100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Klinische Psych. II alle diagnostische criteria €3,48   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Klinische Psych. II alle diagnostische criteria

 187 keer bekeken  3 keer verkocht

Samenvatting boek de diagnostische criteria

Voorbeeld 5 van de 117  pagina's

  • Nee
  • 18 t/m 24
  • 4 maart 2016
  • 117
  • 2014/2015
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (4)
avatar-seller
Marije001
Samenvatting klinische psychologie II
Hoofdstuk 18 Middelgebonden stoornissen en verslaving

De DSM-IV-TR spreekt van ‘aan een middel gebonden stoornissen’ i.p.v.
verslavingen. Met die middelen worden psychoactieve middelen bedoeld, dat wil
zeggen: stoffen die veranderingen in het psychisch functioneren teweegbrengen.
 De term ‘verslaving’ komt dus niet voor in de DSM-IV-TR

De piek voor alcoholproblemen ligt in de VS (en in NL) tussen de 18 en 21 jaar en
veel jongeren ‘groeien eroverheen’ wanneer ze gaan werken en een gezin
stichten.

 De aan middelen gebonden stoornissen omvatten stoornissen die
samenhangen met misbruik en/of afhankelijkheid van psychoactieve of
psychotrope stoffen (troop betekent ‘invloed uitoefenen op’).

Misbruik van een middel wordt in DSM-IV-TR onderscheiden van afhankelijkheid
van een middel.
Misbruik: wanneer iemand door het gebruik niet meer kan voldoen aan
bepaalde verplichtingen, gevaarlijk handelt, met justitie in aanraking komt en/of
problemen met andere mensen veroorzaakt. Ondanks de negatieve gevolgen
blijft de persoon gebruiken.
 Mensen die een middel misbruiken, zijn (nog) niet afhankelijk van het
middel, maar gaan door met het gebruik ervan, ook al levert dat allerlei
problemen op.

Diagnostische criteria voor misbruik van een middel
1 Er is sprake van een patroon van onaangepast gebruik dat aanzienlijke beperkingen of
lijden veroorzaakt, zoals blijkt uit ten minste één van de volgende verschijnselen in een
periode van 12 maanden:
a. Herhaald gebruik van een middel met als gevolg dat niet meer voldaan kan
worden aan verplichtingen op het werk, school of thuis.
b. Herhaald gebruik van het middel in situaties waarin dit fysiek gevaarlijk is (bijv.
autorijden onder invloed)
c. Herhaaldelijk, in samenhang met het middel, in aanraking komen met justitie
d. Voortgezet gebruik van het middel ondanks de problemen op sociaal of
interpersoonlijk gebied die eruit voortvloeien

2 Er is nooit sprake geweest van afhankelijkheid van het middel .

Afhankelijkheid van een middel kan zich zowel lichamelijk als niet-lichamelijk
uiten. Mensen die lichamelijk afhankelijk zijn van een middel, vertonen tolerantie
en/of onthoudingsverschijnselen.
Tolerantie: houdt in dat iemand steeds grotere hoeveelheden van het middel
nodig heeft om de gewenste effecten te bereiken.
Onthoudingsverschijnselen: onaangename fysiologische reacties op het
verminderen of staken van gebruik.
 Ook mensen die geen tolerantie en/of onthoudingsverschijnselen vertonen,
kunnen afhankelijk zijn van een middel. Ze proberen dan herhaaldelijk en
onder succes minder van het middel te consumeren of het gebruik te
beheersen, of ze gebruiken langduriger of meer dan ze van plan waren.

Remissie: Wanneer iemand na een periode van afhankelijkheid gedurende ten
minste één maand niet voldoet aan de criteria voor misbruik en afhankelijkheid.

1

,Vroege remissie: De eerste 12 maanden na afhankelijkheid, omdat in deze
periode de kans op terugval het grootst is.
Langdurige remissie: Als iemand langer dan 12 maanden niet meer afhankelijk
is van het middel.
Volledige remissie: De betrokkene heeft in de periode van remissie aan geen
enkel criterium van afhankelijkheid voldaan.
Gedeeltelijke remissie: Zodra er aan ten minste één criterium is voldaan.
 Een specificatie van het beloop vindt niet plaats als iemand wordt
behandeld met ‘agnosten’ of onder toezicht staat.

