Week 4
Werkgroepsopdrachten
Opgave 1
In De Volkskrant van 11 september 2019 verweert procureur-generaal Rinus Otte
zich als volgt tegen de kritiek:
‘Het recht is niet het domein van het hart. Het gaat om het hoofd, en om de uitleg
van het wetboek. Er is mij vaak verweten dat ik een systeemdenker ben die eerder
hecht aan het systeem dan aan het eigen oordeel.’ Ik denk dat dat waar is.’
a. In het licht van dit citaat, wat is de belangrijkste rechtsbron volgens Otte?
En wat is het belang van deze rechtsbron?
De wet is de belangrijkste rechtsbron. Het belang van deze rechtsbron is dat de wet
altijd op dezelfde manier toegepast wordt, zonder dat daarbij nog nagedacht moet
worden op het moreel wel klopt. In de wet staat alles al uitgelegd.
Hoogleraar bestuurskunde Stavros Zouridis van de Universiteit van Tilburg zegt in
De Volkskrant dat de rechter in deze zaak een nieuwe norm moest geven. Over Otte
zegt hij:
‘Bij Otte leeft het sentiment: dit thema is te lang in de schaduw gebleven. Er moeten
duidelijkere normen komen voor de complexe euthanasie zaken.’
b. Welke rechtsbron beantwoordt aan het (impliciete) verzoek aan de rechter
om normen concreet te maken? Leg uit.
Jurisprudentie. De wet moet zo algemeen mogelijk zijn, waardoor niet altijd duidelijk
is hoe de wet toegepast moet worden. Om dit duidelijk te maken wordt er gebruik
gemaakt van jurisprudentie.
c. Waarom is met name in het strafrecht het primaat van de politiek van belang
als het gaat om het stellen van nieuwe normen?
De consequenties van sancties in het strafrecht kunnen heel groot zijn. Als het een
rechter is (die niet democratisch gekozen is en niet het volk representeert), die deze
sancties bepaalt, komt die democratische legitimiteit in het gevaar.
In het strafrecht speelt rechtvaardigheid (morele vragen) vaak een rol en het is
belangrijk dat de rechter zo objectief mogelijk oordeelt: het is niet de bedoeling dat
de rechter volgens zijn morele overwegingen gaat rechtspreken.
Opgave 2
HR 7 december 1990, NJ 1991, 593 (onwaardige deelgenoot)
“Een man trouwde met een veel oudere rijker weduwe. Hij was al een tijdje als
verpleger in haar dienst. Zes weken na de bruiloft stierf de vrouw onder verdachte
omstandigheden. De man werd veroordeeld wegens moord en in de gevangenis
opgesloten. Omdat de vrouw en hij in gemeenschap van goederen waren getrouwd
eiste hij de helft van het vermogen op. De erfgenamen (de kinderen van de vrouw)
weigerden dat. Er volgde een procedure waarin hij zijn portie eiste. De eis werd
echter afgewezen. De reden van de afwijzing van de aanspraak van de man was dat
deze in strijd was met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Bij de bepaling door
het hof van wat die eisen in casu inhielden speelde een rol dat degene die opzettelijk
de dood van een ander veroorzaakt, die hem begunstigd heeft, daarvan geen profijt
mag trekken.” (Bron: Grondslagen van het Recht. Hoofdlijnen, p. 56)
Leg uit van welke rechtsbron de rechter gebruik maakt.