SAMENVATTING LANGUAGE AND MEDIA
HOOFDSTUK 1
A
Taalgebruik (“discourse”) is niet neutraal, maar gebeurt altijd in een context, waardoor bijna
alle uitingen wel een ideologie overbrengen of vooronderstellen
Taalgebruik gebeurt altijd via een medium (stem is bv ook een medium)
Elk medium veronderstelt zijn eigen media-ideologie (bv. over hoe het hoort in een medium)
en levert zowel mogelijkheden (telefoon: communicatie op afstand) als beperkingen
(telefoon: vooral op geluidsoverdracht gericht) voor communicatie. Dit bestaat ook voor taal:
taalideologie
Medium: hulpmiddel, in dit geval hulpmiddel voor communicatie; mediation: de mate
waarin een medium communicatie tussen mensen helpt
Technologisch determinisme: de opvatting dat media bepalen wat we kunnen doen, denken,
en communiceren
Pragmatics: hoe mensen ‘dingen met woorden doen’ (dreigen, verontschuldigen)
Gespreksanalyse: hoe gesprekken zijn samengesteld (turn-taking)
Interactionele sociolinguïstiek: hoe mensen taal gebruiken om identiteiten en relaties met
elkaar op te bouwen
Kritische discoursanalyse: om te onthullen hoe taal kan worden gebruikt om mensen te
manipuleren
Je begrijpt meer over de relatie tussen taal en media als je bestudeert wat taal in media
bewerkstelligt (d.m.v. discoursanalyse)
B
Ontwikkelingen als de ontdekking van het schrift en van de boekdrukkunst hebben gezorgd
voor de disembodiment van communciatie (‘disembodied media’)
Media verschillen op punten als:
- communicatie wel/niet over afstand
- communicatie wel/niet over tijd
- communicatie wel/niet met een groot publiek
- communicatie wel/niet met onmiddellijke reactie
- communicatie wel/niet met woord EN beeld (stilstaand/bewegend)
De dingen die media ons toestaan om te doen worden affordances genoemd. Schrijven,
bijvoorbeeld, maakt het mogelijk om te communiceren, en de telefoon en de radio maken de
overdracht van de menselijke stem over lange afstanden mogelijk.
De beperkingen die media aan ons handelen opleggen, worden constraints genoemd.
Media biases: de theorie dat verschillende media verschillende soorten relaties tussen
gebruikers bevorderen, verschillende percepties van tijd en ruimte, en verschillende vormen
van bewustzijn.
Media creëren verschillende ‘sites of engagement’ (ontmoetingsplekken); bv. huiskamer met
tv, telefoons, krant etc.
Nieuwe media leiden tot remediation (het hergebruik van een oud medium in een nieuw
medium; fotografie ontstond uit schilderijen)
Nieuwe media leiden tot mediaconvergentie (het samenkomen van verschillende media in
bv. een smartphone)
, Immediacy verwijst naar het verschijnsel dat media zo meeslepend worden dat ze bijna
transparant worden (een film voelt bijna echt).
Hypermediacy verwijst naar het feit dat media altijd aandacht op zich vestigen, vaak door
ons aan oude media te herinneren (de manier waarop we informatie invoeren in
tekstverwerkingssoftware lijkt op de manier waarop we typemachines gebruikten)
D
Kernpunt van Finnegan
Een medium is elk instrument dat verbindingen tussen mensen mogelijk maakt (dus
niet alleen ‘massamedium’); grenzen tussen lichaam gerelateerde (‘embodied’) media
en externe media zijn niet heel helder [denk aan Google Glass].
Kernpunt van Livingstone
Komst van digitale media maakt dat we opnieuw moeten gaan nadenken over kwesties
als mediamacht: wie beheerst de media? hoe worden media ingezet om de macht te
houden of krijgen?
Nieuwe technologieën doen grenzen tussen verschillende media vervagen (media
worden steeds meer hybride)
Kernpunt van Scollon
Mediated discourse analysis: elk mediumgebruik is een vorm van sociale actie; om dat
mediumgebruik te analyseren heb je begrippen als sites of engagement, community of
practice, mediated action nodig.
, HOOFDSTUK 3
A
Vanuit het perspectief van de genre-analyse worden genres opgevat als gemakkelijk
herkenbare vormen van discours (teksten of gesprekken) met bepaalde doeleinden voor een
bepaald publiek, die bepaalde elementen van structuur en inhoud delen. (opsomming van
ingrediënten, instructies, en imperative mood wordt gelijk herkent als een recept.) Een
genre heeft vaak meer dan één doel of functie (een recept kan ook een dieet promoten).
Als de maatschappij verandert, veranderen ook de genres die mensen in die samenleving
gebruiken. Soms ondergaan genres een geleidelijke verandering, soms veranderen ze in
nieuwe of hybride genres (mockumentary, wat documentaires met andere genres zoals een
sitcom combineert, bijvoorbeeld The Office), en soms sterven ze helemaal uit helemaal uit.
Horizons of expectations: reeksen verwachtingen over de kenmerken die normaal bij
bepaalde teksten horen. We verwachten bijvoorbeeld dat een goede detective thriller draait
om een of andere misdaad; dat de dader van de misdaad vaak een mysterie zal zijn; en dat
de hoofdrolspeler (meestal een detective) in een reeks gevaarlijke situaties wordt gebracht.
Genre-integriteit: de mate waarin een genre aan de verwachtingen voldoet.
Montgomery: centraal staat het idee van gedeelde opvattingen tussen producenten en
publiek over de vormen die teksten moeten aannemen en de doelen die zij moeten dienen.
In die zin kunnen we genre zien als een soort sociale overeenkomst over manieren om iets te
doen in een bepaalde sociale of culturele omgeving.
- Documentaire: formele taal, interviews, voice-over
- Reality TV: confession
- Sitcom: archetypes, laugh track
Het begrip stijl als een manier van spreken omvat alle aspecten van taalgebruik, waaronder
woordenschat, grammatica, uitspraak en articulatie, maar ook paralinguïstic aspecten van
communicatie, zoals gebaren en timing. Bijvoorbeeld, wanneer iemand op een 'onbeschofte'
manier spreekt, associëren we deze stijl gewoonlijk met scheldwoorden, mogelijk
werkwoorden in de gebiedende wijs, en een luide stem.
Stijl is niet alleen iets dat van tevoren wordt gepland, maar ook iets dat ter plekke in
interacties wordt uitgevoerd. Op deze manier is stijl een holistisch concept dat zowel de
meer statische notie van stijl is als het dynamischer concept van stijl-in-interactie, ook wel
styling genoemd.
Bepaalde mediaproducten worden geassocieerd met bepaalde soorten stijl die gebaseerd
zijn op hun publiek (audience design); nieuwspresentatoren gebruiken een accent die lijkt op
Received Pronunciation. Ze gebruiken formeel taalgebruik en geen contractions, ellipsen,
tag questions, of vaag taalgebruik.
Media gaffs: media blunders, microfoon staat aan zonder dat men het doorheeft. Hierdoor
verandert de stijl plotseling.
Stijl wordt niet alleen op taalkundig gebied bereikt. Vormgevingselementen die bijdragen aan
stijl zijn bijvoorbeeld het lettertype, fototinten, en de algemene lay-out. (broadsheets
hebben kleinere lettertypes en weinig plaatjes, tabloids hebben veel afbeeldingen en de
koppen zijn groot)