Diagnostische criteria voor afhankelijkheid van een middel
Een patroon van onaangepast gebruik dat aanzienlijke beperkingen of lijden veroorzaakt,
zoals blijkt uit ten minste 3 van de volgende verschijnselen in een periode van 12
maanden:
1 Tolerantie, zoals gedefinieerd door ten minste één van de volgende verschijnselen:
a. Behoefte aan toenemende hoeveelheden van het middel om intoxicatie of de
gewenste werking te bereiken.
b. Verminderd effect bij voortgezet gebruik van dezelfde hoeveelheid.

2 Onthouding, zoals blijkt uit ten minste één van de volgende 2 punten:
a. Er is sprake van het voor het middel karakteristieke onthoudingssyndroom
b. De persoon gebruikt hetzelfde (of een nauw daaraan verwant) middel om
onthoudingsverschijnselen te verlichten of te vermijden.

3 Het gebruik van grotere hoeveelheden of gedurende langere tijd dan het plan was.

4 De persoon heeft de aanhoudende wens om het gebruik van het middel te verminderen
of te beheersen, of heeft weinig succesvolle pogingen daartoe ondernomen.

5 Een groot deel van de tijd wordt besteed om aan het middel te komen, het te
gebruiken, of om te herstellen van de effecten ervan.

6 Het opgeven of verwaarlozen van belangrijke sociale of beroepsmatige bezigheden of
vrijetijdsbesteding vanwege het gebruik van het middel.

7 Voortgezet gebruik ondanks het besef dat er aanhoudende of terugkerende sociale,
psychische of lichamelijke problemen ontstaan door gebruik van het middel.

Specificeer indien:
Met fysiologische afhankelijkheid: als er aanwijzingen zijn voor tolerantie of onthouding
(criterium 1 en 2)
Zonder fysiologische afhankelijkheid: als aanwijzingen voor tolerantie of onthouding
ontbreken.

Beloop:
- Vroege volledige remissie
- Vroege gedeeltelijke remissie
- Langdurige volledige remissie
- Langdurige gedeeltelijke remissie
- Onder behandeling met agonisten
- Onder toezicht

Intoxicatie: Door het gebruik van (of blootstelling aan) een psychoactieve stof
ontstaat een omkeerbaar middelspecifiek syndroom. Het middel heeft invloed op
het centrale zenuwstelsel waardoor er, tijdens of kort na het gebruik, psychische
veranderingen optreden.


2

,Onthouding: Hiervan is sprake als iemand na een periode van veelvuldig
gebruik van een middel het gebruik staakt of vermindert. Er ontstaat dan een
middelspecifiek onthoudingssyndroom dat zowel aanzienlijk lijden als sociaal en
beroepsmatig disfunctioneren kan veroorzaken.

Halfwaardetijd: Tijd die nodig is om de bloedspiegel van het middel te halveren
Korte halfwaardetijd: hierbij ontstaat het onthoudingssyndroom sneller
Lange halfwaardetijd: hierbij ontstaat het onthoudingssyndroom langzamer
Diagnostische criteria voor intoxicatie en onthouding
Intoxicatie door een middel
1. Het ontstaan van een omkeerbaar middelspecifiek syndroom als gevolg van het recent
gebruik van
(of blootstelling aan) een middel.
2. Veranderingen in het gedrag of het psychisch functioneren die het gevolg zijn van het
effect van
het middel op het centrale zenuwstelsel. De veranderingen zijn duidelijk onaangepast
en ontstaan
tijdens of vlak na het gebruik van het middel.
3. De verschijnselen zijn niet het gevolg van een somatische aandoening en niet eerder
toe te
schrijven aan een andere psychische stoornis.

