Inhoudsopgave
Week 1.......................................................................................................................................................... 1
H1 Psychodiagnostiek binnen de klinische psychologie.......................................................................................1
H2 De diagnostische cyclus in de praktijk van de klinische en gezondheidspsychologie.....................................3
Week 2.......................................................................................................................................................... 4
H4 Intelligentietests.............................................................................................................................................4
Week 3.......................................................................................................................................................... 7
H5 Neuropsychologische diagnostiek..................................................................................................................7
Week 4........................................................................................................................................................ 10
H6 Persoonlijkheidsvragenlijsten.......................................................................................................................10
Week 5........................................................................................................................................................ 15
H7 Probleemgerichte vragenlijsten....................................................................................................................15
Week 6........................................................................................................................................................ 16
H3 Kwaliteit van diagnostiek..............................................................................................................................16
Week 7 t/m 9............................................................................................................................................... 20
H8 Indirecte methoden, observatie en interviews.............................................................................................20
Week 1
H1 Psychodiagnostiek binnen de klinische psychologie
Werkveld
,Psychodiagnostiek: op wetenschappelijk verantwoordelijke wijze informatie omtrent de
persoon en diens situatie verzamelen met het oog op het nemen van beslissingen. Er is
kennis nodig over theorieën over psychische stoornissen, testtheorie en
onderzoeksmethoden, besliskunde, psychodiagnostisch proces en er is samenwerking nodig
met client en verwijzer.
- BGGZ: enkelvoudige psychische problematiek of complexe maar chronische
stoornissen die gericht zijn op evenwicht (niet herstel).
o Hulp is kortdurend en geprotocolleerd
o DSM-classificatie is nodig voor indicatie behandeling
- SGGZ: ernstige complexe problematiek samen met psychosociale klachten.
o Alle factoren in kaart brengen voor een behandeladvies
- Functies: basispsycholoog is geen beschermde titel en hij werkt onder supervisie. Een
GZ-, klinisch-, neuropsycholoog en psychotherapeut zijn wel beschermde titels met
BIG
o Een gezondheidspsycholoog onderscheidt zich door hulp te bieden aan
mensen met somatische aandoeningen waar (eventueel) geen medische
verklaring voor is (somatoforme stoornis).
o Een psycholoog binnen een klinische setting kijkt naar afwijkend of slecht
aangepast gedrag.
- Verwijzing: een huisarts of medisch specialist wordt gezien als erkend verwijzer en
daarbij ‘poortwachter’ binnen de GGZ.
o Voor een vergoeding is een verwijzing nodig
o Tijdens de intake (eerste stap) wordt gekeken of de client op de juiste plek is
en of behandeling intern (zorgprogramma) of extern (doorverwijzing) moet
plaatsvinden
Benadering van een client kan vanuit
- Holistische benadering: een multidisciplinair team met verschillende hulpverleners
welke vanuit verschillende standpunten kijken
- Biopsychosociaal model: kijkt naar biologische, psychologische en sociale factoren die
het klachtenpatroon verklaren of beïnvloeden
Doelen en domeinen
Psychodiagnostiek heeft als doel om na te gaan of de client binnen de juiste organisatie is (1)
en onderzoek naar de aard en ernst van de klachten, en hoe deze verklaard en behandeld
kunnen worden (2).
- Syndromen (disfunctionele gedragsclusters): het clusteren van symptomen zorgt dat
disfunctionele gedragsclusters zichtbaar worden
- Holistische theorie: het maken van een holistische theorie kan helpend zijn bij het
inzicht geven in hoe gedrag en psychosociale factoren invloed hebben op het
ontstaan en beloop van de problematiek
Er zijn vijf verschillende domeinen
- Intelligentieonderzoek: zicht op het niveau en de structuur van de intelligentie.
Inzicht in sterke en zwakke kanten van het intellectuele en cognitieve functioneren,
manier van omgang met taken, tijdsdruk en flexibiliteit
, o WAIS, WISC, Drenth-serie, DAT, Raven
- Persoonlijkheidsonderzoek: in kaart brengen persoonlijkheidskenmerken. Kan een
beeld schetsen van DSM-persoonlijkheidspathologie of zicht geven op de invloed op
een klachtenpatroon
o MMPI-2, NPV-2, HEXACO, NEO-PI-R
- Projectief onderzoek en indirecte methoden: kwalitatieve methoden wanneer
informatie niet vanuit observatie of zelfrapportage onvoldoende is. Het kan een taak
zijn die ongestructureerd en onduidelijk is waarbij omgang door client geobserveerd
wordt en iets zegt over eigenschappen, voorkeuren en reactiewijzen. Echter zwakke
psychometrische eigenschappen.
o Thematic apperception test (TAT), de zin aanvultaak (ZAT) en de roshantest
- Neuropsychologische onderzoek: het in kaart brengen van hogere cognitieve functies
zoals aandacht, geheugen, taal, motoriek en perceptie. Het bestuderen van de relatie
tussen de hersenen en het gedrag.
o Verbaal leer- en geheugentaak, de stroop-kleur-woordtaak en de behavioral
assessment of dysexutive syndrome
- Probleemgericht onderzoek: nader onderzoeken van klachten en het doen van een
screening.
o BDI, SCL-90, UCL
H2 De diagnostische cyclus in de praktijk van de klinische en
gezondheidspsychologie
Hulpvragen
Er zijn vijf verschillende hulpvragen
- Onderkennende: het in kaart brengen van bepaalde kenmerken of problemen en de
ernst hiervan.
- Verklarende: het verklaren van bepaalde kenmerken, concepten, problemen,
klachten of gedragingen
o Interne locus of control: persoonskenmerken
o Externe locus of control: omgevingskenmerken
o Inducerende conditie: door een gebeurtenis, doen de gebeurtenis ontstaan
o Continuerende condities: die houden de gebeurtenis in stand
o Predisponerende factoren: grotere kans op de uitkomst door bijv. erfelijke
aanleg
o Luxerende (precipiterende) factoren: ontwikkelt een bepaalde uitkomst
o Onderhoudende factoren: zorgen voor instandhouding van de uitkomst
- Indicerende: welke stappen er ondernomen moeten worden om de doelen te
behalen, bijv. welke behandeling voor vermindering van klachten. Wordt ook wel een
predictieve vraagstelling genoemd waar de uitkomst van verschillende opties
voorspeld wordt
- Selecterende: welke mensen zijn het meest geschikt voor de conditie (bijv.
groepsinterventie)
- Toewijzende: een beslissing voor een individu, in hoeverre er een match is tussen de
persoon en conditie.
Hypothese toetsend model (Bruyn et al.)