Systeem aarde
3.1 De atmosfeer: een omhulsel van gas
● Wat is het verschil tussen
weer en klimaat?
- Weer is op een bepaald
moment, klimaat is voor een
langere periode
- Weer is voor een klein
gebied, klimaat is voor een
groot gebied
● Wat is de samenstelling
en de opbouw van de
atmosfeer?
- Samenstelling: stikstof,
zuurstof, waterdamp en koolstofdioxide
- Opbouw: troposfeer > stratosfeer > mesosfeer > exosfeer
● Waardoor zijn er variaties in de stralingsbalans?
- Stralingsbalans: evenwicht tussen de hoeveelheid straling die de aarde
bereikt en de hoeveelheid straling die atmosfeer weer verlaat
- Oorzaak variaties stralingsbalans: de hoeveelheid straling die een bepaald
gebied op aarde ontvangt, is afhankelijk van de breedteligging (albedo) en de
gesteldheid van het aardoppervlak
- Variaties:
-> De weerkaatsing van het zonlicht verschilt van gebied tot gebied
-> Verschil tussen land en zee speelt een rol
- Oorzaken:
- Zonlicht kan dieper in water doordringen dan in land
- Water is in beweging, land niet
- Kost meer energie om water een graad in temperatuur te laten stijgen dan
land
- Bij verdamping van water gaat energie uit het water naar de dampkring
,3.2 Warmtetransport door wind en zeestromen
● Waarom zijn er variaties op het
globale windsysteem?
- Door de verplaatsing van lucht in de
atmosfeer (atmosferische
luchtcirculatie):
1. Lucht verplaatst zich altijd van hoog ->
laag
2. Wind krijgt een afwijking van rechts op
NH, links op ZH
● Wat zijn de kenmerken van de
klimaten volgens het köppen
systeem en hoe kun je ze verklaren?
- A: Tropisch klimaat
- B: Droog klimaat
- C: Maritiem klimaat (zeeklimaat)
- D: Continentaal klimaat (landklimaat)
- E: Koud klimaat
A= warmste klimaat, E= koudste klimaat, B= droogste klimaat
A, C, D:
- s= droge tijd in de zomer
- w= droge tijd in de winter
- f= droge tijd ontbreekt
- BW= droog woestijnklimaat
- BS= droog steppeklimaat
E:
- F= sneeuw in poolgebieden
- H sneeuw in hooggebergten
- T= toendra
● Wat is de invloed van zeestromen op het klimaat?
- Warme zeestromen zorgen voor extra warmte in de koudere gebieden, terwijl
de koude zeestromen zorgen voor afkoeling in de warmere gebieden. Deze
temperaturen van het water zorgen dus voor een invloed op het klimaat
, 3.3 Natuurlijke landschapszones
● Wat zijn de kenmerken van de landschapszones op aarde en wat is
hun relatie met het klimaat?
- bouwstenen landschapszones: lithosfeer, atmosfeer, biosfeer en hydrosfeer
- Geofactoren: klimaat, gesteenten en reliëf
- Een verandering van de één heeft gevolgen voor een of meer andere. Alle
wijzigingen zijn niet even ingrijpend, afhankelijk van plaats en schaal waarop
ze plaatsvinden
Tropische zone
● Ligging: rond evenaar
● Vorming: tropisch regenwoud, biodiversiteit hoog
● Kenmerken: veel neerslag & warm, bodem niet vruchtbaar (weinig voedingsstoffen),
savanne, luchtvochtigheid hoog
Aride zone
● Ligging: Midden-Oosten, Noord-Afrika
● Vorming: weinig begroeiing
● Kenmerken: warm & droog, steppe, woestijnen, neerslag bepaalt begrenzing zone
Subtropische zone
● Ligging: Tussen tropen en gematigde zone
● Vorming: natuurlijke vegetatie aangepast aan klimaatomstandigheden
● Kenmerken: geboden met geen neerslag of wisselend, loofbomen, bladverliezende
struiken, maquis, behoorlijk kwetsbaar voor verandering in geofactoren
Gematigde zone
● Ligging: loofboomgordel op ZH
● Vorming: vruchtbare bodem
● Kenmerken: variaties in temperatuur, neerslagrijk, dichtbevolkt
Boreale zone
● Ligging: NH, zweden
● Vorming: uitspoeling van bodem
● Kenmerken: zomertemperatuur tussen 0 en 15 graden, lange koude winters,
naaldbomen, meer neerslag dan verdamping
Polaire zone
● Ligging: Groenland, Noord-Rusland, Noord-Canada
● Vorming: geen vegetatie
● Kenmerken: bodem bevroren, sneeuw, temperatuur lager dan 10 graden