Onthouding van een middel:
1. Het ontstaan van een middelspecifiek syndroom als gevolg van het stoppen (of
verminderen) van het gebruik
van een middel dat men voordien gedurende lange tijd en in aanzienlijke
hoeveelheden gebruikte.
2. Het middelspecifieke syndroom veroorzaakt duidelijk lijden of beperkingen in het
dagelijks functioneren.
3. De verschijnselen zijn niet het gevolg van een somatische aandoening en niet eerder
toe te schrijven aan een andere psychische stoornis.

De verschillende middelen
DSM-IV-TR onderscheidt 11 (groepen) middelen en een restcategorie ‘overige
middelen’.
- Alcohol - Amfetaminen
- Cafeïne - Cannabis
- Cocaïne - Fencyclidine
- Hallucinogenen - Nicotine
- Opiaten - Sedativa
- Hypnotica en anxiolytica - Vluchtige stoffen

Bij het stellen van een diagnose van een middelgebonden stoornis wordt eerst
het middel genoemd en vervolgens de groep waartoe dit middel behoort.
 Wanneer iemand meerdere middelen gebruikt, wordt er per middel een
diagnose gesteld.
De diagnose ‘afhankelijkheid van verschillende middelen’ is uitsluitend van
toepassing als iemand ten minste 3 middelen gebruikt waarbij er geen
afhankelijkheid van een enkel specifiek middel bestaat, maar wel afhankelijkheid
van de middelen als groep.

Op grond van hun werking kunnen de 11 groepen middelen globaal in 3 soorten
worden verdeeld:
- Verdovende middelen
- Stimulerende middelen
- Bewustzijnsveranderende middelen

3

,Verdovende middelen
Alcohol, opiaten, sedativa en hypnotica zijn verdovende, bewustzijnsverlagende
middelen. Anxiolytica (minor tranquillizers) behoren ook tot de verdovende
middelen, maar zij hebben slechts een kalmerende werking en geen
bewustzijnsverlagend effect.
 Verdovende middelen hebben een sterk pijndempend effect en remmen de
werking van het centrale zenuwstelsel: het hart slaat minder krachtig, de
ademhaling vertraagt, de kerntemperatuur van het lichaam daalt, de
seksuele interesse en potentie verminderen, de peristaltiek van de darmen
neemt af en de pupillen vernauwen zich.

Alcohol is in veel culturen het meest gebruikte verdovende middel. Onthouduing
van alcohol heeft binnen 4 tot 12 uur na inname onaangenamene gevolgen.
 Hooguit 5% van de alcoholisten met onthoudingsverschijnselen ontwikkelt
ernstige symptomen, zoals autonome hyperactiviteit, tremoren
(bevindingen), insulten (epileptische aanvallen) of een delirium (een
toestand van verlaagd bewustzijn die gepaard gaat met hallucinaties.
Als er auditieve, visuele of tactiele hallucinaties of illusies voorkomen – terwijl de
realiteitstoetsing intact is en er geen sprake is van een delirium – luidt de
diagnose ‘onthouding van alcohol, met waarnemingsstoornissen’.
Intacte realiteitstoetsing: Iemand weet dat de hallucinaties door het gebruik
van het middel zijn ontstaan en niet de werklelijkheid weergeven.
 Is de realiteitstoetsing wel gestoord na middelengebruik, dan lijdt de
gebruiker mogelijk aan een ‘psychotische stoornis door een middel’.

Tot de opiaten behoren de natuurlijke opiaten (zoals morfine), de
halfsynthetische opiaten (bijvoorbeeld heroïne) en de zuiver synthetische,
geheel chemische geproduceerde opiaten (zoals codeïne, een middel tegen pijn
en hoest, en methadon).
 Morfine wordt gedestilleerd uit ruwe opium, en door de morfine te koken in
azijnzuur kan er heroïne verkregen worden.

Methadon is een veelgebruikt alternatief voor heroïne omdat het een langere
halfwaardetijd heeft: de snelheid waarmee de hoeveelheid drug in het bloed
wordt gehalveerd, is bij methadon 15 tot 57 uur en bij heroïne 0.5 uur. Door de
langere halfwaardetijd van methadon is de kick die het middel oplevert ook
minder sterk.

