracht gelasten en hij is niet bij zijn oordeel
aan de standpunten van de partijen gebonden
• Doordat de O cier van Justitie is uitgegroeid tot dominus litis, en de verdachte als
volwaardige procespartij is erkend, is de rechter minder dominant geworden —> hoe beter
het OM en de verdediging hun rol ter zitting vervullen, hoe passiever de opstelling van de
rechter kan zijn.
• O cier van justitie
• Vertegenwoordigt het OM —> maakt deel uit van de rechterlijke macht
• Het OM is hiërarchisch georganiseerd een valt onder de politieke verantwoordelijkheid van
de Minister van Justitie en Veiligheid
• O cier is dus niet onafhankelijk —> hij is verantwoording verschuldigd aan zijn superieuren
en uiteindelijk aan de minister
• Minister kan aanwijzingen geven die door de o cier moeten worden opgevolgd (127 RO)
• Is belast met de vervolging van strafbare feiten
• Opportuniteitsbeginsel —> van vervolging mag worden afgezien op gronden van het
algemeen belang (167 lid 2 Sv)
• Aan de vervolgingsbeslissing van de o cier is de rechter gebonden
• O cier is partijdig in de zin dat hij primair is belast met de behartiging van het
vervolgingsbelang, dat is het algemene belang dat strafbare feiten vervolgd en bestraft
worden —> geen tegenpartij van de verdachte
• Er wordt van hem verwacht dat hij het bewijsmateriaal aandraagt waarop de
vervolgingsbeslissing steunt
• Het enkele feit dat de o cier er niet in is geslaagd het wettig en overtuigend bewijs op
tafel te leggen, behoeft voor de rechter geen reden te zijn om vrij te spreken
• Het OM speelt ook een rol bij de tenuitvoerlegging van de stra en en maatregelen —> OM is
belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen die de rechter in de loop van het
onderzoek ter zitting neemt
• Verdachte
• Heeft een vrije rol
• Zijn positie wordt gemarkeerd door de onschuldpresumptie en het Nemo teneur-beginsel
—> Behoeft zijn onschuld niet te bewijzen en behoeft ook niet mee te werken aan zijn eigen
veroordeling
ffi ffi ffi ffi ffi fl ff
, • De juridische middelen van de verdachte om de aanklacht te bestrijden moeten
gelijkwaardig zijn aan de middelen die de o cier van justitie heeft om die aanklacht te
onderbouwen
• De verdachte krijgt de vrijheid om een eigen verdedigingsstrategie te bepalen —> kern
wordt gevormd door het zwijgrecht
• Hij mag zicht niet verzetten tegen de toepassing van dwangmiddelen, waaronder onderzoek
aan zijn lichaam, kleding en de afname van DNA-materiaal
• De raadsman
• De verdachte heeft recht op rechtsbijstand —> art. 37 Rv
• De raadsman is niet in dienst van de overheid, maar als advocaat de beoefenaar van een vrij
beroep —> ten opzichte van de overheid dus onafhankelijk
• Gebonden aan gedragsregels
• Staat de verdachte bij —> de opstelling van de raadsman mag even partijdig en even
eenzijdig zijn als die van de verdachte zelf
• Moet uitsluitend het belang van zijn cliënt dienen, en dus niet zijn eigen belang, of het
belang van de vervolgende overheid
• Het overleg tussen raadsman en verdachte is vertrouwelijk —> overleg valt onder het
beroepsgeheim en het verschoningsrecht van de advocaat
• Slachto er
• De delinquent maakt inbreuk op de rechtsorde, maar daarnaast ook, en misschien wel in de
eerste plaat, op de rechten van heet slachto er
• Tot de beperkte kring van belanghebbende wordt het slachto er gerekend
• De positie van het slachto er in het strafproces is aanzienlijk versterkt —> inmiddels wordt
vrij algemeen erkend dat de belangen van het slachto er mogen meewegen bij de inrichting
van het strafproces —> HR Doorson arrest
Verschillen in afdoening
• Strafbeschikking
• Transactie
• Bestuurlijke boete
• Belangrijkste criterium voor di erentiatie is de ingrijpendheid van de sanctie die de verdachte
boven het hoofd hangt —> daarnaast speelt ook de ingewikkeldheid van de zaak een rol
• Van de drie sporen die worden onderscheiden :
• Het eerste spoor is voor zware zaken, waarin de verdachte de oplegging van een langdurige
gevangenisstraf heeft te vrezen
• Tweede spoor komt overeen met die huidige politierechterprocedure
• Derde spoor krijgt de buitengerechtelijke afdoening
• Aandacht verdient dat de di erentiatie in procedures betrekking heeft op de afdoening van
strafzaken —> verschillen doen zich voor bij het eindonderzoek, niet bij het vooronderzoek
Strafproces in fasen
Procesfasen en de wettelijke systematiek
• Opsporing
• Vervolging
• Berechtiging in eerste aanleg
• Rechtsmiddelen
• Er kunnen nog opsporingsactiviteiten plaatsvinden als de berechting al is begonnen
• De verveling eindigt niet als de berechting begint
Art. 6 EVRM
• Een eerlijk proces
• Is bijna altijd onlosmakelijk van het recht op een redelijke termijn, het recht op een openbaar
behandeling en het recht door behandeling van de zaak door een onafhankelijke en
onpartijdige gerecht
• Voorkomen van willekeurige bestra ngen
• Derde lid van art. 6 EVRM
• De onschuldpresumptie
• Tweede lid van art. 6 EVRM
ff ff ff ff ffi ffiff ff ff