Geregeld gebruik van sedativa, hypnotica of anxiolytica kan leiden tot
ernstige fysiologische afhankelijkheid. Tot deze groep middelen behoren onder
andere de barbituraten en benzodiazepinen: een lage dosis heeft een
kalmerende werking, een hogere dosis is slaapverwekkend.
Sedativa, hypnotica en anxiolytica worden onder andere voorgeschreven bij de
behandeling van angst- en slaapstoornissen.
 Intoxicatie door deze middelen kan geheugenproblemen veroorzaken.
 Bij 20 tot 30 % van degenen die zich ervan onthouden, komen insulten
voor.
De diagnose ‘onthouding van sedativa, hypnotica of anxiolytica met
waarnemingsstoornissen’ wordt gesteld wanneer iemand die het gebruik heeft
gestaakt, hallucinaties of illusies vertoont, terwijl de realiteitstoetsing intact is en
een delirium afwezig.

Intoxicatie Onthouding

4

, Alcohol 1 Veranderingen in gedrag of Ten minste 2 van de volgende
psychisch functioneren, bijv. verschijnselen, die ontstaan binnen
ongepast seksueel of agressief enkele uren tot dagen na het
gedrag, stemmingslabiliteit, staken of verminderen van
oordeelsstoornissen of slecht overmatig alcoholgebruik:
sociaal of beroepsmatig a. Autonome hperactiviteit
functioneren. (bijv. transipreren of
verhoogde harstslag)
2 Ten minste één van de volgende b. Toegenomen handtremor
verschijnselen: (bevingen)
a. Lallende spraak c. Slapeloosheid
b. Coördinatiestoornissen d. Misselijkheid of braken
c. Onzekere gang e. Voorbijgaande visuele,
d. Nystagmus (afwijkende tactiele of auditieve
oogbewegingen) hallucinaties of illusies
e. Stoornissen in aandacht of f. Psychomotorische agitatie
geheugen g. Angst
f. Stupor (bewegingsloosheid h. Grand-mal-insulten (ernstige
en niet reageren op de epileptische aanvallen)
omgeving) of coma Specificeer indien:
Met waarnemingsstoornissen: als
er hallucinaties zijn bij een intacte
Realiteitstoetsting en bij
afwezigheid van een delirium.
Opiaten 1 Veranderingen in gedrag of Ten minste 3 van de volgende
psychisch functioneren, bijv. verschijnselen, die binnen enkele
eurofie gevolgd door apathie, dagen na het staken of
neerslachtigheid, verminderen van het gebruik
psychomotorische agitatie of optreden:
remming, oordeelsstoornissen of a. Neerslachtige stemming
beperkingen in sociaal of b. Misselijkheid of braken
beroepsmatig functioneren. c. Spierpijnen
d. Tranenvloed of loopneus
2 Pupilvernauwing (of verwijding e. Pupilverwijding, kippenvel of
bij een overdosis) en ten minste 1 transpireren
van de volgende verschijnselen: f. Diarree
a. Duizeligheid of coma g. Geeuwen
b. Lallende spraak h. Koorts
c. Aandachts- of i. Slapeloosheid
geheugenstoornissen

Specificeer indien:
Met waarnemingsstoornissen: als
er hallucinaties zijn bij een intacte
realiteitstoetsing en bij
afwezigheid van een delirium.
Sedativa, 1 Veranderingen in gedrag of 1 Ten minste 3 van de volgende
hypnotica of psychisch functioneren, bijv. verschijnselen:
anxiolytica ongepast seksueel en agressief a. Autonome hyperactiviteit
gedrag, stemmingslabiliteit, (bijv. transpireren of
oordeelsstoornissen of verhoogde hartslag)
beperkingen in sociaal of b. Toegenomen handtremor
beroepsmatig functioneren. (bevingen)
c. Slapeloosheid
2 Ten minste 1 van de volgende d. Misselijkheid of braken
verschijnselen: e. Voorbijgaande visuele,
a. Lallende spraak tactiele of auditieve
b. Coördinatiestoornissen hallucinaties of illusies
c. Onzekere gang f. Psychomotorische


5

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Marije001. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,48  3x  verkocht
  • (0)
  Kopen